Freelancersdag Nederlandse Vereniging van Journalisten
Toespraak van staatssecretaris Teeven van Veiligheid en Justitie tijdens de freelancersdag van de Nederlandse Vereniging van Journalisten in Amsterdam, op 17 juni 2011.
Goedemiddag dames en heren,
Blij dat u er allemaal bent. Kan ik tenminste mijn voorlichters geruststellen. Die doen altijd geweldig hun best om voor mijn beleid zoveel mogelijk persaandacht te genereren. Dat lijkt me hier dik in orde.
Er is me gevraagd iets te zeggen over de modernisering van het auteursrecht en de gevolgen daarvan voor de freelance journalist. Dat doe ik graag. Zoals u wellicht weet heb ik in april de langverwachte beleidsbrief naar de kamer gestuurd met mijn visie op de ontwikkelingen in het auteursrecht en de punten waar ik me in deze kabinetsperiode hard voor wil maken. Voor mij staat in het auteursrecht de bescherming voorop van de prestaties van creatieve makers zoals u. Uiteraard bent u niet de enigen. Er staan er meer spelers in het veld zoals de “tussenhandel” - uitgevers, distributeurs - en daar verandert ook het nodige. Maar wat altijd zal blijven is het begin en eind van de ‘contentketen’ : auteur en gebruiker, in uw geval de lezer.
Ik ga u direct eerst iets vertellen over hoe ik het auteursrecht zie in de digitale omgeving. Daarna ga ik wat dieper in op het wetsvoorstel auteurscontractenrecht, omdat u daar een direct belang bij hebt. U zult zien dat ik daar niet alleen iets voor u wil regelen, maar dat ik ook iets van u verwacht als auteur ( naast mooie verhalen).
Auteursrecht in digitale omgeving
Mijn uitgangspunt is dat het auteursrecht zich moet voegen naar de digitale omgeving. De manier waarop we nieuws, kunst en cultuur bekijken, beluisteren en beleven is in rap tempo veranderd. Het kan niet anders dat ook voor u de opkomst van digitale media, tablets en e-boeken direct merkbaar is in uw werk.
Die digitalisering heeft twee kanten.
Aan de ene kant mag het niet zo zijn dat op het internet creatieve prestaties onbeschermd blijven. Onrechtmatig gebruik van auteursrechtelijk beschermd materiaal bedreigt op den duur het voortbestaan van kranten en tijdschriften, waarin uw producten staan waar u met hart en ziel aan gewerkt heeft. U wilt niet - terecht - dat iemand anders daarmee aan de haal gaat.
Het moet duidelijk zijn dat ook op het internet rechtmatig gebruik de norm is. Daar zullen internetgebruikers aan moeten wennen. Daarom heb ik voorgesteld om naast het uploaden zonder toestemming ook het downloaden uit evident illegale bron onrechtmatig te verklaren.
Wat mij betreft richten we ons bij de aanpak niet op de consument, maar op de bron: websites en diensten die inbreuk op het auteursrecht faciliteren. Ik ga wettelijk regelen dat internetservice providers de toegang tot dat soort buitenlandse sites en diensten desnoods moeten blokkeren. Ik wil de providers duidelijk maken dat zij zich niet afzijdig kunnen houden bij het beschermen van auteursrechtelijk beschermd materiaal op internet.
Aan de andere kant moet het auteursrecht geen obstakel zijn voor innovatie en nieuwe creatieve uitingen op internet. Daarom wil ik samen met Minister Verhagen onderzoeken of het licentiebeleid van rechthebbenden innovatie niet bemoeilijkt.
Niet alleen platenmaatschappijen en filmdistributeurs, ook uitgevers zullen aan de slag moeten om nieuwe legale modellen te ontwikkelen voor content op het internet. Als het legale aanbod van e-books en elektronische kranten en tijdschriften onder de maat blijft, zal de consument eerder een illegale weg bewandelen. Handhaving van het auteursrecht is alleen effectief als er voor gebruikers een aantrekkelijk en gebruiksvriendelijke legale route is. Ik wil ook met beheerders van zoekmachines in gesprek om te bekijken of zij bij het presenteren van zoekresultaten prioriteit kunnen geven aan het legale aanbod. Dit laatste heb ik vorige week ook aan de orde gesteld in het gesprek dat ik had met de verantwoordelijke Eurocommissaris Barnier. Uit het gesprek bleek ook dat de Eurocommissaris het in grote lijnen eens is met de richting die mijn speerpuntenbrief aangeeft voor de handhaving op internet, dat wil zeggen een civielrechtelijke benadering die zich richt op de websites en diensten die inbreuk faciliteren.
