Toespraak minister Donner op VNG Jaarcongres
Toespraak van minister op het VNG Jaarcongres in Ulft op 8 juni 2011, waarin hij onder andere ingaat op het resultaat van de stemming over het bestuursakkoord: "Het is goed gebruik dat de VNG jaarlijks bijeenkomt; het is gebruik dat de minister van Binnenlandse Zaken daar spreekt. Het is gebruik dat hij daar inzicht biedt in de ontwikkelingen van het binnenlands bestuur. Het is wat minder gebruikelijk dat de VNG even te voren terugkomt op het bestuursakkoord tussen de VNG en het kabinet. Het is een vernieuwing die ik betreur. Ik denk dat u daarmee een goed resultaat laat liggen, waar we allemaal spijt van krijgen. Maar het is uw besluit, het kabinet heeft het als zodanig te respecteren. Misschien verwacht u wat meer emotie. Die houd ik even voor me. "Het is goed openhartig naar anderen te zijn, maar met eerlijkheid moet je voorzichtig zijn, en als het mogelijk is moet je respectvolle en aardige woorden gebruiken." zei Confucius."
"Eén moment van vreugde verdrijft honderd zorgen." en “Kies een baan waarvan je houdt en je hoeft nooit één dag in je leven te werken." aldus Confucius 2500 jaren geleden. U begrijpt hier staat een zorgenloze werkloze; de Minister van Binnenlandse Zaken te midden van de vereniging van Nederlandse gemeenten; een moment van vreugde in een baan waarvan je houdt. Hoewel -zorgenloos is misschien te mooi; u heeft er zojuist weer zorgen aan toe gevoegd. Maar ik sta hier met tenminste honderd zorgen minder; want het is een moment van vreugde hier te mogen staan, te midden van de mede-bestuurders van Nederland.
Ik probeer niets te verdoezelen. U heeft zorgen over beslissingen van het kabinet, ik heb zorgen over sommige van uw beslissingen. Maar we hebben die zorgen omdat wij -u en ik- gezamenlijk staan voor het bestuur van dit land, voor het behartigen van de algemene belangen van de inwoners, en voor het scheppen van de voorwaarden waaronder ook onze kinderen en kleinkinderen hier een veilig en goed bestaan kunnen opbouwen. Daar maken we ons zorgen over.
Goed bestuur, dat is wat ons verenigd; daar zijn we gezamenlijk voor verantwoordelijk. Goed bestuur; Confucius formuleerde het zo: “Als de sabels verroest zijn en de spaden glinsteren, als de trappen der tempels uitgesleten worden door de voeten der gelovigen en er gras groeit op de binnenplaats der gerechtshoven, als de gevangenissen leeg en de graanzolders vol zijn, als de dokters lopen en de bakkers rijden dan wordt het rijk goed bestuurd.” Zo bezien zijn we halverwege. We hebben steeds minder sabels als dit kabinet klaar is. De spaden glinsteren niet, want het is droog en de bouw loopt niet goed. De tempels lopen weliswaar leeg en de gerechtshoven vol, maar gevangenissen stoten we af bij gebrek aan gedetineerden. En bij ons rijden niet alleen de bakker en de dokter, maar ook alle anderen, en daarom staan we ’s ochtends en ’s avonds allemaal gelijkelijk in de file stil. Dat is zeker niet allemaal de verdienste van het bestuur; maar zonder bestuur gaat het niet, en het bestuur maakt het verschil. Confucius zei overigens ook: "Wilt u weten of een land goed geregeerd wordt en goed van zeden is? Luister naar zijn muziek." Dat brengt mij dan weer aan het twijfelen.
Waarom zo veel Confucius? Het was de wijsgeer van het rustige vertrouwen in traditie, betrouwbaarheid, goed bestuur en beschaafde omgangsvormen. En dat hebben we in deze tijd meer dan ooit nodig; in de samenleving en in het bestuur. Deze gelegenheid past daarin. Het is goed gebuik dat de VNG jaarlijks bijeenkomt; het is gebruik dat de minister van Binnenlandse Zaken daar spreekt. Het is gebruik dat hij daar inzicht biedt in de ontwikkelingen van het binnenlands bestuur. Het is wat minder gebruikelijk dat de VNG even te voren terugkomt op het bestuursakkoord tussen de VNG en het kabinet. Het is een vernieuwing die ik betreur. Ik denk dat u daarmee een goed resultaat laat liggen, waar we allemaal spijt van krijgen. Maar het is uw besluit, het kabinet heeft het als zodanig te respecteren. Misschien verwacht u wat meer emotie. Die houd ik even voor me. "Het is goed openhartig naar anderen te zijn, maar met eerlijkheid moet je voorzichtig zijn, en als het mogelijk is moet je respectvolle en aardige woorden gebruiken." zei Confucius.
