Zorg en ondersteuning voor jeugd eenvoudiger, eerder en op maat
Een eenvoudiger stelsel van zorg en ondersteuning voor jeugd waarin ouders, kinderen en andere opvoeders in elke gemeente gemakkelijker terechtkunnen met vragen over opgroeien en opvoeden. Zo worden zij eerder en sneller op maat geholpen als het niet op eigen kracht lukt. Een stelsel dat kinderen stimuleert en ondersteunt om mee te doen en een bijdrage te leveren aan de samenleving. Dat is de inzet van het kabinet met de brief ‘Geen kind buiten spel: beleidsbrief stelselwijziging Jeugd’ die vandaag door staatssecretarissen Marlies Veldhuijzen van Zanten (VWS) en Fred Teeven (VenJ) is aangeboden aan de Tweede Kamer.
Uitgangspunten van deze omslag in de zorg en ondersteuning voor jeugd zijn o.a.:
- Elke gemeente een herkenbare laagdrempelige plek voor advies en hulp. Hoe die plek wordt vormgegeven, bepalen gemeenten zelf.
- Huidige recht op zorg wordt in een nieuw wettelijk kader anders vormgegeven.
- Gemeenten voorzien in een gevarieerd zorgaanbod en een mogelijkheid voor keuzevrijheid voor kinderen en ouders.
- Kwaliteitswaarborgen voor kinderen en ouders, zoveel mogelijk in aansluiting op de Wet cliëntenrechten zorg en de Beginselenwet zorginstellingen.
- Wettelijke taak Bureau Jeugdzorg met betrekking tot toegang tot zorg vervalt.
- Advies- en Meldpunt Kindermishandeling wordt ook verantwoordelijkheid van gemeente.
Geen kind buiten spel!
De ambitie van het kabinet is dat alle kinderen gezond en veilig opgroeien, hun talenten ontwikkelen en naar vermogen meedoen. Ouders zijn hiervoor eerst verantwoordelijk, de overheid komt in beeld als dit niet vanzelf gaat. Dan moet het jeugdstelsel snel, goed en op maat functioneren: Geen kind buiten spel!
Om dit te bereiken is in het regeerakkoord afgesproken dat gemeenten bestuurlijk en financieel verantwoordelijk worden voor alle ondersteuning en zorg voor jeugd: provinciale (geïndiceerde) jeugdzorg, de jeugdzorgplus, jeugd geestelijke gezondheidszorg, jeugd licht verstandelijk gehandicaptenzorg en de jeugdbescherming en jeugdreclassering. Gemeenten zijn zo in staat om maatwerk aan kinderen en hun ouders te bieden. Daarmee wordt een oplossing geboden voor de tekortkomingen van het huidige stelsel die zijn geconstateerd door de evaluatie van de Wet op de Jeugdzorg in 2009 en de Parlementaire Werkgroep ‘Toekomstverkenning Jeugdzorg’ in 2010. Deze constateerden onder andere een te grote druk op gespecialiseerde zorg, tekortschietende samenwerking en kostenopdrijving.
Voor hun nieuwe taken hebben gemeenten voldoende bestuurskracht nodig. Daarom is het nodig dat gemeenten regionaal gaan samenwerken bij de uitvoering, bijvoorbeeld op het terrein van inkoop van specialistische zorg.
Zorgplicht voor gemeenten
Het huidige individuele recht op vormen van jeugdzorg leidt er toe dat ouders en professionele opvoeders eerder dan nodig zoeken naar oplossingen voor opvoed- en opgroeiproblemen buiten bestaande leefmilieus. Het huidige recht op zorg draagt hierdoor bij aan overbelasting van de sector, bureaucratie en lange wachttijden. In het nieuwe wettelijke kader zal het recht op zorg daarom anders worden vormgegeven. Uitgangspunt voor het nieuwe stelsel is een wettelijke algemene zorgplicht voor gemeenten om jeugdigen en hun opvoeders opvoed- en opgroeiondersteuning te bieden. Daarnaast denkt het kabinet aan een plicht voor de gemeente om waar nodig een individuele voorziening te treffen, resultaatgericht in de geest van het compensatiebeginsel uit de Wet Maatschappelijke Ondersteuning. De komende maanden wordt dit verder uitgewerkt, samen met de Vereniging Nederlandse Gemeenten. Met betrekking tot kwaliteit zijn gemeenten in eerste instantie zelf verantwoordelijk voor zaken als klachtrecht, medezeggenschap, kwaliteitseisen aan het aanbod en toezicht. Gekeken wordt in hoeverre de waarborgen en kwaliteitseisen in de Wet cliëntenrechten zorg en de Beginselenwet zorginstellingen ook kunnen gelden voor de nieuwe jeugdwet.
Herkenbaar en laagdrempelig
Gemeenten krijgen de wettelijke opdracht om een herkenbare en laagdrempelige plek te organiseren. In het overgrote deel van de gemeenten is die plek nu al aanwezig in de vorm van het Centrum voor Jeugd en Gezin. Hier krijgen ouders antwoorden op hun opvoedvragen. Als er hulp of ondersteuning nodig is, helpt het Centrum voor Jeugd en Gezin met een snelle diagnose, advies, ondersteuning en het voorkomen dat problemen verergeren. Gemeenten behouden de vrijheid om hun Centrum voor Jeugd en Gezin precies te laten aansluiten op de lokale situatie en organisaties. Als kinderen en ouders meer gespecialiseerde hulp nodig hebben, wordt deze ingeschakeld door het CJG. Om deze taak goed te kunnen uitoefenen, is het belangrijk dat CJG-medewerkers beschikken over de juiste antennes en een ‘neus’ voor problemen. Deze competenties kunnen worden ontwikkeld tijdens de opleiding, maar ervaring met kinderen en gezinnen is hiervoor minstens zo belangrijk.
Gedwongen jeugdzorg
Bij het ingrijpen door de overheid in de persoonlijke levenssfeer van kwetsbare kinderen en hun ouders (jeugdbescherming en jeugdreclassering) zullen gemeenten aan extra voorwaarden moeten voldoen. Bijvoorbeeld met betrekking tot samenwerking tussen gemeenten, leveringsplicht, toezicht, financiering en kwaliteit. Gemeenten moeten uiterlijk in 2016 klaar zijn om deze verantwoordelijkheden te dragen. Instellingen die jeugdbescherming en jeugdreclassering aanbieden moeten gecertificeerd zijn. Voor gemeenten en instellingen die eerder voldoen aan alle eisen en voorwaarden, is het mogelijk dat zij – in goed overleg met alle betrokken partijen - eerder dan in 2016 de verantwoordelijkheid voor jeugdbescherming en -reclassering aanbieden.
Aansluiten bij dynamiek
Uiterlijk eind 2016 moet de overgang van alle taken en verantwoordelijkheden naar de gemeenten zijn afgerond. In de Bestuurlijke Afspraken 2011-2015 is al afgesproken dat in een plan wordt uitgewerkt hoe de taken en verantwoordelijkheden worden overgedragen aan de gemeenten. Er is brede steun voor de ingeslagen weg en in de praktijk wordt al volop nagedacht over en voorbereid op het nieuwe stelsel. Het kabinet wil aansluiten bij deze dynamiek. Vanuit gemeenten en instellingen komen signalen om de overgang zoveel mogelijk in een keer te doen. Tegelijkertijd willen voorlopergemeenten de ruimte krijgen om zo snel mogelijk te starten. De voor- en nadelen van verschillende opties worden in kaart gebracht. Voor alle varianten geldt dat het nieuwe, vereenvoudigde stelsel in 2016 volledig werkend moet zijn.