Toespraak minister Leers bij 10-jarig bestaan Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken
Graag wil ik de leden van de adviescommissie van harte gelukwensen met het eerste decennium. Ik heb daar zelf nu één tiende van mogen meemaken, en ik denk dat we steeds beter op elkaar ingespeeld raken.
Uw adviezen zijn kritisch – het is soms slikken, zal ik eerlijk bekennen – maar ik vind uw visie ook nodig. Het is goed dat er een kritische spiegel wordt voorgehouden; dat houdt ons scherp. En uw voornemen om toekomstgericht, realistisch en constructief te adviseren – zoals dat in de uitnodiging staat – vind ik veelbelovend en ik wil daar nog veel van kunnen profiteren. Voordat ik daar verder op inga, wil ik een gedicht voorlezen dat ten minste door één iemand van u wordt herkend. Het gedicht heet: 'Wat is geluk?' en het is van Rutger Kopland.
Wat is geluk?
Omdat het geluk een herinnering is
bestaat het geluk omdat tevens
het omgekeerde het geval is,
ik bedoel dit: omdat het geluk ons
herinnert aan het geluk achtervolgt het
ons en daarom ontvluchten wij het
en omgekeerd, ik bedoel dit: dat wij
het geluk zoeken omdat het zich
verbergt in onze herinnering en
omgekeerd, ik bedoel dit: het geluk
moet ergens en ooit zijn omdat wij dit
ons herinneren en dit ons herinnert.
Ik weet dat dit gedicht aan de muur hangt van de kamer van de voorzitter van de adviescommissie, mevrouw Van Dooijeweert. En misschien klinkt het gek, maar op de een of andere manier stelt me dit gerust. Waarom? Poëzie wordt vooral gewaardeerd door mensen die zich de rust gunnen om dóór te denken, te herlezen, te onderzoeken wat er nu werkelijk staat. Het vraagt nauwkeurigheid, maar ook ontvankelijkheid voor de diepere laag. Dat zijn precies de twee eigenschappen die ik graag terugvindt in de adviescommissie voor Vreemdelingenzaken.
Aan de ene kant de juridische toets. De nauwkeurigheid met als doel een kwalitatief goede wetgeving en effectief beleid. Aan de andere kant: oog voor de politiek-maatschappelijke werkelijkheid waarin het kabinet opereert. Een blik die verder gaat dan de juridische laag en ook kijkt naar de context en het achterliggend doel van wetsvoorstellen en van daaruit ook meedenkt en alternatieven aandraagt. Ik kom hier nog op terug. Eerst neem ik u nog even mee naar tien jaar geleden. De geboorte van de Adviescommissie, in het jaar van 9/11.
De Volkskrant sprak destijds over – en ik citeer – 'een commissie die het kabinet de weg moest wijzen in een hoofdpijnportefeuille van asielzoekers, illegalen en gezinsmigranten.' De eerste voorzitter – de heer Van Os van den Abeelen, wist waar hij aan begon. In een interview met diezelfde Volkskrant zei hij: 'Het Vreemdelingenbeleid hangt aan elkaar van dilemma’s. Er is geen easy way. Er zijn geen wonderpillen. Moeten we streng zijn en schrijnende situaties accepteren, of coulant en aantrekkelijk zijn voor nieuwe migranten? Dat soort puzzels, dat is wel iets voor mij.' U weet, die dilemma’s zijn er nog steeds. De puzzels zijn nog steeds niet opgelost. Sterker nog, veel vraagstukken die tien jaar geleden speelden, zijn er nu nog steeds. Ter illustratie hoef ik alleen maar de titels te geven van de eerste twee adviezen van de Adviescommissie:
- Het eerste advies heette: 'Advies met betrekking tot 1F van het Vluchtelingenverdrag'. Dat ging over de problematiek van oorlogsmisdadigers. Diezelfde problematiek speelt ook nu nog.
- Het tweede advies heette: 'Vreemdelingen in Bewaring, advies over vreemdelingenbewaring en verwijdering van criminele illegalen.'