Denk niet dat ik het allemaal luchthartig opneem. Vandaag precies aan half jaar geleden was het VNG bestuursdiner. Die middag hadden uw bestuur, het IPO en de Unie van waterschappen besloten om het te proberen om tot een bestuursakkoord te komen. Het kabinet vroeg zich af of het nodig en zinvol zou zijn. Dat het moeilijk zou zijn, gegeven de omvang van de verschuiving van taken en de noodzaak tot bezuinigingen, was duidelijk. 8 mld. aan taken die overgeheveld werden en 2 mld. aan bezuinigingen. Want die omvang en bezuinigingen stonden vanaf het begin vast, die staan in het regeerakkoord; daar gaat het bestuursakkoord niet over. Dat gaat over uw wensen en voorwaarden waaronder de plannen van de regering gerealiseerd zouden moeten worden. Overigens waren die wel conform de wens van de VNG. Vorig jaar vroeg u om in de informatie in te brengen dat de gemeenten belangrijke taken van het Rijk over zouden kunnen nemen.
Ik ben van oordeel dat we in een paar maanden tijd heel ver zijn gekomen. Op bijna alle onderdelen zijn naar tevredenheid afspraken gemaakt. Het akkoord kreeg zo bleek ook vandaag grotendeels steun van de gemeenten. De VNG onderhandelaars hebben nog ¾ mld. aan incidentele en structurele middelen losgekregen. In het proces is ook het kabinet gaan geloven in de winst van afspraken; vandaar dat het bereid was een hoge prijs te betalen. Als het niet doorgaat is het kabinet de eerste om het te betreuren. Maar de prijs is wel een wezenlijk onderdeel van een akkoord. Je kunt niet zeggen; we hebben een akkoord, maar de prijs moet hoger. Het kabinet is zich bewust van de zorgen die de gemeenten hebben met betrekking tot de risico’s die ze lopen op het onderdeel werk. Ik heb een en ander maal aangegeven, dat als gemeenten solidair het rijksbeleid uitvoeren, er soliditeit is ten aanzien van de kosten van de risico’s. De zorg voor burgers die het aangaat is niet minder bij het Rijk. Die burgers worden vertegenwoordigd in de Tweede Kamer.
Gelet op de geleverde inspanningen, en niet in de laatste plaats het resultaat zoals dat er 21 april jl. lag, is het een teleurstellende conclusie dat gemeenten het resultaat nu niet helemaal voor hun rekening kunnen nemen. Het kabinet kan dat niet anders begrijpen dan helemaal niet. Het akkoord bood voor bijna alle onderdelen een waarborg voor de gemeentelijke uitvoering; ze hadden tenslotte stevig meegekeken en vastgelegd hoe de uitvoering mogelijk was. Het zou dus goed zijn geweest als er overeenstemming was bereikt. Maar het is niet anders. U heeft gesproken uit uw verantwoordelijkheid. Het kabinet zal nu zijn verantwoordelijkheid nemen en kijken hoe het verder kan. Want de voortgang van beleid is niet alleen van het bestuursakkoord afhankelijk. Gisteren heeft de Tweede Kamer een motie aanvaard die nog weer tegemoet kwam aan de zorgen van de gemeenten, maar tegelijk de plannen van het kabinet impliciet steunt. Gelukkig, want het betreft een noodzakelijke operatie. De sectoren waarover vandaag en gisteren werd gesproken, moeten hervormd worden met het oogmerk een betere zorg en een betere uitgangspositie op de arbeidsmarkt te bieden. Het debat over de substantie daarvan en over de beschikbare middelen vindt nu in de kamer plaats; met het bestuursakkoord zou het debat overigens ook daar plaats hebben gevonden.
En dan? Hoe verder? Gaan we nu beide mokkend in een hoekje zit-ten, zwelgend in ons eigen gelijk en boos over de onverantwoordelijkheid van de ander. Ik hoop het niet. Ik verwacht het niet. Het bestuur van dit land is aangewezen op samenwerking tussen de verschillende besturen. Als er op een bepaald moment geen overeenstemming valt te bereiken, dan zal de regering of de wetgever de knoop moeten doorhakken. En vervolgens zullen we weer verder moeten werken.
