Opkomende economieën belangrijk voor Nederlandse economie
De handel met Brazilie, Rusland, India en China wordt steeds belangrijker voor de Nederlandse economie. Het aandeel van deze zogenaamde BRIC-landen in onze totale import is gestegen van 4% in 1996 naar 16% in 2010, vooral door de sterke stijging van de import uit China. Dat blijkt uit de Internationaliseringsmonitor 2011 van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS).
Economische ontwikkeling
Staatssecretaris Henk Bleker van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I) ziet in de cijfers een bevestiging van de inzet van het kabinet: 'De relaties met onder andere deze BRIC-landen worden intensiever, bijvoorbeeld met handelsmissies. Onze ambassades richten zich steeds meer op economische diplomatie. Bedrijven die willen handelen en investeren in het buitenland worden daar door ons geholpen. De topsectoren van de Nederlandse economie zoals landbouw, water of high tech kunnen een bijdrage leveren aan de economische ontwikkeling in die landen én het is goed voor onze economie.'
Geen verlies van banen
De vrees dat overnames door buitenlandse bedrijven leiden tot een daling van de werkgelegenheid blijkt onterecht. Het blijkt dat het aantal banen na een overname juist licht stijgt. Het maakt hierbij geen verschil wat de nationaliteit is van de overnemende of de overgenomen partij.
Internationale handel
Eén op de 10 bedrijven in Nederland is actief in internationale handel. Het grootste deel van de handel is geconcentreerd bij een paar bedrijven. De top 1% van de Nederlandse bedrijven die internationaal handelen zijn goed voor bijna 74% van de Nederlandse importen en 71% van de exporten. China staat op de derde plek van onze importlanden. Andersom is Nederland ook belangrijk voor China: ons land staat op de 6e plek van de belangrijkste exportbestemmingen van China. Hoewel de EU onze belangrijkste handelspartner blijft, daalde het aandeel van de EU in onze totale importen van 64% in 1996 tot net over 50% in 2010.
Buitenlandse bedrijven belangrijk voor Nederland
Door internationalisering verplaatsen sommige Nederlandse bedrijven activiteiten naar het buitenland. Bij deze bedrijven daalt de werkgelegenheid. Hiertegenover staat het toenemende aantal buitenlandse bedrijven dat zich in Nederland vestigt en voor werkgelegenheid zorgt. In 2009 genereerden deze bedrijven meer dan een kwart van de toegevoegde waarde, een zesde van de werkgelegenheid en bijna een derde van de totale omzet van de private sector. Meestal creëren buitenlandse bedrijven meer banen dan Nederlandse bedrijven en hebben ze meer hoogbetaalde werknemers in dienst. Uit recent eerder onderzoek van het CBS bleek al dat in de periode 2000 en 2007 bedrijven in buitenlands bezit goed waren voor het merendeel van de Nederlandse banengroei, vooral bedrijven die van Nederlands bezit naar buitenlandse handen over gingen.