Ook nu weer zeer actueel; vandaag had ik er nog een Kamerdebat over, naar aanleiding van de strafbaarstelling van illegaliteit. Ik geef u nog een derde voorbeeld van een niet-opgeloste puzzel. En ik citeer nogmaals de toenmalige voorzitter van de Adviescommissie. Die zei tien jaar geleden: 'Ik vind dat je een realistische kijk moet hebben op de verwerking van de asielverzoeken. Wil je draagvlak krijgen voor je beleid, dan moet er snel gehandeld worden. Een asielzoeker moet binnen twee jaar duidelijkheid hebben over zijn toekomst, inclusief de gang naar de rechter. Want verwijdering van mensen die zes, zeven jaar in Nederland zijn, verdraagt de samenleving niet.' Ik ben het daar zeer mee eens.
De kern van het probleem is niet veranderd, en dat is onthutsend. Ook nu nog zijn er teveel mensen die hier te lang konden verblijven door het stapelen van procedures. Daar zitten schrijnende gevallen tussen. Vooral in de gemeenten waar de mensen wonen en ingeburgerd zijn geraakt, levert dit spanningen op. Dat is logisch. Als je de mensen die hier niet mogen verblijven, persoonlijk kent, gaat een eventuele uitzetting in tegen je menselijke rechtsgevoel. Ik word daar regelmatig op aangesproken.
Vanochtend gaf de burgemeester van Den Bosch – Rombouts - nog uiting van zijn bezorgdheid over een familie. Hij riep op tot een ruimhartiger omgang met de discretionaire bevoegdheid. Laat ik daar het volgende over zeggen. Allereerst gaat het er mij niet om een wedstrijdje in ruimhartigheid te doen met mijn voorgangers. Dat zou tot willekeur kunnen leiden en dat is het laatste wat ik wil. Ik wil de discretionaire bevoegdheid echt gebruiken waarvoor zij bedoeld is. En dat zijn in mijn ogen echt, aanwijsbaar schrijnende gevallen, waar bijvoorbeeld ziekte in het spel is of andere ernstige omstandigheden. Slechts in die zin is het een noodventiel. De mate van barmhartigheid en rechtvaardigheid zit in de zorgvuldigheid waarmee wij die vaak zeer complexe gevallen uitzoeken en nog eens uitzoeken en de afweging die we maken. Ik sta wel open voor suggesties en verbeteringen in de omgang met discretionaire bevoegdheid. Daarom heb ik recent de commissie gevraagd om mee te denken of het lokaal bestuur een rol kan spelen bij het toepassen van de discretionaire bevoegdheid, en op welke manier.
Ik ben blij dat mevrouw Van Dooijeweert dit vanochtend in een interview in de Pers dit een interessante denkrichting noemde en ik ben zeer benieuwd naar uw advies. Dames en heren, ik constateer dat de puzzels van tien jaar geleden ook nu nog de puzzels zijn van het Vreemdelingenbeleid. Maar ik ben niet blind voor de vooruitgang die wel degelijk is geboekt. Gelukkig zijn we bijvoorbeeld zo ver dat we asielzoekers binnen acht dagen duidelijkheid willen geven. Volgens de laatste cijfers lukt dit in iets meer dan de helft van de gevallen. In bijna 90% van de gevallen krijgt de asielzoeker binnen de wettelijke termijn een beslissing. Dat zijn goede resultaten.
Zorgvuldigheid staat altijd voorop en onze medewerkers zijn daar zeer goed in getraind. Maar zorgvuldigheid kan heel goed hand in hand gaan met het snel geven van duidelijkheid. Ook uw commissie heeft gezorgd voor stappen vooruit. U heeft invloed. Ik denk bijvoorbeeld aan uw advies 'Het topje van de ijsberg'. U stelde daarmee aan de kaak dat fraudebestrijding bij de toelating van vreemdelingen te kort schoot. Naar aanleiding van dit advies zijn veel middelen vrijgemaakt voor Identiteitsmanagement en zijn we begonnen met het programma IDMI, Identiteitsmanagement en Immigratie.
Toch is nog veel vooruitgang tegengehouden. Geblokkeerd door de politieke gevoeligheid van het thema en de emoties in het debat. Het is mijn streven om die politieke hakken uit het zand te krijgen en los van alle politieke gevoeligheden een zakelijk en nuchter debat te voeren over immigratie. En ik nodig ook u van harte uit om daaraan bij te dragen. Ik vind dat we in onze migratiepolitiek nog te veel uitgaan van vreemdeling en niet-vreemdeling en te weinig uitgaan van: Waar hebben we als land behoefte aan? Welke kwaliteit en capaciteit hebben we nodig? Daar zouden we nog veel meer op kunnen sturen. Daar hoort bij dat je duidelijk bent ten opzichte van migranten van wie je op voorhand weet dat ze nauwelijks in staat zullen zijn om mee te doen. Dat zijn we verplicht ten opzichte van de inwoners van wijken die zich ontheemd voelen door de veranderingen daar.
