Speech minister Donner tijdens de startbijeenkomst van het initiatief ‘Binding’
Speech uitgesproken door de secretaris-generaal van BZK, mevrouw Roos van Erp-Bruinsma tijdens de startbijeenkomst van het initiatief ‘Binding’. Het initiatief ‘Binding’ van Socires, de Nationale Postcode Loterij, Stichting DOEN en de WRR, wil antwoord geven op de veelomvattende vraag: Hoe kan vorm en inhoud worden gegeven aan maatschappelijke binding in een land waar het goed toeven is voor alle inwoners?
Koninklijke Hoogheid, dames en heren,
Zorg om eendracht of binding is van alle tijden. Er zijn godsdienstoorlogen om begonnen, omdat kerkelijke tweedracht de eendracht in de samenleving bedreigde. Het is dan ook goed dat u de vraag naar de binding in de hedendaagse samenleving aan de orde stelt.
Maar wat wordt bedoeld met binding en eendracht. In de beroemde allegorie in Siena over de gevolgen van een goede regering wordt de eendracht gesymboliseerd door de burgers die aan een lang koord aaneengesloten met de neuzen in dezelfde richting staan. Is gelijkgestemdheid bepalend voor eendracht? Als dat zo is, hebben we niet te klagen. Immers Nederlanders zijn het over veel eens. “We hebben allemaal een hekel aan de overheid” zoals oud-premier Lubbers placht te zeggen. En zo zijn er nog veel dingen waar we eendrachtig tegen zijn of over klagen. In de jaren zestig sprak men over de tegencultuur, maar doelde daarmee op een alternatieve cultuur. Vandaag de dag hebben we een echte tegencultuur in de zin dat er machtige mechanismen van meningsvorming in de samenleving zijn die bij alles wat er gezegd, gedacht of voorgesteld wordt snel tot een tegengeluid of een tegenstem leiden.
Ook zijn er activiteiten waar we vrij eendrachtig in zijn. Als het Nederlandse elftal, ons Oranje, in de finale speelt zitten we ook eendrachtig achter de buis om het resultaat te volgen. Wie op zo’n moment minder geïnteresseerd is in voetbal kan ongevraagd de stand volgen aan de hand van het collectieve steunen, kreunen en gejuich dat men via de straat kan volgen. En als Oranje uiteindelijk toch verliest, dan zijn we doorgaans ook vrij eendrachtig over de schuldvraag; het ruwe spel van de tegenstander en fouten van de scheidsrechter.
De congresbundel opent met de vraag: ‘wat is het positieve wat ons bindt.’ Ik ben bang dat de lijst van dingen die ons positief binden korter is dan de lijst van zaken die ons negatief binden; waar we bevreesd voor zijn of tegen zijn. Bovendien lijken we steeds meer versnipperd in de zaken waar we positief over zijn. Er zijn in de loop van de afgelopen jaren al veel analyses en verklaringen geboden van dat verschijnsel; de ontzuiling, de individualisering, de welvaart, de verzorgingstaat. Hoe meer collectieve wensen zijn vervuld, des te geringer de eendracht ten aanzien van wat er nog wel gerealiseerd moet worden, en hoe groter rampen, dreiging en benauwing, des te groter de saamhorigheid. Maar is dat erg? Machiavelli merkte al op: “De vraag is wie grotere schade aanrichten in een stad: mensen die streven naar méér, of mensen die bang zijn te verliezen wat ze hebben?" Ook past de kanttekening dat als we naar het verleden kijken, de positieve factoren voor binding meestal vooral geformuleerd werden door degenen die belang hadden in het handhaven van de status quo, terwijl de negatieve aspecten voor in de mond lagen bij hen die maatschappelijke dwang ervoeren.
Het voorgaande is slechts een kleine opsomming van binding, maar geen antwoord op de vraag wat er met binding bedoeld wordt en waarom het van belang is. Wat zeggen we als we zeggen, dat samen leven binding vergt. Berust dat niet op een betrekkelijk negatief mensbeeld? Op het beeld dat mensen in ongebonden staat niet tot samenleven in staat zijn, Dat zij slechts door maatschappelijke factoren zoals gezin, familie, buurt en sociale controle geremd moeten worden om ordelijk samen te leven, omdat zij uit vrije wil en eigener beweging daartoe niet in staat zijn. Het is een visie, maar zij veronderstelt dat er zonder samenleving een bestaan mogelijk is. Ik moet u eerlijk zeggen dat ik zulks betwijfel. Ook wanneer men het uitgangspunt van Thomas Hobbes niet zonder meer deelt: “What is life without the state but brutish, nasty and short.”, moet worden vastgesteld leven en overleven buiten een geordende samenleving een relatief moderne verworvenheid is, welke slechts is voorbehouden aan de zeer rijken.
