Toespraak minister Donner tijdens 65 jaar Oorlogsgravenstichting
Augustus, september, de zomertijd; tijd voor vakantie, tijd voor ontspanning, tijd om te vergeten. Maar ook een om te herinneren; de tijd waarin oorlogen en wereldoorlogen begonnen. Bijna een eeuw geleden vond in deze tijd de slag bij de Marne plaats, waar wat bedoeld was als ‘snelle’ oorlog veranderde in vier jaren bloedige loopgravenoorlog.
Vijf en twintig jaren later was in deze tijd de tweede wereldoorlog net een week oud. Wereldoorlogen die de wereld onnoemelijk leed brachten, maar Europa ook de cultuur van oorlogsgraven brachten. Die oorlogsgraven markeren een wezenlijke stap in onze samenleving. Voordien kregen generaals een monument en soldaten een massagraf als ze al niet eenvoudig op het slagveld werden achtergelaten.
Sinds de grote oorlog, de eerste wereldoorlog, wordt iedere gesneuvelde militair herdacht; op naam of als onbekende soldaat. Het is erkenning van de waarde van iedere persoon, eerbetoon voor ieder leven dat werd gegeven en een plek om te rouwen over ieder verlies. In die zin is er een rechte lijn tussen de opkomst van oorlogsgraven en de universele verklaring van de rechten van de mens. In Nederland helemaal, want elders in Europa zijn oorlogsbegraafplaatsen militaire begraafplaatsen, maar in Nederland liggen burgers en militairen tezamen als oorlogsslachtoffers. Dat zegt wat over onze cultuur – of onze geschiedenis (dat wij ook vooral de gevolgen van bezetting en niet van gevechten herdenken).
Oorlogsgraven zijn een focus rond welke Europa twee wereldoorlo-gen gedenkt. Maar herdenken slijt. Wie kent nu nog 18 juni: de ´slag bij Waterloo´. Tot 1940 was dat wat 5 mei nu is. In 1865 kregen de nog levende soldaten een ereteken -50 jaren na dato (dat klinkt be-kend)- en konden ze een gratis scheerbeurt krijgen bij kapper Dirckx in Rotterdam. Maar al in 1913 besloot de gemeente Hulst geen subsidie meer te geven aan het herdenkingscomité. Bezetting en bevrijding hebben vervolgens de herinnering aan die eerdere bezetting geheel verdrongen.
Oorlogsgraven veranderen het herdenken. Van de slag bij Waterloo resten de berg, de leeuw en de memoires van betrokkenen; herinneringen aan overwinning, glorie en overleven. Van de slagvelden van twee wereldoorlog resten de velden van eer: de oorlogsbegraafplaatsen, de lange rijen kruizen en sterren, als getuigen van leed, van de werkelijke verliezers - tot welke partij die ook behoorden - en van de kosten van oorlog. Beter dan wat ook maken die de verschrikking van oorlog duidelijk. Net als de lange rijen namen op gedenktekens in zelfs het kleinste gehucht in Frankrijk, Italië en elders.
In Nederland is de Oorlogsgravenstichting belast met de aanleg, inrichting, instandhouding en verzorging van het Nederlandse oorlogsgraf, waar ter wereld dit zich ook moge bevinden. Opdat zij die vielen met ere moge rusten. De stichting heeft zich thans 65 jaren van die taak gekweten. Daarvoor past dank en waardering voor de inzet en de wijze waarop dit is geschiedt. Het werk is nog steeds actueel. Een land dat zijn vrijheid wil handhaven en wil bijdragen aan internationale vrede en veiligheid, zal helaas steeds mensen betreuren die daarbij omkomen. Hun aantal is tegenwoordig gelukkig beperkt, maar het verlies is er niet minder om en de behoefte hen te eren ook niet. Dat laat onverlet dat 65 jaren reden is om zich te bezinnen op de toekomst; de toekomst van het herdenken.
Waarschijnlijk zal de herinnering aan oorlogen die door graven en namen van slachtoffers herdacht worden, langer bewaard blijven dan de herinnering aan de overwinningen van voorheen. Want de vreugde van de overwinning is eerder vergeten dan het leed, de kosten en de pijn. Iedere avond nog worden de 55.000 doden herdacht onder de Menenpoort in Ieper. Maar herdenken gaat voorbij als het niet meer is dan herinneren en terugdenken. Herinneringen vervagen wanneer ook de laatste overlevenden en hun nabestaanden voorbij zijn gegaan. Om te blijven, moet herdenken gedenken worden, want gedenken blijft ook als de herinnering vervaagt. Gedenken is niet gericht op het verleden, maar op heden en toekomst. Het is het be-stendig voor ogen houden en in gedachte overwegen. Gedenken doen we om te leven; om te overleven.
Oorlogsgraven spelen daarbij een grote rol. Zij houden ons bestendig voor ogen wat de kosten zijn van oorlog. ´Het beste pleidooi voor vrede is een oorlogsgraf´ zegt u in het programma. Inderdaad, het beste pleidooi; maar daarmee niet ook de prijs van vrede en vrijheid. Want er is een subtiel verschil in betekenis tussen het begrip kosten en het begrip prijs, ook al gebruiken we ze vaak door elkaar. Van kosten spreken we als we terugkijken; wat iets gekost heeft. Van prijs spreken we als we vooruitkijken; wat iets kosten moet. Daarom zijn oorlogsgraven niet de prijs van vrijheid en vrede, maar de kosten van het verwaarlozen daarvan.