Veel mensen hebben het idee dat ze in de steek zijn gelaten doordat er te veel werd geluisterd naar de grootschalige belofte van de globalisering en te weinig naar de kleinschalige problemen om de hoek. Het is de les van de afgelopen tien jaar, zoals Bas Heijne schreef in NRC naar aanleiding van tien jaar 9/11. Hij constateerde – en ik citeer: ' Dat het lokale hardnekkig zou blijken, dat mensen hun kleine vertrouwde wereld niet klakkeloos inruilen voor de belofte van een grotere, betere wereld, dat is de les van de afgelopen tien jaar.' Dit kabinet neemt die les serieus.
En maakt ons dat tot een land dat tegenhoudt en dat geen oog heeft voor de waarden van de internationalisering? Nee, we houden niet tegen. Wat we wel doen is kritisch zijn op de mensen die we toelaten. We zijn scherp in onze eis dat je hier als immigrant komt om mee te doen. Daarom stellen we hogere taal- inkomens- en leeftijdseisen voor gezinsmigranten.
Laten we gewoon bij de feiten blijven.
- Nederland vangt asielzoekers op die huis en haard moeten verlaten omdat ze bedreigd worden. Ieder jaar weer zo’n 7 tot 8000 mensen.
- 44% van de AIO’s – wetenschappelijk personeel op de universiteiten – is van buitenlandse afkomst.
- Er studeren alleen al 21 duizend studenten uit Duitsland.
- Het aantal kenniswerkers is weer met 7% gestegen.
- Nederlandse werkgevers staan op de derde plaats van een wereldwijde ranglijst van meest aantrekkelijke landen.
Ik hoor vaak van mensen uit het bedrijfsleven dat Nederland zeer aantrekkelijk is voor mensen uit het buitenland, maar dat we dat geluid veel te weinig laten horen. 'Perception is reality', zei laatst een topman van de Rabobank tegen me. Pas op, waarschuwde hij, anders denken mensen echt dat het hier slecht is. Het debat gaat te vaak over de problemen in plaats van over de mogelijkheden van immigratie. Dat is jammer en onterecht. Want dat is niet de grondtoon en de inzet van dit kabinet dat immigratie ook ziet als middel om Nederland sterker te maken.
Dames en heren, hoe zie ik - tot slot - bij deze inzet de rol van de adviescommissie?
1. Scherp meedenken. Het kernwoord is wat mij betreft aansluiting.
Ik merk dat onze relatie soms schuurt. Daarover kan ik eerlijk zijn. Een kabinet dat de grenzen opzoekt in de mogelijkheden een stevig beleid te voeren en dat veel wetgeving wil aanpakken op het gebied van immigratie, kan tegenkracht verwachten. Maar ik hoop en verwacht van de Adviescommissie meer dan kritiek en tegengas. Het past niet bij deze commissie om alleen de stekels op te zetten en te constateren wat niet kan, maar het past des te meer om mee te denken hoe het eventueel wel zou kunnen. Wij hebben uw onafhankelijkheid en deskundigheid nodig en ik heb daarin ook alle vertrouwen.
2. We zijn partners in nuchterheid. Ik voel bij u een verwantschap in mijn streven een zakelijk nuchtere toon te krijgen in het asiel- en immigratiedebat.
Een streven om dwars door alle complexe juridische vraagstukken heen, te kijken waar het werkelijk om gaat. Immigranten een eerlijke kans geven. Asielzoekers snel duidelijkheid bieden en perspectief op een beter bestaan. Nederland sterker maken en niet zwakker. En tegelijkertijd gehoor geven aan de mensen in de wijken, die hun vertrouwde omgeving zien veranderen in een wereld waarvan ze vervreemd raken. In dit streven doe ik een stevig beroep op u.
En ik kijk zeer uit naar de verdere samenwerking.
Dank u wel.