Toespraak minister Donner regiodag Den Haag - Rotterdam
Dames en heren,
Het ligt voor de hand om hier op deze plek even terug te kijken op het afgelopen voetbalseizoen. Even maar, zeg ik tegen de mensen uit Rotterdam; die doen dat immers mogelijk met een zekere tegenzin. Voor ADO-fans ligt dit anders. ADO heeft uitstekend gepresteerd. Tot verrassing van iedereen hebben ze zelfs de kans om Europa in te gaan. Waarom verrassing? Omdat de club de beschikking had over slechts beperkte middelen. Het kán dus: goed presteren met beperkte middelen.
Sterker nog: Vitesse dat dankzij een rijke Rus opeens veel middelen had, bakte er niets van! Er ligt dus geen directe relatie tussen een positief banksaldo en goed presteren. Misschien dwingt het gebrek aan middelen juist tot creativiteit en slim spel. Wat daar ook van zij, ADO stond in augustus vorig jaar voor de opdracht om met weinig middelen in het linkerrijtje te komen, en dat is gelukt.
De overheid staat in de komende periode voor een vergelijkbare opdracht. De middelen zijn beperkt; de politieke situatie stelt beperkingen. En toch zullen we op Europees niveau mee moeten blijven spelen. Dat is niet tegenstrijdig. We kunnen van de nood een deugd te maken; de noodzaak om uitgaven te beperken, gebruiken als investering in toekomstige structuren. Dat is het uitgangspunt van het streven om in de komende periode de basis te leggen van een compacte overheid. Een krachtige, kleine en dienstverlenende overheid die slagvaardig kan opereren. Met minder belastinggeld, minder ambtenaren, minder regels en minder bestuurders de overheidstaak realiseren; niet door terugtred, niet door alles maar aan de markt over te laten, maar door een doelmatiger organisatie en een werkwijze die veel meer steunt op maatschappelijke kracht en dynamiek. Niet voor, maar door mensen denken en doen. Ze in staat stellen en mogelijkheid geven problemen zelf met anderen aan te pakken, verantwoordelijkheid te nemen en zelf samen met anderen te beslissen.
Denk niet dat het daarbij gaat om een gelegenheidsconcept dat wordt afgedwongen door de staat van de overheidsfinanciën. Nog los van het al langer gegroeide inzicht dat mensen niet tot hun recht kunnen komen, als de verantwoordelijkheid voor hun leven hen steeds meer uit handen wordt genomen, dienen we te beseffen dat ook als we het geld zouden hebben, we straks eenvoudig de mensen niet meer zullen hebben om overheidsdiensten te bemensen zoals we dat nu doen. Dat is misschien de nog wel dwingender reden.
Een compacte overheid is één element van de veranderingen die het kabinet beoogt. Een overzichtelijker en doelmatiger ordening van het binnenlands bestuur is een ander. Dat vergt een evenwichtiger verdeling van bevoegdheden over de verschillende niveaus van overheid. In het Bestuursakkoord hebben Rijk, gemeenten, Provincies en waterschappen de contouren daarvan afgesproken en de randvoorwaarden vastgesteld. Het gaat om een ongekende decentralisatie van taken, die op ieder niveau een grotere samenhang van taken mogelijk maakt. Voor de provincies is het rapport van de commissie Lodders daarbij leidend geweest. Voor de gemeenten gaat het om een concentratie van taken op het terrein van bijstand, sociale arbeidsbemiddeling, jeugdzorg.
Er is discussie ontstaan over het Bestuursakkoord vanwege de reorganisatie van de sociale werkplaatsen die daar ook in aan de orde komt. Graag benadruk ik dat ik best begrip heb voor de zorgen die gemeentebestuurders uitspreken. Er komt veel op hen af en er wordt veel gevraagd van gemeenten. Het kabinet neemt die zorgen ook serieus. Er zijn 400 miljoen euro aan extra middelen afgesproken in het Bestuursakkoord als het gaat om de herstructurering van de SW-bedrijven. Ook zullen we de vinger aan de pols houden en uiterlijk over twee jaar bezien of het allemaal kan zoals we nu denken dat het kan.
Het Bestuursakkoord, de profilering van provincie en gemeenten, en de decentralisatie van de overheidstaak die daarin aan de orde komen, zijn echter slechts één aspect van een doelmatiger organisatie en verdeling van de overheidstaak. Niet minder belangrijk is de inzet om het aantal soorten en niveaus bestuur terug te brengen tot de traditionele vier organen: Rijk, provincie, gemeente en waterschap, en om hun omvang te beperken. Andere tussenvormen zoals de deelgemeente, de WGR-regio´s en andere vormen van bestuurlijke institutionalisering worden opgeheven.
Die ambitie betekent allerminst dat het kabinet zou menen dat organen op zichzelf de bestuurstaak kunnen vervullen, en dat het geen oog zou hebben voor de noodzaak en samenwerking tussen bestuursorganen. Integendeel; juist omdat de overheidstaak steeds veelvormiger wordt en meer afstemming, coördinatie en gezamenlijke besluitvorming vergt, is het essentieel dat het aantal peilers waar het netwerk van knooppunten tussen gespannen wordt, beperkt en overzichtelijk is. Ervaring heeft geleerd dat het scheppen van nieuwe soorten bestuursorgaan voor bepaalde taken, de uitvoering van samengestelde bestuurstaken steeds ingewikkelder maakt. Dat laat onverlet dat de vier traditionele soorten bestuur meer onderling zullen moeten samenwerken en in samenhang functioneren; de burger vereenzelvigt de verschillende niveaus van bestuur steeds meer tot één overheid.