Ik hecht er aan het beeld recht te zetten, als zou ik gezegd hebben dat gemeentebesturen het eens moeten zijn met het kabinet omdat het land anders onbestuurbaar wordt. Onzin! Ik werd zondag in Buitenhof geconfronteerd met de vraag/stelling dat SP en PvdA wethouders het bestuursakkoord sowieso niet zouden aanvaarden omdat ze tegen het beleid zijn. Daar heb ik inderdaad op gesteld dat als dat waar is, het een foute instelling is en de bestuurbaarheid van het land wordt opgeofferd aan partijpolitiek. Iedereen mag vinden van het kabinetsbeleid wat hij vindt, maar er wordt in de Staten-Generaal over besloten. Wie daar in de minderheid is gesteld, moet niet via andere besturen alsnog zijn gelijk zien te halen. Want dan veranderd er alleen nog iets als een regering, twee kamers, 3 openbare lichamen, 12 provincies en 418 gemeenten het op het zelfde moment eens zouden zijn; dan doen we dus nooit meer wat. Dan is het niet: op zijn 11 en 30st maar op zijn 12 en 418st.
Natuurlijk werd wat ik zei behendig verdraaid, althans in de koppen in de krant, door mij stellenderwijze in de mond te leggen, wat mij vragenderwijze was voorgelegd. Mijn mening over de pers heb ik elders gegeven; ik roep u slechts op steeds eerst te lezen wat ik heb ge-zegd, voordat u geloofd wat er van gemaakt wordt. Het bespaart veel ergernis.
Bestuurlijke samenwerking is kortom uitgangspunt in ons bestel. Dat zal hard nodig zijn, gelet op de agenda. We staan voor ingrijpende en noodzakelijke veranderingen. Daar zullen ongetwijfeld meer voorstellen bij zitten waar we het niet allemaal over eens zijn; daar is niets mis mee. Ook dan zullen we daar op volwassen wijze mee om moeten gaan, maar het ontslaat ons niet van de plicht en de verantwoordelijkheid om samen te werken.
Het kabinet streeft een compacte overheid na. Dat omvat meer in het bijzonder drie onderdelen; 1) een kleinere rijksoverheid, 2) meer marktconforme ambtelijke arbeidsvoorwaarden en 3) een doelmatige bestuurlijke inrichting. Die compacte overheid is niet het traditionele: ´kleiner, maar fijner´ of ´terugtred en marktwerking´. Dat zal er zeker ook zijn. Bij de compacte overheid gaat het er in de eerste plaats om te komen tot een doelmatiger bedrijfsvoering; een gemeenschappelijke vervoersdienst, één inkoop, één incasso, één ICT dienst, minder kantoorruimte. Dat alleen al levert bijna de helft van de bezuinigingen bij de rijksoverheid op. Samenwerking en samenvoeging bij de bedrijfsvoering kan ook bij gemeenten nog veel opleveren, terwijl de dienstverlening daardoor beter wordt. Ik ben gaarne bereid om met de VNG te bezien of en zo ja op welke wijze ook gemeenten kunnen aansluiten bij de gemeenschappelijke uitvoeringsorganisatie, of hoe ze geholpen kunnen worden gemeenschappelijke organisaties op te zetten. De compacte overheid betekent vervolgens dat veel systematischer wordt bezien of de overheidstaak door ambtelijke diensten moet worden uitgevoerd, of dat een ordening mogelijk is de burgers daarbij inschakelt.
Derde onderdeel is dat veel systematischer gestreefd zal moeten worden naar burgerschap, burger participatie en zelfbestuur door inwoners. Over de verhouding tussen overheid en burger en de invloed die deze op elkaar moeten hebben is het afgelopen decennium veel gesproken. Iedereen voelt dat het niet goed zit; het kraakt, want zoals Confucius al zei: "Het is niet moeilijk het goede te herkennen, maar wel om het in daden te zetten." Maar ook dat laatste gaat steeds beter. De visitatie van de wijkaanpak laat zien dat op steeds meer plaatsen nieuwe antwoorden worden gevonden die de klassieke inspraak en het horen voorbij gaan en burgers de besluitvorming zelf in handen leggen, met als gevolg; grotere tevredenheid en betrokkenheid, betere leefbaarheid en samenhang, en tenslotte meer doelmatigheid en minder kosten. Het rapport van de commissie komt binnenkort uit. Ik zal het naar de kamer sturen met opvattingen over de mogelijkheden en kansen van burgerschap en burgerparticipatie. ‘Hedendaags Burgerschap’ was een onderwerp dat ook in het be-stuursakkoord aan de orde kwam. Ik hoop daarover opnieuw met de VNG en met afzonderlijke gemeenten te spreken.