Zo bezien is het uitgangspunt dat samenleven zonder binding niet mogelijk is, minder aannemelijk. Zonder samenleving gaat het niet en samen leven zonder overheid is ook minder goed voorstelbaar. Binding is derhalve meer een resultante dan een voorwaarde, meer een maat van de kwaliteit van het samen leven dan een graadmeter van de samenleving. Zonder binding zal wat anders vanzelf gaat, door plicht en dwang tot stand moeten worden gebracht. Zonder binding zal de mate van samenwerking binnen de samenleving minder zijn en zal men derhalve meer op andere mechanismen van samenwerking zoals staat en markt zijn aangewezen. In wezen wordt in die visie de causaliteit tussen samenleven en binding omgedraaid. Binding is geen voorwaarde voor samenleven, maar een uitkomst daarvan; een graadmeter van de kwaliteit van het samen leven en van de vrijwillige betrokkenheid en samenwerking daarbinnen.
In die visie ligt besloten dat de mate van binding mede beïnvloed wordt door de inrichting van de maatschappij. Binding ontstaat niet automatisch maar moet de ruimte gelaten worden. Gebrek aan binding is mogelijk niet de oorzaak van gebrekkig overheidszorg, maar het gevolg van bovenmatige overheidszorg. Als samenleven op eigenbelang en overlevingsdrang berust, dan zullen betrokkenheid en binding eerder af- dan toenemen naarmate mensen minder van elkaar afhankelijk zijn en ieder verantwoordelijkheid hen uit handen wordt genomen. In die visie wordt de mate van binding binnen de samenleving mede bepaald door de mate waarin burgers worden aangesproken op hun verantwoordelijkheid en betrokkenheid bij collectieve taken en publieke verantwoordelijkheden.
Versta mij wel; ik stel geen rechtevenredigheden of omgekeerd evenredigheden. Samenleven is niet een eenvoudige formule. Machiavelli merkte al op: "Als je alles goed overweegt dan zul je bemerken dat er bepaalde dingen bestaan die op deugden lijken maar die je, wanneer je je er naar richt, de ondergang brengen; terwijl er andere dingen bestaan die op ondeugden lijken maar die je, wanneer je je er naar richt, veiligheid en welzijn blijken te verschaffen." Ordelijk samenleven is gecompliceerder dan het toepassen van eenvoudige panacees. Dat neemt echter niet weg dat ik het plausibel acht dat symptomen van afnemende binding in de huidige samenleving eerder samenhangen met een bovenmatige overheidszorg in het kader van de verzorgingstaat die betrokkenheid en verantwoordelijkheid wegdrukt, dan andersom. In Nederland zijn we dan al snel geneigd om het verleden in het licht van het heden te beoordelen en te concluderen dat het oude beleid verkeerd was. Dat miskent het oude inzicht: "De tijd stuwt immers altijd alles voort en hij kan iets wat slecht is tot iets goeds maken, maar ook iets wat goed is tot iets slechts." (uiteraard Machiavelli) Wat in een eerdere fase van het maatschappelijk leven deugd was en een positief stuwende kracht, kan in een volgende fase averechtse effecten blijken te hebben die dan het beeld gaan overheersen.
Vanuit die perceptie zullen we in de komende periode van onze maatschappelijke ontwikkeling de nadruk sterker moeten leggen op het bevorderen van samenwerking, verantwoordelijkheid, betrokkenheid en maatschappelijke participatie. Dat is ook de lijn bij de aanpak van vraagstukken van integratie. De notitie: `Integratie, Binding en Burgerschap` berust op dat uitgangspunt. Ik mag u die nota aanbevelen.
Maandag sprak ik op de werkconferentie Ruimte voor Burgers. Het ging over de praktijk van het versterken van het burgerschap. Ik heb daar onder andere een paar toezeggingen gedaan, toezeggingen die ook voor u relevant zijn. Ik hoop voor het einde van dit jaar al een nader uitgewerkte agenda hedendaags burgerschap te kunnen presenteren. Het gaat daarbij om het in beeld krijgen van de verschillende vragen, experimenten en knelpunten die er spelen bij meer ruimte laten aan burgers.
Ik ga ook instrumenten ontwikkelen en de ontwikkeling van instrumenten ondersteunen die moeten leiden tot een andere manier van denken in het ruimte geven aan de burger.
Voorbeelden: het meedenken over – zoals in Engeland - een development trust of wijkondernemingen naar een Nederlands model. In Nederland kennen we de stichtingsvorm. Deze is hier sterker geformaliseerd dan in Engeland. Het is hopelijk mogelijk om belemmeringen in de stichtingsvorm weg te nemen zodat een Nederlandse variant van het Trustmodel mogelijk wordt.
Ook is er behoefte aan nieuwe financieringsmodellen voor maatschappelijk ondernemen. Daarover zijn afspraken gemaakt met de samenwerkende filantropische instellingen. De huidige fiscaal-juridische regelgeving dwingt tot conventionele modellen, die maatschappelijk ondernemerschap kunnen tegenwerken. Het is daarbij belangrijk dat maatschappelijke initiatieven niet afhankelijk worden van overheidsgeld.