Ook vind ik dat de uitzonderingen op het auteursrecht moeten meebewegen met digitale ontwikkelingen. Een voorbeeld is de opkomst van sociale netwerken en websites als Youtube. Daardoor kunnen consumenten vrij eenvoudig hun filmpjes op internet zetten. Met als gevolg een enorme hoeveelheid creatieve bewerkingen van bestaand materiaal. Nu levert dat vaak een auteursrechtschending op, omdat de Europese richtlijn auteursrecht geen uitzondering kent voor zogenaamde user-created-content of fair use. Dat mag wat mij betreft veranderen. Ik vind dat het auteursrecht dergelijke beperkte vormen van gebruik moet respecteren. Wat niet wil zeggen dat er dan niemand hoeft te betalen. Als een website geld verdient met het plaatsen van filmpjes door consumenten, dan moeten we misschien bekijken of de vergoeding voor de auteur dan bij de website kan worden geïnd.
Kortom, ik vind dat het auteursrecht ook in de digitale omgeving een
stimulans moet zijn voor creativiteit én innovatie.
Tot zover over de vraag of de wetgeving aangepast moet worden aan de digitale ontwikkelingen. Ik wil ook nog iets zeggen over uw positie als journalist in de digitale omgeving. Want ik maak me wel een beetje zorgen.
Vorig jaar is onderzoek gedaan naar de positie van individuele auteurs en uitvoerend kunstenaars in de digitale omgeving. Ze werden ondergebracht in een aantal profielen met klinkende namen als:
- digitaal resistenten
- handhavers
- generatie 2.0
- digitale debutanten
- zelfbewuste makers
- verontruste jongeren.
Opvallend genoeg zijn volgens het onderzoek journalisten oververtegenwoordigd in de groepen ‘analoge generatie’ en ‘verontruste jongeren’. De analoge generatie maakt weinig gebruik van nieuwe media en schat de kansen van digitale ontwikkelingen zeer laag in. De verontruste jongeren maken juist veel gebruik van nieuwe media maar zien filesharing als een bedreiging. Aan de andere kant zijn journalisten ondervertegenwoordigd in het profiel ‘digitale debutanten’.
Al met al concluderen de onderzoekers dat journalisten negatiever dan gemiddeld staan tegenover digitalisering. Daarnaast blijkt uit hetzelfde onderzoek dat meer dan de helft van de makers zijn onderhandelingspositie ten opzichte van opdrachtgevers en exploitanten als zwak beschouwt. Bij journalisten loopt dit percentage zelfs tegen de 70%. Vergelijkbare percentages makers geven aan dat zij in een exploitatiecontract soms meer rechten hebben overgedragen dan ze eigenlijk zouden willen. Ook eerder onderzoek van hoogleraar auteursrecht Bernt Hugenholtz laat zien dat makers niet sterk staan tegenover hun exploitanten.
Daar moet mijns inziens verandering in komen om twee redenen.
Ten eerste omdat ik het fair vind dat bij creatieve prestaties de maker wordt beloond. Als een exploitant geld verdient met die prestaties, moet de maker daarvan in redelijke mate meeprofiteren.
Ten tweede omdat gebruikers van beschermde werken, de consumenten, erop moeten kunnen vertrouwen dat een redelijk deel van de inkomsten terecht komt bij de auteur. Dat vergroot het draagvlak voor het auteursrecht en ook de bereidheid van consumenten om te betalen voor legaal aanbod van content.
Daarom kom ik met het wetsvoorstel auteurscontractenrecht. Dat heeft jaren stilgelegen maar ik ga tempo maken. Deze zomer gaat het voorstel naar de Raad van de State. U bent natuurlijk benieuwd wat erin komt te staan. Veel kan ik er niet over zeggen want het moet nog in de Ministerraad worden behandeld. Maar ik kan hier wel een tipje van de sluier oplichten. Met zoveel journalisten hier lijkt me de kans op lekken erg klein!.
Het wetsvoorstel geeft de maker een aantal instrumenten om op te komen tegen onredelijke aspecten van auteurscontracten. Ik noem er hier vijf die voor u als freelance journalist van belang kunnen zijn.
Ten eerste wil ik regelen dat de maker een wettelijk recht krijgt op een billijke vergoeding. Over die vergoedingen moeten verenigingen van makers en exploitanten collectief kunnen onderhandelen. Ik denk onder meer aan beloningen voor prestaties die onderling goed vergelijkbaar zijn, zoals nieuwsartikelen of aan vertaaltarieven. Daarover kunnen bijvoorbeeld het Platform Makers met het Nederlands Uitgeversverbond gezamenlijk advies uitbrengen aan de Minister van OCW. De Minister kan op grond van dat advies een vergoeding als billijk aanmerken.
