WODC: Relaties tussen pooiers en prostituees maakt opsporing mensenhandel ingewikkeld
De complexe relatie tussen pooiers en prostituees maakt de strafrechtelijke opsporing van mensenhandel ingewikkeld. Tussen pooiers en prostituees kan een liefdesrelatie bestaan, een afpersingsrelatie en/of een zakelijke relatie. In die relaties lopen liefde, afhankelijkheid, loyaliteit, geld, intimidatie, bedreigingen, geweld en seks door elkaar heen. Er is niet altijd sprake van bruut fysiek geweld waar evident strafrechtelijk bewijs voor gevonden kan worden. Soms is er vooral sprake van intimidatie en psychologische druk, wat de bewijsvoering moeilijker maakt. De complexe verhouding tussen pooiers en prostituees loopt vaak nog door nadat arrestaties zijn verricht. Dat maakt het horen van slachtoffers en getuigen ingewikkeld.
Mensenhandel is naast een internationaal delict evenzeer een lokaal verschijnsel dat lokaal is ingebed. Door die lokale inbedding van mensenhandel ligt het voor de hand om bij de opsporing informatie uit te wisselen met lokale partners zoals het lokale bestuur en de wijkpolitie. Tijdens de uitvoering van twee opsporingsonderzoeken (uitgevoerd ihkv het Emergo project) is intensief samengewerkt tussen de opsporing en het stadsdeel Centrum (Amsterdam). Die samenwerking heeft ertoe geleid dat zicht is verkregen op de wijze waarop legale lokale ondernemers - kamerverhuur, horeca - in de betreffende dossiers betrokken zijn bij mensenhandelpraktijken. Door de informatie-uitwisseling heeft het stadsdeel succesvol bestuursrechtelijk kunnen optreden, zodat deze lokale faciliteerders niet meer beschikken over de benodigde vergunningen. Dat staat in het WODC-rapport ‘Mensenhandel in de Amsterdamse prostitutiesector. Een onderzoek naar aard en opsporing van mensenhandel’ dat vandaag is verschenen.
Complexe relaties tussen pooiers en prostituees
Het WODC heeft op basis van twaalf grote strafdossiers onderzoek gedaan naar mensenhandel in het Amsterdamse Wallengebied in de periode 2005-2010. In de twaalf bestudeerde politiedossiers komen 70 pooiers naar voren (62 mannen en 8 vrouwen) en 76 slachtoffers (allen vrouw en werkzaam in de raamprostitutie). De relaties tussen pooiers en prostituees zijn complex en kunnen worden onderverdeeld in drie typen: liefdesrelaties, afpersingsrelaties en zakelijke relaties. Binnen alle relatievormen speelt financiële uitbuiting een grote rol en in alle relaties wordt door pooiers geweld tegen prostituees gebruikt of wordt gedreigd met geweld. Hiermee proberen pooiers de uitbuitingsrelatie te laten voortduren en zo veel mogelijk inkomsten te genereren. In sommige strafdossiers speelt het geweld van pooiers een grote en duidelijke rol, in andere dossiers is de rol van geweld kleiner en worden prostituees aan het werk gehouden door middel van manipulatie, psychische druk en bedreigingen. (In het rapport wordt gesproken over verdachten en niet over daders, omdat nog niet alle zaken voor de rechter zijn geweest.)
Lokale inbedding
De strafrechtelijke opsporing van mensenhandel is ingewikkeld, juist door de complexe relatie tussen pooiers en prostituees. Het delict mensenhandel wordt vaak geassocieerd met internationale handel in mensen, en de veronderstelling daarbij is dat slachtoffers van mensenhandel uit het buitenland komen, over landsgrenzen naar Nederland moeten worden gebracht en niet beschikken over geldige identiteitspapieren. Maar een groot deel van de slachtoffers uit de twaalf bestudeerde opsporingsonderzoeken is in Nederland geboren. Slachtoffers die wel uit het buitenland komen, zijn vooral afkomstig uit Oost-Europa en mogen als EU-ingezetenen vrij door Europa reizen en beschikken voor de reis naar Nederland over geldige identiteitspapieren. Verder is een deel van de vrouwen die uit het buitenland komt, al in de prostitutie in Nederland werkzaam voordat ze als slachtoffer in de strafzaken voorkomen. Mensenhandel is, met andere woorden, naast een internationaal delict evenzeer een lokaal verschijnsel dat lokaal is ingebed. De activiteiten van pooiers en prostituees concentreren zich in bepaalde buurten, straten en panden in het Wallengebied, waar ook cafés, kamerverhuurbedrijven en andere lokale ondernemers zijn gevestigd. Prostituees bevinden zich een groot deel van het etmaal zichtbaar op of nabij de straat en hebben contact met mensen op straat. Deze lokale inbedding van mensenhandel biedt mogelijkheden voor de inzet van de wijkpolitie bij de opsporing.
Samenwerking tussen opsporing en stadsdeel Centrum
De verwevenheid van (legale) lokale ondernemingen bij mensenhandel op de Wallen, kwam tot uiting in twee strafrechtelijke opsporingsonderzoeken die door WODC-onderzoekers op de voet zijn gevolgd en in het rapport in detail worden beschreven. Het zijn de opsporingsonderzoeken waarbij in het kader van het Emergo-convenant informatie kon worden uitgewisseld tussen onder meer politie en justitie, gemeente en Belastingdienst. De hechte afstemming en informatie-uitwisseling tussen stadsdeel Centrum en politie heeft ertoe geleid dat het opsporingsteam de reacties van verdachten op bestuurlijke maatregelen (als het gaat om vergunningen van raamexploitanten) goed in kaart heeft kunnen brengen, en heel gericht bijzondere opsporingsmiddelen heeft kunnen inzetten. De zo vergaarde informatie heeft bijgedragen aan de kennis omtrent de rolverdeling tussen verdachten. Verder werd het opsporingsonderzoek verder op weg geholpen door informatie uit bestuurlijke hoek - over inschrijvingen, vergunningen en administratieve schijnconstructies. Andersom heeft het stadsdeel informatie van de politie kunnen gebruiken ter onderbouwing van bestuurlijke beslissingen om vergunningen in te trekken en te weigeren. De opsporingsonderzoeken lieten zien dat de uitwisseling van politie-informatie het mogelijk maakt om als bestuur met een andere bril naar de aanvraag van een vergunning te kijken en meer oog te hebben voor schijnconstructies, katvangers en criminele activiteiten.
Publicatie:
M.A. verhoeven, B. van Gestel & D. de Jong (2011) ‘Mensenhandel in de Amsterdamse prostitutiesector. Een onderzoek naar aard en opsporing van mensenhandel’. Den Haag: Boom Juridische uitgevers. WODC reeks O&B nr. 295.