Toespraak Avond van Wetenschap & Maatschappij
Maandagavond 7 november sprak staatssecretaris Halbe Zijlstra bij de twaalfde editie van de jaarlijkse Avond van Wetenschap & Maatschappij in de Ridderzaal.
Dames en heren,
• Kort nadat ik vorig jaar staatssecretaris werd, mocht ik de Avond van Wetenschap en Maatschappij toespreken. Dat vond ik heel plezierig, want daardoor kon ik meteen na mijn aantreden een groot aantal sleutelfiguren uit de Nederlandse wetenschap ontmoeten.
• Het thema van vanavond is ‘grenzen’. Nou heb je allerlei soorten grenzen, en er zijn ook grenzen die je nooit mag overschrijden. Dat is momenteel een heel actueel thema in de wetenschappelijke wereld, want het is heel duidelijk geworden dat Diederik Stapel wel de grens van wetenschappelijke integriteit heeft overschreden. Wat hij heeft gedaan, is absoluut niet acceptabel, laat dat helder zijn. En het is goed dat de wetenschappelijke gemeenschap meteen initiatieven heeft genomen om te voorkomen dat zoiets nog een keer kan gebeuren. Decanen, rectoren, de VSNU, de KNAW, het NWO: samen bewijst u dat de wetenschap beschikt over een groot zelfreinigend vermogen. En dat is ook nodig om het vertrouwen in de wetenschap hoog te houden.
• Bij het thema grenzen moest ik overigens direct denken aan mijn werkbezoek van twee maanden geleden in China. Vóór je vertrek heb je dan al een beeld van dat land, dat vooral is gevormd door de media; maar in werkelijkheid blijkt het allemaal nog veel indrukwekkender. Niet alleen de schaal waarop dingen in China gebeuren, maar ook de snelheid. Zo telde Sjanghai zeven jaar geleden nog maar twee metrolijnen, en nu zijn het er dertien. In Nederland hebben we al sinds 8 jaar de handen vol aan één Noord-Zuidlijn, en die kan op zijn vroegst over 6 jaar worden geopend. Dat zal dus tijdens het volgende kabinet – Rutte 2 - gebeuren.
• Chinezen staan er al langer om bekend dat zij goed kunnen reproduceren. Maar ook in China is het besef gegroeid dat innovatie je veel verder brengt, en dat je mensen de ruimte moet geven om creatieve oplossingen te bedenken. En dat gaat ze goed af. Zo ben ik bijvoorbeeld onder de indruk van het niveau dat de Chinezen met e-learning hebben bereikt. China heeft zijn eigen lerarentekort: met name op het platteland zijn onvoldoende gekwalificeerde docenten in het middelbaar onderwijs. Dus hebben ze met de modernste media een systeem ontwikkeld waarmee een docent in Sjanghai les geeft aan honderden klassen tegelijk.
• De duizenden leerlingen kijken en luisteren via een high definition beeldscherm mee, terwijl ze op hun elektronische whiteboard de uitleg van de docent volgen. In elk klaslokaal is een assistent aanwezig, die orde houdt en elementaire vragen kan beantwoorden. Dit systeem is natuurlijk niet één-op-één te kopiëren in Nederland – al was het maar omdat onze leerlingen heel wat mondiger zijn dan hun Chinese leeftijdsgenoten – maar wat het zo interessant maakt, is dat ze in China heel goede innovatieve concepten hebben die multimedia en lesgeven combineren. Daar kunnen we in Nederland echt nog van leren.
• Ik heb in China met eigen ogen kunnen zien dat ons land op wetenschappelijk gebied veel voordeel kan halen uit de samenwerking met China. Wij mogen ons gelukkig prijzen dat de Nederlandse wetenschappelijke gemeenschap dat al lang geleden heeft voorzien, en dat wij nu kunnen voortbouwen op een jarenlange traditie van bilateraal samenwerken.
• Die traditie houden we in ere. Ik had In China ontmoetingen met de verschillende academies van wetenschappen, waarmee ik een overeenkomst heb gesloten voor voortzetting van een gezamenlijk onderzoeksprogramma. Samen met KNAW en NWO investeren we 5 miljoen euro in onderzoek naar actuele thema's met een aantoonbaar maatschappelijk nut. Zo loopt er in het kader van dit zogeheten JSTP-programma onderzoek naar watermanagement, biomassa en vergrijzing.
• Maar we moeten natuurlijk ook ons eigen plan trekken. Economisch gezien vormt de opkomst van nieuwe concurrenten wel degelijk een bedreiging. Zeker nu onze gezamenlijke Europese munt onder vuur ligt. Dat vraagt om drastische maatregelen, maar ook om de ambitie om straks weer sterker uit de economische crisis te komen.
• Als klein land met weinig grondstoffen en een afnemende gasvoorraad, moeten wij het daarbij hebben van onze kennis, en van onze innovatieve kracht. Daar ligt voor ons de enige mogelijkheid om onze ambitie te realiseren.
