Meer innovatieruimte voor verdere kwaliteitsverbetering in het onderwijs
Net als voor het hoger onderwijs en het mbo komt er nu ook voor het primair onderwijs en het voortgezet onderwijs een brede grondslag voor innovatieve experimenten om de kwaliteit, toegankelijkheid en doelmatigheid van het onderwijs te verbeteren.
Dat staat in een wetsvoorstel waarmee de ministerraad op voorstel van minister Van Bijsterveldt van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en minister Verhagen van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie heeft ingestemd.
Met het wetsvoorstel wil het kabinet bijdragen aan verdere kwaliteitsverbetering van het onderwijs, zodat onderwijsdeelnemers het onderwijs ontvangen dat het beste bij hen past. Experimenteerbepalingen bieden de mogelijkheid om nieuwe ontwikkelingen te onderzoeken en te stimuleren door tijdelijk af te kunnen wijken van wet- en regelgeving. Zij zijn daarom een belangrijk instrument voor vernieuwing. Omdat afwijken van de wet uiteraard niet zomaar mag, bevat het wetsvoorstel een aantal waarborgen voor zorgvuldig experimenteren. De spelregels voor elk experiment, zoals het doel, de duur, de regels en de evaluatie, worden uitgewerkt in een afzonderlijk besluit.
Het wetsvoorstel biedt een oplossing voor het probleem dat de huidige wetgeving geen of te weinig ruimte biedt om slagvaardig om te gaan met initiatieven tot innovatie, die naar verwachting de komende jaren meer dan ooit aan de orde zullen zijn: er is steeds meer behoefte aan structurele innovatieruimte. Door bijvoorbeeld verruiming van samenwerkingsmogelijkheden in krimpgebieden (gebieden met teruglopende leerlingaantallen) kunnen de toegankelijkheid en doelmatigheid verbeteren omdat scholen hun middelen doelmatiger kunnen inzetten. Maar ook biedt het nieuwe wetsvoorstel ruimte voor experimenten tussen verschillende schoolsoorten.