Korte toespraak Rutte bij de herdenking van de gebeurtenissen in Noorwegen
Korte toespraak van minister-president Rutte bij de herdenking in de Tweede Kamer van de gebeurtenissen in Noorwegen op 22 juli 2010.
Mevrouw de voorzitter,
De bomexplosie in het regeringscentrum van Oslo en het afschuwelijke drama dat zich op 22 juli op het Noorse eiland Utoya voltrok, hebben Noorwegen in het hart geraakt. Op die zwarte dag vonden 77 mensen de dood door de hand en de verknipte geest van één fanatiekeling. Tientallen betrokken en talentvolle jongeren werden in koelen bloede vermoord. Ruim 100 mensen bleven gewond achter. Het was en is onvoorstelbaar en intens verdrietig.
Op deze plek wil ik uiting geven aan onze gevoelens van medeleven en onze diepe verbondenheid met de Noorse bevolking. In het bijzonder denken wij aan de slachtoffers, aan de mensen die het drama overleefden en aan alle families die voorgoed een geliefde moeten missen. Hun leven zal nooit meer hetzelfde zijn.
Laat ons hopen dat zij troost en kracht mogen vinden in de saamhorigheid en de waardigheid die de Noorse samenleving na 22 juli in reactie op de afschuwelijke gebeurtenissen heeft laten zien. Ik heb groot respect en bewondering voor de manier waarop premier Jens Stoltenberg direct na de aanslag opriep tot meer openheid en menselijkheid. De boodschap die daarachter schuil ging, was er één van hoop en vertrouwen, door het verdriet en de schok heen. Vertrouwen in een samenleving die zich niet door angst laat gijzelen. Of zoals een nabestaande het treffend verwoordde: 'Als één man zoveel haat kan tonen, stel je dan eens voor hoeveel liefde wij samen kunnen laten zien.'
Vanuit die troostrijke gedachte wens ik alle betrokkenen namens het kabinet heel veel sterkte toe.