Laat ik ook duidelijk zijn. Op de korte termijn bepalen financiële overwegingen de urgentie van de voorstellen om tot veranderingen te komen. Maar het gaat in essentie om veranderingen die ook los daarvan dringend noodzakelijk zijn. Omdat ze beantwoorden aan nieuwe vragen in de samenleving, maar bovenal ook omdat de overheid in alle lagen in de komende decennia op zal lopen tegen tekorten aan menskracht op de arbeidsmarkt. Dat is de meest dwingende reden om tot een andere wijze van werken te komen: en die geldt voor het Rijk en de gemeenten.
Het is ook precies dat motief dat dwingt tot meer marktconforme arbeidsvoorwaarden. Natuurlijk, ook daar speelt in deze tijd mee dat er geen geld is. Het zou vreemd zijn als het Rijk voor de WSW het geld dat u vraagt niet zou hebben, maar in het CAO-overleg wel het geld dat de bonden vragen. Maar het gaat op den duur vooral om het realiseren van een veel grotere uitwisseling van ambtenaren tussen verschillende bestuursorganen en tussen het bestuur en andere organisaties. Dat is zowel in het belang van betrokken ambtenaren als van de kwaliteit van het bestuur, als in het belang van interbestuurlijke verhoudingen.
Dat brengt mij de agenda voor de bestuurlijke inrichting. Het is gebruikelijk dat de minister daar op ingaat, want we spreken er al decennialang over. Er is onmiskenbaar vooruitgang; vooruitgang in de richting van grootschaliger eenheden, vooruitgang in de vermenigvuldiging van bestuurslagen (deelgemeenten, WGR+), vooruitgang in het aantal bestuursorganen per onderwerp, vooruitgang in de omvang van bestuursorganen. Maar over die vooruitgang wordt wel ver-zucht, wat Confucius al verzuchtte: "Helaas! Ik zag hem gestaag vooruit gaan, maar ik zag hem nooit zijn vooruitgang remmen." Inzet van het kabinet is om op een aantal van deze punten de groei van de laatste jaren om te buigen tot minder bestuurorganen en bestuursla-gen, herindeling met steun van onderop, een helder profiel en verdeling van taken, kleinere bestuursorganen, en een op dynamiek ge-richte bestuursorganisatie in de Randstad. Ik ga hier nader op in.
Daarbij moeten we onderkennen dat er bij de bestuurlijke inrichting een aantal fundamentele spanningen spelen. In de eerste plaats de spanning tussen de staande en de dynamische organisatie. Overheidsgezag is nodig om te kunnen samenleven, maar één orgaan voor de hele samenleving leidt onvermijdelijk tot ongevoeligheid voor verschil en pluriformiteit voor democratische betrokkenheid en con-crete situaties. Daarom verdelen we het overheidsgezag territoriaal over het land; het huis van Thorbecke. Dat is de verdeling voor het staande beheer. Maar dynamiek en specifieke belangen vergen nu juist vaak een grotere of functionele organisatie, die dynamiek en aandacht voor specifieke aspecten mogelijk maakt: de waterschappen, de WGR+, deelgemeenten, en andere bestuursorganen. Met de toename van het aantal actoren neemt echter het aantal mogelijke relaties daartussen exponentieel toe met een tweede macht; dat is elementaire wiskunde. Het reduceren van bestuurlijke drukte begint derhalve met het reduceren van het aantal bestuursorganen.
Om die reden zal het kabinet voorstellen om de WGR+ af te schaffen. Met de decentralisatie van taken naar de provincies vormt die bestuurslaag steeds meer vooral een extra complicatie. Zeker als provincies een meer centrale rol hebben op het terrein van de fysieke omgeving.
Het kabinet zal ook voorstellen om de deelgemeenten op te heffen, zoals die in Rotterdam en Amsterdam bestaan op grond van de gemeentewet. Het kabinet ziet heel wel de behoefte om in de grote steden de bestuurlijke betrokkenheid op een kleinere schaal te organi-seren. De betrokken gemeenten hebben ook voorbeelden van succesvolle ontwikkelingen in de stadsdelen. Maar dat laat onverlet dat diezelfde grote steden tegelijkertijd op een bovenstedelijk niveau samenwerking zoeken in metropolen. Het zou er toe leiden dat de grote steden net zo veel bestuurslagen hebben als het land. Op nationaal niveau gaat het al moeilijk. Daarom wil het kabinet terug naar de si-tuatie waarin gemeenteraad en college van B&W centraal aan-spreekpunt zijn. De ervaring laat zien dat bestuurlijke betrokkenheid op stadsdeel niveau ook op een andere manier georganiseerd kan worden.
