Opening Politieacademisch jaar
Toespraak van minister Opstelten van Veiligheid en Justitie bij de opening van het Politieacademisch jaar in Apeldoorn op 5 september 2011.
Dames en heren,
We kennen in Nederland tal van mooie tradities. Eén daarvan is de gewoonte dat het Politieacademisch jaar beurtelings wordt geopend door de Minister van Justitie en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Mijn optreden hier vandaag betekent een breuk met die traditie. Voor u staat vanaf nu nog slechts één minister, de enige die over de politie gaat: de Minister van Veiligheid en Justitie! Dat is uiteraard prettig voor de organisatie hier, die nu niet meer telkens hoeft na te denken wie er dit jaar ook weer aan de beurt is. Maar het is ook beter voor u allen, politiefunctionarissen en aspiranten. Het feit dat de politie nu valt onder de directe verantwoordelijkheid van één minister, heeft immers veel voordelen. Het bevordert de eenheid en het gemeenschappelijk functioneren van de politie, zodat u sneller, flexibeler en slagvaardiger kunt inspelen op de continu veranderende veiligheidsproblematiek.
Het thema van vandaag is “versterking blauw vakmanschap”. Dat thema sluit uitstekend aan op de actuele ontwikkelingen bij de politie die ik zojuist schetste. Ik wil er dan ook graag iets over zeggen in deze inspirerende omgeving, waar aspiranten het prachtige politievak leren.
Vakmanschap bij de politie, dames en heren, is méér dan ooit nodig. Vakmanschap voor de handhaving van de openbare orde, maar ook vakmanschap om crimineel gedrag te voorkomen én te bestrijden. Om dat vakmanschap volledig tot bloei te laten komen, moeten we de juiste condities creëren. Daar zijn we met dit kabinet dan ook druk mee bezig: meer ruimte voor de professionals door één landelijke politie-organisatie en minder administratieve lasten. Dat alles moet resulteren in méér inzetbare uren, grotere weerbaarheid en een sterkte die op peil is. Op al deze punten kom ik in mijn bijdrage nog uitgebreid terug.
Allereerst dit: de politie vervult in onze samenleving een belangrijke functie: ze zorgt voor orde en stabiliteit en treedt, waar nodig, handhavend op. Bij dit alles houdt de politie ook goed rekening met de veiligheidsbeleving van burgers. De recente rellen in Engeland - en eerder ook in Frankrijk - laten zien hoe belangrijk bij dit soort ernstige ordeverstoringen een goede organisatie en een beheerst optreden van de politie is. In Nederland kennen de basispolitiezorg en de wijkagenten een goede lokale verankering. En daarbij bestaat er in ons land een goede, werkbare relatie tussen politie en bestuur. Onderzoek van uw Politieacademie wijst uit dat wij in Nederland, dankzij onze gebiedsgebonden politiezorg, in staat zijn om dreigende situaties tijdig te signaleren en vervolgens ook adequaat te kunnen optreden. Handhaving, opsporing en recherche gaan bij ons goed hand in hand.
Toch kan het altijd nog beter. Daar werken we dan ook hard aan. De afgelopen maanden hebben voor een belangrijk deel in het teken gestaan van de vorming van de Nationale Politie. Het wetsvoorstel zal dit najaar in de Tweede Kamer worden behandeld. Alweer een belangrijke stap voorwaarts! Als de behandeling in de Tweede én de Eerste Kamer voorspoedig verlopen, is het mogelijk om de wet begin volgend jaar in werking te laten treden. Tot die tijd – ik benadruk dat hier nogmaals – zullen er geen onomkeerbare stappen worden genomen. De doelen die ons met de Nationale Politie voor ogen staan zijn bekend: méér slagkracht voor de politie, versterking van het lokale gezag – en daardoor ook een betere aansluiting op de lokale prioriteiten - méér plezier in het werk en méér ruimte voor de professionals. Dit alles met minder bureaucratie, betere informatievoorziening en ondersteund door betrouwbare ICT.
De vorming van de nationale politie vraagt ook om een extra investering in de relatie tussen politie en lokaal bestuur. De inbedding van de politie in gemeenten kan en moet beter. Ik acht het van groot belang om nieuw elan aan te brengen in de lokale inbedding. De politie werkt lokaal en moet dus ook lokaal gestuurd worden. Dit is een uitdaging waar ik me voor inzet. Maar ook een uitdaging die vooral burgemeesters, gemeenten, raadsleden, politie en OM moeten oppakken.
