Stop met demoniseren van noodhulp aan Afrika
Natuurlijk is noodhulp geen kuur voor alle kwalen, vindt Ben Knapen. Maar mensen die vandaag honger lijden, kunnen niet wachten tot morgen. Dit schrijft staatssecrtaris van Buitenlandse Zaken BenKnapen in onderstaand opiniestuk in de NRC van 4 augustus 2011.
De ellende in de Hoorn van Afrika laat Nederland niet onberoerd. Overal in het land wordt geld ingezameld voor de slachtoffers. De 10-jarige Bart van Stigt uit Alphen bakt en verkoopt cake voor het goede doel. De Eindhovense makelaar Wouter de Vree doneert de opbrengst van taxaties. Rita Zwaan uit Heiloo collecteert onder de deelnemers van een wandeltocht. Jacco Waker uit Enkhuizen fietst met zijn vrienden twee keer de Alpe d’Huez op, in ruil voor sponsorgeld. Zes kinderen uit Hoorn verzamelen statiegeldflessen en storten de opbrengst op giro 555 van de Samenwerkende Hulporganisaties. Zo heeft Nederland al ruim 16 miljoen euro bijeengebracht om de mensen in Ethiopië, Kenia en Somalië te helpen.
Dat is pure winst, zeker nu het cynisme hoogtij viert in het debat over noodhulp. ‘Door te reageren op honger en crises als ze al een feit zijn, zullen we ze nooit beëindigen,’ schrijft Linda Polman in deze krant (Opinie, 22 juli). Ontwikkeling is volgens de journaliste de enige oplossing. Polman trapt met wild geraas een open deur in. Natuurlijk is humanitaire hulp geen kuur voor alle kwalen en vanzelfsprekend zijn structurele oplossingen nodig. Niemand die daaraan twijfelt. Sterker nog, het is afschuwelijk te moeten vaststellen dat vluchtelingen via de levenslijn van permanente noodhulp jarenlang uitzichtloos in opvangkampen zitten.
Mensen die vandaag honger lijden, kunnen niet wachten tot morgen. Het kabinet vindt het zijn dure plicht om noodhulp te geven. Aan het begin van dit jaar gaven wij al 40 miljoen euro aan het VN-noodhulpfonds (CERF), 40 miljoen aan het VN-voedselprogramma (WFP), 35 miljoen aan het VN-kinderfonds (UNICEF) en 42 miljoen aan de VN-vluchtelingenorganisatie (UNHCR). Dit geld kunnen deze organisaties nu besteden in de Hoorn van Afrika. Wij leveren onze bijdrage aan noodhulp – bijna 158 miljoen euro – die door de Europese Commissie is toegezegd. We geven dit jaar nog eens ruim 15 miljoen extra noodhulp aan de regio. En we blijven afwegen of er nog meer noodhulp nodig is. Dat ook de Nederlandse burger zijn hart laat spreken, juicht het kabinet van harte toe
Sommigen zien in de heersende honger het bewijs dat er sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw, de jaren van Band Aid en Live Aid, ondanks westerse hulp geen vooruitgang is geboekt in de Hoorn van Afrika. Niets is minder waar. Ondanks enorme bevolkingsgroei en groeiende droogte, brak er in deze regio al lange tijd geen hongersnood meer uit. Dat het nu toch misloopt, komt door een fatale samenloop van omstandigheden. De effecten van hoge voedselprijzen, onrust in de regio en uitzonderlijke droogte, worden versterkt door structurele problemen als bodemerosie en overbevolking. Domme pech en falende staten: daarop hebben wij – helaas – maar weinig invloed.
In het Keniaanse vluchtelingenkamp Dadaab, ongeveer 90 kilometer van de grens met Somalië, heb ik gezien hoe ernstig de situatie is. Ik sprak met uitgeputte en ondervoede Somaliërs die vaak dagenlang hadden gelopen om het kamp te bereiken. Vooral kinderen waren er slecht aan toe. Tienduizenden Somaliërs ontvluchten de chaos in hun land, waar al jarenlang een strijd woedt tussen verschillende partijen. Het is dan ook geen verrassing dat in Somalië de problemen het grootst zijn.
Het zuiden van Somalië, gedomineerd door het radicaalislamitische Al Shabaab, is voor hulporganisaties nauwelijks toegankelijk. Nederland geeft daarom extra steun aan het Internationale Comité van het Rode Kruis, een van de weinige organisaties die wel toegang heeft. Maar ook elders in Somalië is het niet gemakkelijk om hulp te bieden aan de bevolking. Bijzonder hoogleraar Thea Hilhorst betoogde dan ook terecht dat in Somalië weinig meer mogelijk is dan noodhulp (Opinie, 25 juli). Ondanks strenge controles, is het onvermijdelijk dat een klein deel van deze hulp weglekt naar milities en illegale handel. Maar het alternatief – hongerende mensen aan hun lot overlaten – is nog veel minder aanvaardbaar.
Wat kunnen we – naast noodhulp – nog meer doen? Na de hongersnood in Ethiopië van 1985, zijn er in de Hoorn van Afrika systemen opgezet die moeten waarschuwen voor een dreigende hongersnood. VN, donorlanden, hulporganisaties en lokale regeringen zouden in de toekomst beter gebruik moeten maken van deze famine early warning systems.
In Ethiopië kunnen we, anders dan in Somalië, ook werken aan structurele oplossingen. Tussen 2007 en 2010 heeft Nederland al 14 miljoen euro geïnvesteerd in landbouwprojecten, maar in de komende jaren willen we op het gebied van voedselzekerheid (een van de vier prioriteiten van ontwikkelingssamenwerking) nog meer doen. In de afgelopen jaren hebben we bovendien 43,6 miljoen euro bijgedragen aan het Productive Safety Net Programme, een grootschalig programma van de Ethiopische overheid om te voorkomen dat kleine boeren steeds weer in de problemen komen. Ethiopië gaat vooruit, maar het land is nog niet in staat de gevolgen van droogte en andere natuurrampen zelf op te vangen. De Ethiopische regering onderkent dit probleem nog onvoldoende.Ook in Kenia investeren Nederland en andere donoren in structurele oplossingen, bijvoorbeeld door de watervoorziening te verbeteren. Dat is in grote delen van Kenia een succes. In het noordoosten, het deel van Kenia dat nu het hardst wordt getroffen door de droogte, heeft de Keniaanse overheid te weinig gedaan om de problemen op te lossen. Ook haar reactie op de huidige crisis is niet adequaat. De Keniaanse opvang van vluchtelingen wordt zeer gewaardeerd, maar het land moet ook in staat zijn om de eigen bevolking in het noordoosten beter te helpen. Nu lijkt Kenia vooral te rekenen op internationale noodhulp.Hoe het beter kan in de Hoorn van Afrika, schrijft Linda Polman, is allang bedacht. ‘Alle rapporten en analyses, van batterijen eminente (VN-)deskundigen staan op internet.’ Maar de werkelijkheid is weerbarstiger dan in rapporten. Factoren die noodhulp in deze regio moeilijk maken, bemoeilijken ook de structurele oplossingen. Het ministerie van Buitenlandse Zaken probeert samen met anderen de kloof tussen rapport en werkelijkheid te dichten – met structurele oplossingen waar het kan en met noodhulp waar het moet. En in de Hoorn van Afrika moet het. Of we dat nou leuk vinden of niet.
Ben Knapen is staatssecretaris van Buitenlandse Zaken en als zodanig verantwoordelijk voor ontwikkelingssamenwerking