Binnen het publiek recht wil ik op zoek gaan naar ruimte voor zelfbeheer in de buitenruimte. Hoe schep je ruimte zonder dat het een publiekrechtelijke verantwoordelijkheid wordt.
En als het even niet lukt moet de overheid de zaak niet weer over willen nemen. Het ruimte geven aan de burger is een kwestie van een lange adem. Het is niet een kwestie van een knop die omgaat en direct zichtbare veranderingen. Toch zullen we meerdere experimenten starten, om nu al ervaringen op te doen. Een vaak gehoord positief effect van burgers die zelf publieke taken oppakken is dat dit goedkoper is. Dat is mooi meegenomen maar de kosten zijn niet het enige argument. Initiatieven kunnen ook gewoon beter of meer bevredigend voor de gemeenschap zijn.
Dames en heren,
Als een reden voor een impasse die zou bestaan in het huidige maatschappelijke leven, wordt vaak gewezen naar het gebrek aan vertrouwen dat burgers in de overheid zouden hebben. In feite valt het – zeker vergelijkenderwijs met andere landen – wel mee, maar ik neem de constatering over dat er sprake is van een gebrek aan vertrouwen. Ik denk alleen dat het gebrek niet bij de burger ligt maar vooral aan de kant van de overheid.
De overheid vertrouwt zijn burgers niet; de overheid moet leren te luisteren naar de verantwoordelijke burger; de overheid moet ruimte geven aan de verantwoordelijke burger om zelf of door de organisatie waarin hij zich herkent, invulling te geven aan wat nodig is voor een gezonde en welvarende samenleving.
En de overheid moet de burgers naar die éigen verantwoordelijkheid leiden. Dat betekent dus niet een extra inspraakronde! Dat betekent niet weer of meer een rapport naar aanleiding van een brede maatschappelijke discussie die aan anderen vraagt iets te verschuiven. Niet beter en meer horen, maar delegeren en overdragen.
Een verschuiving van het machtsevenwicht – een geleidelijke verschuiving haast ik mij te zeggen – wordt niet bereikt door een verplaatsing af te kondigen. Er moet een proces starten waarbij de overheid overdraagt en dienst verleent, zijn expertise inzet om burgers in hun burgerschap te versterken en te steunen. Er moet gezocht worden naar nieuwe vormen en processen van betrokkenheid. Verantwoordelijkheid moet worden overgedragen.
En nu uw werk. In de bijeenkomsten die u in het najaar zult beleggen, lijkt het of geen onderwerp taboe is. Dat verdient bewondering. Het loopt van zelforganisaties tot NGO’s en van rotondes tot palmolie. De samenhang daartussen zal ongetwijfeld later aan het daglicht komen. Maar toch is zelfs in een ruimte waarin de vrijheid wordt gevraagd om tot nog ongehoorde nieuwe inzichten te komen, ook de huidige werkelijkheid een factor.
En dat biedt mij de mogelijkheid na te denken over de nieuwe rol van het maatschappelijk middenveld. Schaalvergroting heeft daar vaak geleid tot een verwijdering ten opzichte van wie ze vertegenwoordigen. Willen zij de rol blijven spelen die ik hen toewens, dan zullen ze zich ook op het burgerschap van hun aanhang moeten beraden.
Deze bijeenkomst is het begin van een serie. Uit de acht workshops zal, naar ik hoop, ook een belangrijke bijdrage worden geleverd aan de agenda hedendaags burgerschap.
Op welke vragen zou ik graag een antwoord willen? Ik heb ze al tussen de regels door gegeven, ik zet ze nog eens op een rijtje.
Wat zijn de gevolgen van het ruimte geven aan burgers voor de bestuurlijke inrichting van Nederland? Moet het Huis van Thorbecke echt helemaal op de schop?
Wat is de grens van de terugtrekkende overheid? In hoeverre kan in de samenleving overgelaten worden voor zelforganisatie? Wat blijft er dan over voor de politiek en hoe dient de maatschappij om te gaan met de groep buitenstaanders die zich van de samenleving en van de overheid hebben afgekeerd?
Hoe kan het maatschappelijk middenveld in deze tijden het beste ruimte geven aan nieuwe initiatieven uit de samenleving en hoe zien de maatschappelijke organisaties er anno 2020 uit?
Een laatste vraag gaat over het verschijnsel dat, naast de klassieke organisatievormen zoals verenigingen en vrijwilligersstichtingen, er in de huidige netwerksamenleving ook nieuwe netwerkverbanden zijn waar te nemen. U spreekt zelfs over veenbrandinitiatieven, informele verbanden en lichte gemeenschappen. Wat moeten we als overheid daarmee aan?
Ik begon met na te denken over binding. Als we toch bezig zijn vragen bij u neer te leggen: wat is binding? Is “binding” een nieuwe maatschappelijke superlijm, of is het wat Odysseus vasthoudt terwijl zijn mannen hem langs de sirenen roeien?
Ik denk zelf dat het steeds wat anders zal zijn; wisselend als het licht op de branding.