• Daarmee ben ik aangekomen bij een tweede dimensie van grenzen: de grenzen die de wetenschap als geen ander kan verleggen. De grenzen van ons weten en van ons kunnen. Grensverleggende wetenschap laat zich niet afbakenen, die is universeel. Wat geldt in een Amerikaans laboratorium, geldt ook in een Nederlands lab. Het maakt niet uit waar iets wordt ontdekt, en welke nationaliteit de betrokken wetenschapper heeft.
• Neem nou de Nobelprijs waar heel Nederland vorig jaar trots op was. Het stond op alle voorpagina’s, het journaal opende ermee, en van De Wereld Draait Door tot en met Paul en Witteman was er veel aandacht voor Andre Geim. Er ontstond een echt Oranjegevoel, ‘we’ hebben de Nobelprijs, was het beeld. Maar je kunt toch niet met droge ogen beweren dat Andre Geim een echte polderjongen is, geboetseerd uit Nederlandse klei. Hij is geboren en getogen in Rusland, afgestudeerd in Moskou, gepromoveerd in Chernogolovka, en hij werkte in Nottingham, Kopenhagen en Bath voordat hij in 1994 naar Nijmegen kwam. Daar is hij nog steeds bijzonder hoogleraar, maar zijn brood verdient hij als hoogleraar aan de Universiteit van Manchester.
• Andre Geim laat zich door geen enkele landsgrens tegenhouden. En de Nederlandse trots op de Nobelprijs liet zich evenmin begrenzen door zijn internationale achtergrond. Dat is ook nergens voor nodig. Grenzen vervagen. Grenzen zijn net zoiets als deze Ridderzaal. Een prachtig monument, een tastbare herinnering aan ons verleden, maar vanuit functioneel perspectief ingehaald door de tijd. Het is een cliché, maar daarom niet minder waar: we zijn allemaal wereldburgers.
• Vorige week stond er nog een interview in de Volkskrant met de astronaut Lodewijk van den Berg. Een Nederlander die na zijn chemiestudie in Delft in de VS ging werken en zich tot Amerikaan liet naturaliseren. En met dat paspoort stapte hij in 1985 in de Spaceshuttle, een half jaar voor Wubbo Ockels. Als Amerikaan of als Nederlander: wat doet het ertoe? Het wetenschappelijke succes van de reis wordt er niet anders van. En Van den Berg zei nog iets moois over zijn vlucht, ik citeer: “Een van de gekste dingen als je vanuit de ruimte naar de aarde kijkt, is dat de landen geen lijntjes of kleurtjes hebben. Ineens krijg je dan heel duidelijk: er is geen verschil tussen landen. Dat is heel indrukwekkend. Een gevoel dat zich erg moeilijk laat beschrijven.”
• Wetenschap kent geen grenzen. En wetenschap moet bovendien onafhankelijk kunnen opereren. Daarom leg ik er in mijn beleid ook voortdurend de nadruk op dat er voldoende ruimte moet zijn voor fundamentele wetenschap, ook binnen de topsectorenbenadering.
• Het is ook van groot belang dat wetenschappers hun kennis met elkaar delen, om samen bij te dragen aan de ‘tree of knowledge’. Of, zoals Isaac Newton het al zei: “If I have seen further, it’s by standing on the shoulders of giants”.
• Tegelijkertijd zien we ook dat de traditionele grenzen tussen de fundamentele en de meer toepassingsgerichte wetenschap niet meer zo scherp worden getrokken. We zijn nu veel eerder geneigd om te kijken naar de drijfveren van onderzoekers. Waar de ene wetenschapper wordt geïnspireerd door de zuiver fundamentele wetenschap, laat de ander zich ook leiden door de mogelijkheden om verworven kennis toe te kunnen passen.
• Het in harmonie brengen van fundamenteel en toegepast onderzoek: dat is misschien nog wel de grootste uitdaging waar de moderne wetenschap voor staat. Daarbij is het cruciaal dat wetenschappers en onderzoekers in bedrijven elkaar beter weten te vinden, en dat onderzoekers zich nog meer laten inspireren door de kennisvragen van de samenleving. Zodat de kennisketen beter gesloten wordt, in de lijn van kennis, kunde, kassa.
• Ik denk dat het voor jonge mensen heel aantrekkelijk kan zijn om zich bij hun wetenschappelijke werk te laten inspireren door deze economische en maatschappelijke kennisbehoeften. Want daarmee krijgen zij het het gevoel - sterker nog, de zékerheid dat hun werk ‘ertoe doet’.
• Een aantal mensen die met hun wetenschappelijke werk hebben bijgedragen aan innovaties en oplossingen voor maatschappelijke vragen, zijn genomineerd voor de Mickey Huibregtsenprijs. Het is goed dat zij daarmee in het zonnetje worden gezet. Later in het programma mag ik de prijs aan hen uitreiken, maar zover is het nu nog niet; het blijft dus nog even spannend.
• Ik wens u voor vanavond veel inspiratie bij de tafeldiscussies. De gekozen thema’s liegen er niet om, dus dat zal wel lukken. Ik wens u natuurlijk ook een smakelijke maaltijd. Ik dank u wel.