Eerder dit jaar, dames en heren, heb ik mijn Actieprogramma tegen de bureaucratie gepresenteerd. Mijn doelstelling voor deze kabinetsperiode is de administratieve lasten voor de politie met een kwart te verminderen. Dat is stevig – en dat is dan ook de reden dat we al volop bezig zijn met concrete acties. Acties die al in 2012 moeten leiden tot een meetbare afname van die lasten. Ik noem hier de invoering van FoBo – de werkwijze Frontoffice Backoffice, waarmee in de regio Hollands Midden goede resultaten zijn geboekt. Ook kijken we kritisch naar allerlei richtlijnen van mijn eigen ministerie én van het OM. De 16 meest gebruikte formulieren in de Basisvoorziening Handhaving hebben we vereenvoudigd en gebruiksvriendelijker gemaakt. En steeds meer dienders weten de weg te vinden naar het speciale meldpunt op mijn ministerie, waar ze tips en ideeën kunnen doorgeven, om onnodige belemmeringen weg te nemen die ze bij hun werk ondervinden. Ook daar zitten mooie, bruikbare suggesties bij.
Omgerekend in tijd, levert die lastenverlichting een heleboel extra, direct inzetbare uren politiewerk op. Dat betekent een aanzienlijke verbetering van de productiviteit van de politie.
Minstens zo belangrijk vind ik de winst die we met deze operatie op een ander terrein boeken: in de beleving van de dienders op straat. Als professionals krijgt u méér ruimte voor de uitoefening van de echte politietaken. Dat zal leiden tot betere resultaten, meer voldoening en dus ook meer plezier in uw werk!
Bij dit alles speelt ook de Politieacademie een belangrijke rol. Zo doet u onderzoek naar de invoering van FoBo bij de regiokorpsen en de effecten van het Actieprogramma op de administratieve lasten van de dienders. Een ander onderzoek loopt naar de wenselijkheid van verplichte certificeringen en protocollen. Zijn die wel allemaal nodig? En als ze dat inderdaad zijn, worden ze dan wel goed gebruikt? U weet, ik ben een groot voorstander van dienders die zelf goed nadenken en niet al te zeer gehinderd worden door strakke voorschriften. Ik verwacht dan ook dat u hier voldoende kritisch en innovatief naar kijkt. Aan u vervolgens de uitdaging om, op basis hiervan, het onderwijs ook zodanig vorm te geven dat de studenten die u – samen met de korpsen, in een duaal systeem – aflevert, een zelfstandige, professionele houding ontwikkelen, waarmee zij de problemen op straat goed aankunnen. Weerbare dienders, met begrip en gevoel voor de situatie waar dat kan. Maar die – waar nodig - ook duidelijke grenzen stellen.
Dat brengt mij op een volgend punt. Steeds vaker worden politiemedewerkers geconfronteerd met agressie en geweld. Het is tegenwoordig bijna elk weekend wel raak. In het programma Veilige Publieke Taak werken we hard aan de aanpak van geweld tegen overheidsdienaren. In dat programma is - ik zou bijna zeggen helaas - een prominente plaats ingeruimd voor de politie. Zo is er een Landelijk Protocol Geweld tegen Politieambtenaren ontwikkeld, dat heldere richtlijnen geeft over hoe je als politiemedewerker moet omgaan met agressie of geweld. En verder is er het actieplan Versterking professionele weerbaarheid. Met dat plan zet ik in op versterking van de mentale, morele en fysieke weerbaarheid van de politiemedewerkers. Het mes snijdt op die manier aan twee kanten.
Met de vorming van de Nationale Politie werken we aan een flexibele en slagvaardige organisatie, die goed kan inspelen op de continu veranderende veiligheidsproblematiek. Vanuit het principe van goed werkgeverschap wil ik tegelijkertijd óók een degelijk fundament leggen voor een korps, waarin elke diender goed toegerust en opgeleid zijn of haar werk kan verrichten. Dat betekent dat er óók structureel aandacht moet zijn voor de fysieke, mentale en morele weerbaarheid. Vandaar het programma Versterking professionele weerbaarheid, dat ik zojuist al even aanstipte. In dat programma – waarbij opnieuw een belangrijke rol is weggelegd voor de Politieacademie - is de aanpak gericht op preventie, vorming, training, leiderschap, zorg en nazorg. Doel is te komen tot halvering van het aantal medewerkers dat verminderd weerbaar is. Het programma zal uiteindelijk – in 2014 – leiden tot een gezondere werkcultuur, versterking van het vakmanschap en daarmee ook van het gezag van de politie op straat. Het leidt ook tot een ruimere inzetbaarheid van politiemensen: met hetzelfde aantal medewerkers kunnen we zo méér werk aanpakken.