Dit sluit ook aan bij de aanpak van het kabinet met betrekking tot gemeentelijke herindeling. Uitgangspunt is dat voor herindeling er draagvlak moet zijn in de betrokken gemeenten. Dat laat onverlet dat de regionale opgave niet minder zwaar moet wegen. Het zijn bestuurlijke taken en opdrachten, en kunnen die wachten tot er voldoende draagvlak is? Die taken kunnen ten dele worden behartigd door bestuurlijke samenwerking. Tegelijk kan dit niet steeds afhankelijk zijn van vraag of gemeentebesturen er ook zo over denken. eerder is ook de mogelijkheid geopperd van gemeentelijke differentiatie. In het bestuursakkoord weer een andere oplossing. We zullen moeten bezien hoe verder in de nieuwe situatie. Want duidelijk moet zijn dat het kabinet verder gaat met de voorstellen tot decentralisatie.
De opgave in ons land is de taken en verantwoordelijkheden van het bestuur duidelijker te ordenen, de profielen van de verschillende bestuurslagen te verscherpen en daarmee de ruimte voor het besturen en de besluitvorming te vergroten. Niet om als bestuurslagen zich op het eigen profiel terug te trekken met de rug naar anderen toe. In ons land blijft ten enen male behoefte aan op elkaar gerichte bestuurslagen. Om de maatschappelijke problemen in ons land aan te pakken en het hoofd te bieden blijft bestuurlijke samenwerking een wezenlijk element. De ambitie van het kabinet is juist de profielen te verhelde-ren. Het profiel van de provincies bevat ruimte, economie en de fysieke omgeving. De gemeenten zijn de overheid die het dichtst bij de burger staat. Gemeenten dragen zorg voor een veilige en leefbare woon- en werkomgeving en zijn het eerste loket voor voorzieningen. Het kabinet wil niet alleen die profielen verscherpen, maar die ook nog meer inhoud geven door de vooorgenomen decentralisaties. De transitie die dat vraagt, vergt een bestuurlijke samenhangende aanpak van Rijk en mede-overheden.
Decentralisatie is het steekwoord en het motto is: Decentraal wat kan, centraal wat moet. Dat geldt ook voor de overige onderdelen van het bestuursakkoord die de provincies en de waterschappen betreffen. De Provincies krijgen de verantwoordelijkheden en/of middelen die nu nog bij het Rijk liggen op het gebied van ruimtelijke ordening, regionale economie, natuur & landschap en verkeer & vervoer. De brede doeluitkering verkeer & vervoer gaat op termijn naar het algemeen fonds en het Waddenfonds wordt per 2012 gedecentraliseerd. Met de waterschappen is er ook een omvattend akkoord.
Het bestuursakkoord betrof niet alleen de VNG, maar ook IPO en de waterschappen. Ik zal op korte termijn met hen in overleg treden over de ontstane situatie. Ook blijft staan dat het kabinet voor 1 oktober 2011 komt met een voorstel over de indirecte verkiezingen van de waterschapsbesturen door gemeenteraden. Het gaat het kabinet bij dit alles niet alleen om de ordening van het bestuur in Nederland.
Gegegeven de economische ontwikkeling in de wereld en de afname van het relatieve gewicht daarin van Europa, moet verwacht worden dat er in de komende jaren een ‘shake out’ plaats zal vinden van re-gio’s in Europa die meetellen in de wereld. Waar er nu zo’n 20 relevante regio’s zijn, zijn het er straks misschien nog maar vijf. Er dient ons alles aan gelegen te zijn om te zorgen dat Nederland en zeker de centrale regio’s van economische bedrijvigheid bij die resterende vijf horen. Dat moet het overheidsbestuur dynamiseren en oriënteren. Dat geldt voor het bestuur in het algemeen. Het geldt in het bijzonder voor de Randstad en de verlenging daarvan in de richting van Eind-hoven/Maasvallei en de richting Rotterdam/Antwerpen.
Dat brengt mij op de bestuurlijke dimensie van de Randstad.
