Kabinet zet in op minder voedselhulp en meer zekerheid
Het kabinet trekt de komende jaren meer geld uit voor het verbeteren van de voedselzekerheid in ontwikkelingslanden. Het bedrag loopt op van 160 in 2011 tot 435 miljoen euro per jaar in 2015. ‘Eigenlijk zetten we in op minder voedselhulp, en meer zelfredzaamheid’, zegt staatssecretaris Ben Knapen van Buitenlandse Zaken. Voedselzekerheid is een van de vier speerpunten van het nieuwe ontwikkelingsbeleid van het kabinet. In een brief aan de Tweede Kamer zet hij samen met zijn collega Henk Bleker van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie uiteen hoe dit punt de komende jaren wordt uitgevoerd.
In 2050 moeten 9 miljard mensen op de planeet gevoed worden. Op dit moment zijn er meer dan 900 miljoen mensen met honger, ruim 2 miljard mensen heeft verborgen honger doordat ze slechte voeding krijgen, benadrukken de bewindslieden. ‘Wie de beelden van de afgelopen zomermaanden ziet over de nood in de Hoorn van Afrika, krijgt ten onrechte het idee dat er de afgelopen 25 jaar niets is veranderd. Dat is een misverstand’, stelt Knapen. ‘De ramp komt bijvoorbeeld in Ethiopië veel minder hard aan dan toen. Het is dus mogelijk om de voedselzekerheid in de wereld te verbeteren en wij gaan daar meer op inzetten.’
In de brief beschrijven de bewindslieden de kansen om dit te doen: er is vraag naar grondstoffen, ontwikkelingslanden investeren zelf ook in voedselzekerheid en het bedrijfsleven is er bij gebaat en er in geïnteresseerd een bijdrage te leveren. Knapen: ‘Nederland kan juist op dit terrein met de specifieke kennis en expertise verschil uitmaken.’ Bleker: ‘Verbetering van de landbouw, investeren in bedrijven en handel helpen ontwikkelingslanden vooruit.’ De staatssecretaris ziet daarbij een belangrijke rol en kansen voor de Nederlandse topsectoren landbouw en water. ‘Grote en kleine Nederlandse bedrijven, Wageningenuniversiteit en andere kennisinstellingen zijn belangrijke spelers voor ontwikkelingslanden.’ Het kabinet zet het extra geld in via ambassades, internationale organisaties, partnerschappen met het bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties. Het moet leiden tot meer duurzame productie, verbeterde toegang tot kwalitatief goede voeding, een betere toegang tot markten voor boeren in ontwikkelingslanden en een beter ondernemersklimaat.
Zo wordt meer ingezet op het vergroten van de productie door de komende jaren in totaal 200 miljoen euro extra uit te trekken voor leningen, investeringen of kredieten voor kleine ondernemers en boeren via de Wereldbank en de Nederlandse ontwikkelingsbank FMO, maar bijvoorbeeld ook door samen met de Rabobank bankieren en geld ophalen op het platteland mogelijk te maken.
Via publiek private samenwerking draagt het kabinet bij aan het verbeteren van de kwaliteit van voedsel en de kennis van boeren. Dat gebeurt bijvoorbeeld samen met DSM en Unilever. Daarnaast steekt het kabinet geld in de verbetering van het investeringsklimaat in ontwikkelingslanden, ondersteuning van samenwerkende boeren en meer rechtszekerheid voor boeren als het gaat om bijvoorbeeld landrechten.