Dan een punt waar ik ook heel erg aan hecht: de nieuwe Politieorganisatie waar we met z’n allen nu hard aan werken moet ook weer aantrekkelijker worden voor vrijwilligers. De laatste jaren is het aandeel vrijwilligers bij de politie sterk teruggelopen. Op dit moment zijn er nog ruim 1.400 executieve vrijwilligers over, plus zo’n 900 volontairs die de politie op allerlei andere vlakken bijstaan – iets meer dan 4,5 procent ten opzichte van de operationele sterkte. Dat is te weinig.
Vrijwilligheid bij de politie, betrokkenheid van burgers bij de veiligheid op straat - dat alles is belangrijk én waardevol. Niet omdat vrijwilligers “goedkope krachten” zijn, maar omdat het om enthousiaste mensen gaat, die een andere, frisse blik en ervaring meebrengen. Daar kan de politie haar voordeel mee doen en zo dóórgroeien naar een nòg beter en professioneler opererende organisatie.
Onlangs nog heb ik dat van dichtbij kunnen ervaren, op werkbezoek bij de vrijwillige politie in Woerden. Ik zag daar een zeer enthousiaste club vrijwilligers, die samen met de beroepskrachten op een goede manier bezig waren het uitgaansleven in Woerden veilig en prettig te houden. Let wel: in hun vrije tijd - en dat bijna voor niks! Ik heb daar grote bewondering en waardering voor. Toen ik met die vrijwillige agenten sprak, vertelden ze mij hun visie. Hoe kun je vrijwilligers vinden én binden? Daar hadden ze uitgesproken ideeën over:
- de opleiding moet niet te lang duren en goed toegesneden zijn op de taakuitvoering
- er moet zicht zijn op interessant werk
- en je moet je kunnen ontwikkelen in het politievak.
U begrijpt, dat zijn dan ook precies de thema’s die ik nu samen met de politieorganisatie en de Politieacademie aan het uitwerken ben, om de vrijwilligheid bij de politie te moderniseren. Ik wil op dat terrein flinke stappen zetten: in 2015 moet het aantal vrijwilligers 10 procent bedragen ten opzichte van de operationele sterkte van de politie! Nieuwe vrijwilligers komen dus bovenop de huidige operationele sterkte van 49.500.
U hoort het, dames en heren, de nieuwe politieorganisatie maakt veel los en biedt tal van nieuwe kansen en mogelijkheden. Ook de Politieacademie levert daaraan een belangrijke bijdrage. Niet verwonderlijk dus dat we werken aan een sterke verbinding tussen de Nationale Politie en de Politieacademie.
Wat gaan we doen? Om te beginnen gaan we het beheer van de Politieacademie onder de verantwoordelijkheid van de Nationale Politie brengen. Zo zal de Politieacademie kunnen meeprofiteren van de efficiencyvoordelen die één Nationale Politieorganisatie biedt. Tegelijkertijd blijft er een aparte rechtspersoon Politieacademie bestaan. Dit om de onafhankelijke kwaliteit – zéér belangrijk - van het politieonderwijs, de kennis en het onderzoek te waarborgen. De uitgangspunten van het Politieonderwijs PO 2002 – zoals dualiteit: werkend leren - blijven van kracht. Ook de aansluiting met het reguliere onderwijs blijft in stand. De kwaliteit van onderwijs en examinering moet behouden blijven. Daarop zullen wij elkaar moeten blijven aanspreken.
En in de toekomst zult u ook merken dat verbeteringen in de bedrijfsvoering, zoals het reeds genoemde FoBo, direct voor de gehele Nederlandse politie wordt ingevoerd. Afwijkingen op regionaal niveau zijn dan niet meer aan de orde. .