Ten tweede moet de maker een hogere vergoeding kunnen claimen als zijn werk een onverwacht succes blijkt te zijn en de oorspronkelijk overeengekomen vergoeding in geen verhouding meer staat tot de opbrengst voor de exploitant. Een zogeheten bestsellerbepaling.
Ten derde moet de maker het contract geheel of gedeeltelijk kunnen ontbinden als de exploitant het werk niet voldoende exploiteert. Denk aan het geval dat de auteur wil dat zijn boek ook digitaal wordt geëxploiteerd en de uitgever – die wel de digitale rechten heeft – daar geen trek in heeft. Deze zogenaamde ‘non usus’ bepaling is ook van belang voor de ontwikkeling van de legale modellen. De auteurs kunnen er immers voor zorgen dat hun werk ook op het internet wordt aangeboden.
Ten vierde wil ik regelen dat de maker onredelijke bepalingen in contracten kan laten vernietigen. Zoals bepalingen die de maker verplichten om al zijn toekomstige werken aan de uitgever over te dragen. Of een bepaling die de maker recht geeft op een percentage van de omzet na aftrek van kosten, waardoor er niets overblijft.
Ten slotte wil ik in de wet een grondslag opnemen om een geschillencommissie aan te wijzen. Bij problemen tussen makers en exploitanten lijken makers er voor terug te schrikken om naar de rechter te stappen. Een efficiënte en laagdrempelige geschillencommissie kan hier een oplossing bieden.
Ik begrijp dat het voor veel makers lastig is om tegen een machtige exploitant een procedure te beginnen. De reactie is dan al gauw ;“voor u tien anderen”. Daarom overweeg ik ook een bepaling dat representatieve verenigingen van makers bij de geschillencommissie collectief kunnen procederen voor hun leden.
Degenen die de discussie over het auteurscontractenrecht hebben gevolgd, zullen misschien gemerkt hebben dat ik het voorstel om het auteursrecht niet overdraagbaar te maken en om de maker na vijf jaar een opzegrecht te geven uit het voorontwerp van het vorige kabinet niet noem. Die neem ik niet over. Dat heb ik ook in de Eerste Kamer gezegd toen we over het auteursrecht spraken.
Voor u is dat wellicht teleurstellend, maar ik moet realistisch zijn. Uiteindelijk moet ik een evenwicht vinden tussen de belangen van de makers en van de exploitanten. In het voorontwerp van het vorige kabinet sloeg de balans iets teveel uit ten nadele van de uitgevers en producenten. Ook stuitten die onderdelen op allerlei juridische complicaties en was het bij het opzegrecht onmogelijk om een voor alle branches geschikte opzegtermijn te vinden. Het voorstel gaat te ver, dat vond ook de commissie auteursrecht. Dat betekent niet dat ik de gedachte achter die eerdere voorstellen loslaat. Ik zie een goed alternatief in een versterkt non usus-recht. Het versterken zit hem er onder meer in dat de exploitant moet aangeven op welke wijze hij heeft geëxploiteerd. Maar wellicht hebben die ideeën inspiratie opgeleverd voor de marktpartijen en komt er nog een opzegrecht in een modelcontract tussen auteurs en uitgevers.
Een wettelijke regeling van het auteurscontractenrecht is mooi, maar ik realiseer me als geen ander dat de praktijk daarmee niet meteen veranderen zal. Het wetsvoorstel geeft u als makers de middelen op te treden. Het auteursrecht is immers privaatrecht, geen overheidstaak.
Ik heb er alle vertrouwen in dat die instrumenten bij u in goede handen zijn. Freelancers zijn zelfstandigen; mensen die initiatieven nemen om in hun levensonderhoud te voorzien. Die actieve houding verwacht ik ook in het auteurscontractenrecht. De wetgever kan instrumenten aanreiken maar de maker zal er zelf mee aan de slag moeten. Dat kan individueel maar ook op collectief niveau zoals binnen de NVJ en het Platform Makers.
U begrijpt uit mijn verhaal dat ik serieus werk ga maken van de modernisering van het auteursrecht. Maar u snapt dat u zelf ook aan de slag moet om het auteursrecht in de praktijk handen en voeten te geven. Ik wees al op de conclusie van het onderzoek dat journalisten vaker negatief staan tegenover digitalisering. Journalisten zien digitale distributie en exploitatie ook relatief vaak als een bedreiging in plaats van een kans. Ik hoop dat u daar wat optimistischer tegenaan gaat kijken na deze dag.
En dan geef ik nu graag gelegenheid om te doen wat u het liefste doet: vragen stellen.