Vrede is niet de afwezigheid van oorlog en geweld; dat is een wapenstilstand. Vrede is veel meer; het is de situatie waarin mensen veilig zonder vrees kunnen samenleven. Dat vergt meer dan een wapenstilstand; het vergt gerechtigheid, goed bestuur, zekerheid en tolerantie. Daarom; een oorlog is zo begonnen, maar vrede herstellen en bewaren is oneindig veel moeilijker. Het vergt een voortdurende inzet, eendracht en investeren in elkaar. Maar als we daartoe bereid zijn, hoeft een voortdurend toenemend aantal oorlogsbegraaf-plaatsen niet de prijs te zijn.
Evenzo is vrijheid meer dan de afwezigheid van dwang en overheersing; dat is ongebondenheid. Vrijheid is het vermogen om met anderen samen te leven, te beantwoorden aan verantwoordelijkheden voor elkaar en om een gemeenschappelijke toekomst in te vullen. Vrijheid is niet de afwezigheid van regels, verplichtingen en beperkingen; vrijheid stelt zich veeleer wetten, grenzen en beperkingen in het belang van het vermogen tot samenwerken en samenleven. Dat is de ware prijs van vrijheid.
Wie dan ook oorlogsgraven ziet als de prijs van vrijheid, miskent dat lang voordat de oorlogsgraven verschijnen vrede en vrijheid al verloren zijn gegaan. Oorlogsgraven zijn veeleer de kosten van het verwaarlozen van vrede, vrijheid en recht, en de prijs van het herstel daarvan. Een oorlogsgraf is zeker het beste pleidooi voor vrede. Maar vrede en vrijheid ontstaan door wat wij doen met dat pleidooi. De kosten van oorlog kunnen de prijs van vrede en vrijheid worden door de wijze waarop we met de uitkomst daarvan omgaan. Als het besef van de kosten ons aanzet om de voorwaarden voor vrede en vrijheid daadwerkelijk te scheppen – én te handhaven.
Er is nog iets. De wereld, Europa in het bijzonder, is bezaaid met oorlogsgraven van elkaar bestrijdende partijen. De oorlogsgraven van de eerste wereldoorlog -“the war to end all wars”- kunnen mede daarom moeilijk als prijs van vrede gezien worden, omdat die vijfentwintig jaren later alweer teniet gedaan werd. Daardoor waren zij niet meer dan de kosten van de vorige oorlog. Na de tweede wereldoorlog bood de aanblik van de kosten daarvan -nog weer miljoenen oorlogsgraven- de basis voor integratie in het kader van de Europese Gemeenschap en later de Europese Unie. Die schiep tot dusver een duurzamer vrede tussen en grotere vrijheid voor de lidstaten.
Daarin ligt naar mijn mening dan ook de toekomst van de functie van oorlogsgraven en van de organisaties die daarvoor zorgen. Die is niet primair gelegen in het voortdurend in herinnering brengen dat de eigen vrijheid duur is gekocht. Die is vooral gelegen in het voeden van het bewustzijn dat de levens die verloren gingen alleen dan vruchtbaar zijn wanneer de oorlogvoerende partijen uit erkenning daarvoor, elkaar, over hun graf heen, vinden in samenwerking en samengaan, welke een hechtere vrede en grotere vrijheid schept. Dan draagt ieder leven dat werd gegeven of genomen een graankorrel veelvoudig vrucht. Dat geldt niet alleen in Europa, maar ook voor de samenwerking met Indonesië waar veel van de Nederlandse oorlogsgraven gelegen zijn.
Vrede en vrijheid zijn nooit verzekerd. Zij zijn voortdurend aan de orde, ook vandaag de dag weer in de discussie over oplossingen van de crisis rond de schulden van euro landen. Ook daar geldt dat pas door de wijze waarop we duurzame oplossingen vinden die zekerheid en stabiliteit scheppen, we de kosten van de vorige oorlog tot de prijs voor vrijheid en vrede kunnen maken. Want vrijheid is niet gelegen in ongebondenheid, maar in samenwerking, afstemming en verplichtingen, welke aan de betrokken landen afzonderlijk en gezamen-lijk meer handelingsmogelijkheden bieden. In die zin zijn de oorlogs-begraafplaatsen in Europa de herinnering aan de kosten van ons onvermogen in het verleden om gezamenlijk vrede, veiligheid en recht te waarborgen, en daarmee een aansporing om dat vermogen voor de toekomst zeker te stellen. Dan krijgen de kosten van oorlogen in het verleden een functie als de prijs van gezamenlijke vrede en vrijheid in de toekomst.
Ik feliciteer de Oorlogsgravenstichting met de behaalde leeftijd van 65 jaar. Ik spreek graag mijn grote waardering uit voor de indrukwekkende wijze waarop u zich van uw opdracht kwijt, en ik ben blij met het debat over de vraag hoe verder in de komende decennia. Die zal mede ook gelegen zijn in de wijze waarop u gezamenlijk met de organisaties in andere landen voor oorlogsbegraafplaatsen, niet alleen als erfgoed onderhoudt, maar deze ook tot pijler van toekomstige samenwerking tussen landen en volken weet te maken. Zodat zij van kosten van oorlog tot prijs worden van onze gezamenlijke vrede en vrijheid.
Dank u