Voor het politieonderwijs en de (her)positionering van de Politieacademie komt een aparte wijziging op de nieuwe Politiewet. We streven naar invoering per 1 januari 2013.
De rol van de Politieacademie in het nieuwe bestel leent zich goed voor intensieve samenwerking met het reguliere onderwijs, met het oog op versterking van het politievakmanschap. Een belangrijke stap op deze weg is gezet op 24 maart van dit jaar. Samen met vertegenwoordigers van de Politieacademie, het Korpsbeheerdersberaad, de MBO-Raad en het Kenniscentrum ECABO, heb ik toen het “Onderwijsarrangement HTV-Politie” ondertekend. Dat maakt voor een jonge doelgroep – we praten hier over 16-17 jarigen - een nieuw doorstroomprogramma mogelijk. Namelijk van het reguliere onderwijs - Handhaver Toezicht en Veiligheid - naar het politieonderwijs Niveau 3 en 4. Wie, na een positieve selectie, doorstroomt, kan één jaar verkorting krijgen van de politieopleiding. Op 1 september zijn enkele ROC’s al met dit speciale programma van start gegaan.
Ik wil daar nog iets aan toevoegen: vakmanschap bij de politie is méér dan blauw vakmanschap alleen. Denkt u bijvoorbeeld maar aan specialistische vakgebieden, zoals cybercrime en financieel-economische criminaliteit. Hier zetten we in op andere, specifieke kwaliteitseisen en het binnenhalen van deskundigheid op HBO- en zelfs wetenschappelijk niveau. Ook het instrument zij-instroom zetten we daarvoor in. In samenspraak met de politie zal de Politieacademie vraag en aanbod van de werving/selectie en het onderwijs telkens goed op elkaar moeten afstemmen en inrichten.
De Politieacademie heeft ook de belangrijke taak om kennis over te dragen ten behoeve van beleid en de beroepspraktijk en – uiteraard - in het politieonderwijs. Die kennis- en onderwijsfunctie kan de Politieacademie het best tot haar recht laten komen door verbindingen te leggen en samenwerking te zoeken met partners. Ik feliciteer de academie dan ook met de verwerving van de bibliotheek van de eminente criminoloog Cyrille Fijnaut. De Politieacademie lijkt me bij uitstek de plek om deze collectie van liefst 13.000 (!) boeken beschikbaar te stellen aan eenieder die geïnteresseerd is in deze boeiende materie.
En er is nog een goede reden voor een felicitatie. Met de benoeming van Ronald Bandell, oud-burgemeester van – onder meer – Dordrecht tot voorzitter van de Raad van Toezicht, heeft de Politieacademie er een uiterst deskundige en ervaren toezichthouder bij gekregen. Ik wil zowel de heer Bandell, als de Politieacademie feliciteren met deze mooie benoeming!
Dames en heren, uit het onlangs verschenen Intermediair Imago Onderzoek blijkt opnieuw dat de politie de populairste overheidswerkgever is. Daar kunnen wij met z’n allen trots op zijn! Toch kan de politie op dit moment nog altijd méér nieuwe aspiranten gebruiken. Ik vind het dan ook uitstekend dat de Politieacademie momenteel een intensieve wervingscampagne houdt, om de politie als werkgever goed te “verkopen”. Ik wil hier nogmaals benadrukken dat dit kabinet een operationele sterkte garandeert van 49.500 fte’s. Dat houdt in dat ik, in deze economisch lastige tijden, dit jaar toch een grote hoeveelheid aspiranten - 1.850 in getal - naar de Politieacademie mag sturen. Ik nodig dan ook alle jongeren uit om zich aan te melden en te kiezen voor dat fantastische politievak! En ik spoor de korpsbeheerders en korpschefs aan om tempo te maken bij de werving en selectie. Eind dit jaar wil ik dat het benodigde aantal aspiranten is bereikt!
Dames en heren, ik kom tot een afronding. Versterking van blauw vakmanschap vraagt niet alleen het komend jaar om extra aandacht. Het vraagt om blijvende intensieve samenwerking tussen de Politieacademie, de Nationale politie en alle veiligheidspartners. Het is een uitdaging om studenten het blauwe vakmanschap bij te brengen en te zorgen dat de politie ook de komende jaren een aantrekkelijke werkgever blijft.
Ik wens u allen veel succes toe en verklaar hierbij het nieuwe politieacademisch jaar voor geopend!