De bestuurlijke inrichting van de Randstad is een apart probleem. Zoal ergens, dan daar is er behoefte aan ruimte en slagvaardigheid. De Randstad is de economische motor van Nederland. De economische bedrijvigheid, woon-werkverkeer, kennisontwikkeling en dynamiek, kenmerken de regionale opgaven in de Randstad. Allemaal vraagstukken die de gemeentegrenzen overstijgen en uitsluitend in regionaal verband kunnen worden opgepakt.
Om de Randstad blijvend bij de Europese economische top te houden zijn extra inspanningen noodzakelijk; ook op bestuurlijk niveau. Een en ander maal is geanalyseerd dat de bestuurlijke versnippering in de Randstad een wezenlijk onderdeel van de problematiek is. We moeten áf van het bestuurlijke kluitjesvoetbal.
We spreken daarbij wel van de Randstad, maar er sprake is eigenlijk sprake van twee vleugels –een noord en een zuidvleugel- met een onderscheiden problematiek en dynamiek. Bij de aanpak van de bestuurlijke problematiek en organisatie, gaat het kabinet uit van dit onderscheid, om de beide vleugels zo adequaat mogelijk te organise-ren en de besturen daarbinnen de ruimte te geven hun taak te realiseren in onderlinge aanpak. Want de inhoudelijke vraagstukken op het gebied van mobiliteit, wonen, ruimte en economie zijn dusdanig verweven dat in bestuurlijk opzicht steeds meerdere partijen betrokken zijn. Daarom ben ik verheugd over het metropool initiatief van Rotterdam en Den Haag. Wel zal samenwerking moeten worden gevonden met de provincie.
Dames en heren,
We staan voor een niet geringe taak in de komende periode. Het gaat om niet minder dan het bestuur van dit land aanpassen aan nieuwe maatschappelijke realiteiten: financiële, economische, socia-le, demografische, grenzen en veranderingen. Dat vereist veranderingen op een breed terrein. Het kabinet is thans bezig dit in te vullen in concrete voorstellen. Ik zeg niets nieuws als ik stel dat dit vaak pijnlijke keuzen met zich mee brengt. Natuurlijk valt er over de moda-liteiten van de uitvoering nog veel te zeggen. Het kabinet doet dat ook en is daartoe bereid, mede gegeven de positie als minderheids-kabinet. Maar het is geen oplossing om bij ieder voorstel afzonderlijk met afgrijzen te roepen:’Dit kan niet’. Er is slechts één ding wat niet kan en dat is niets doen. De voorbeelden van landen die hebben uitgesteld wat moest gebeuren, hebben we in Europa voor het oprapen. Dan raakt men in handen van schuldeisers. Nederland hoeft maar een klein beetje minder vertrouwen te hebben op de financiële markten, of alle middelen die extra gevonden konden worden voor het bestuursakkoord waren nodig geweest om de hogere rente te betalen. In die situatie zitten we. Vraag is alleen: hoe komen we er uit? Maar vooral ook, hoe gebruiken we de noodzaak tot veranderen om zo te veranderen dat het een investering is om sterker te staan in de economische en maatschappelijke veranderingen die zich nog aftekenen naar de toekomst toe. En hoe gebruiken we de tijd zo goed mogelijk.
Wij allen zijn als bestuurders van dit land geplaatst voor die verantwoordelijkheid, ieder op zijn eigen plaats met eigen verantwoordelijk-heden. Daar hebben we elkaar bij nodig om dat goed te doen. Dat blijft het uitgangspunt, ook al heeft u vandaag besloten dat u een belangrijk onderdeel van het bestuursakkoord niet kunt accepteren. Het kabinet verstaat en begrijpt heelwel de zorgen die daar achter zitten. Toch kan het kabinet dit niet anders zien dan een afwijzing van het hele akkoord. Want het kabinet heeft vanuit zijn verantwoordelijkheid niet minder grote zorgen over het totale plaatje en wil ook een duidelijk signaal afgeven. Het kabinet zal dan ook zijn verantwoordelijkheid nemen bij het realiseren van wat gedaan moet worden.
Ik ga er van uit dat het VNG bestuur zal komen met voorstellen over hoe het zich voorstelt nu verder te gaan, ook dat behoort bij de bestuurlijke verantwoordelijkheid. Want ieder mokkend in een hoekje is bestuurlijk geen optie. Ook hier geldt Confucius: ‘Onze grootste overwinning is niet dat we nooit falen, maar dat we telkens als we struikelen weer opstaan’, en elders: ‘mensen struikelen niet over bergen , alleen over molshopen’. Dus ook hier zullen we overheen komen.