Die inzet van het kabinet om het aantal verschillende soorten bestuur te reduceren, impliceert niet dat het kabinet kiest voor steeds grootschaliger bestuurseenheden. Uit een oogpunt van het uitvoeren van brede overheidsvoorzieningen en -diensten is dat mogelijk aantrekkelijk, maar het reduceert tegelijk de betrokkenheid en verantwoordelijkheid van burgers bij het bestuur. Derhalve zal het kabinet op het punt van gemeentelijke herindeling terughoudend zijn.
Het gaat het kabinet bij dit alles niet alleen om de ordening van het bestuur. Gegegeven de economische ontwikkeling in de wereld en de afname van het relatieve gewicht daarin van Europa, moet verwacht worden dat er in de komende jaren een ‘shake out’ plaats zal vinden van regio’s in Europa die meetellen in de wereld. Waar er nu zo’n 20 relevante regio’s zijn, zijn het er straks misschien nog maar vijf. Er dient ons alles aan gelegen te zijn om te zorgen dat Nederland en zeker de centrale regio’s van economische bedrijvigheid bij die resterende vijf horen. Dat moet het overheidsbestuur dynamiseren en oriënteren. Dat geldt voor het bestuur in het algemeen. Het geldt in het bijzonder voor de Randstad en de verlenging daarvan in de richting van Eindhoven/Maasvallei en de richting Rotterdam/Antwerpen. Het gaat in de komende jaren om de toekomst van onze kinderen hier in Nederland in een wereld waarvan we de contouren nog maar vaag ontwaren.
De bestuurlijke inrichting van de Randstad is daarom een apart punt van aandacht. Juist daar is er behoefte aan ruimte en slagvaardigheid. De Randstad is de economische motor van Nederland. De economische bedrijvigheid, woon-werkverkeer, kennisontwikkeling en dynamiek, kenmerken de regionale opgaven in de Randstad. Allemaal vraagstukken die de gemeentegrenzen overstijgen en uitsluitend in regionaal verband kunnen worden opgepakt. Om de Randstad blijvend bij de Europese economische top te houden zijn extra inspanningen noodzakelijk; ook op bestuurlijk niveau. Een en ander maal is geanalyseerd dat de bestuurlijke versnippering in de Randstad een wezenlijk onderdeel van de problematiek is.
We spreken daarbij wel van de Randstad, maar de werkelijkheid gebiedt om te erkennen dat er sprake is van twee vleugels –een noord en een zuidvleugel - met een onderscheiden problematiek en dynamiek. Bij de aanpak van de bestuurlijke problematiek en organisatie, gaat het kabinet uit van dit onderscheid. Inzet is om beide vleugels zo adequaat mogelijk de ruimte te geven hun taak te realiseren in onderlinge aanpak.
Het lijkt aantrekkelijk om bij wet een bestuursorgaan verantwoordelijk te maken voor de noodzakelijke ontwikkeling – de provincie of een samenwerkingsverband van de steden. Maar in de Nederlandse verhoudingen en wetgeving zal dat orgaan onmiddellijk de andere bestaande bestuursorganen nodig hebben om tot oplossingen en maatregelen te komen. Want de inhoudelijke vraagstukken op het gebied van mobiliteit, wonen, ruimte en economie zijn zodanig verweven, dat in bestuurlijk opzicht steeds meerdere partijen betrokken zijn. Medewerking die des te moeilijker zal zijn als eerst de bevoegdheden zijn veranderd. Het gaat er daarom nu eerst om samenwerking te organiseren en vorm te geven vanuit bestaande bevoegdheden.
In dat kader verwelkom ik het initiatief van Rotterdam, Den Haag en omliggende gemeenten om de samenwerking te intensiveren tot het realiseren van een metropoolregio. Steden zijn de motor van de economie en het gaat erom ook naar de toekomst de voorwaarden te scheppen dat zij die motor-functie kunnen blijven vervullen. Dan gaat het om voorwaarden op het terrein van infrastructuur, openbaar vervoer, kennis en onderzoek, huisvesting en leefbaarheid, cultuur en sport.
Intensieve samenwerking op die terreinen is essentieel. Niet alleen vanwege de economie, ook vanwege de bewoners en de internationale wervingskracht. Op een aantal van de genoemde terreinen heeft ook de provincie taken en bevoegdheden. De provincie mis ik echter nog in dit beeld. Dat moet niet. Bij de bestuurlijke inrichting en verdeling van overheidstaken in ons land gaan we nu vaak uit van een model van balans, ‘checks’, harmonie en de noodzaak om tot overleg en samenwerking te komen. Dat model heeft zijn merites. Maar in de praktijk hangt samenwerking daarin te vaak af van de blokkerende macht van betrokken parijen, niet van constructieve samenwerking. De uitkomsten zijn daardoor vaak een gemiddelde van alle standpunten als het al mogelijk is om met ieder overeenstemming te bereiken. Wil de Randstad mee blijven tellen als hoofdregio binnen Europa, dan mag dat niet afhankelijk zijn van de zwakste schakel in het bestuurlijk proces. Daar moet het ons om te doen zijn. En dat zal een gezamenlijk proces moeten zijn. Waarbij provincies, gemeenten en het rijk constructief samenwerken en een lijn afspreken waarlangs die zogenaamde blokkerende macht niet langer leidend is maar er een noemer wordt gevonden om de dynamiek in uw gebied te versterken en de beweging vooruit ook daadwerkelijk te maken.
U zult nu natuurlijk allemaal op het puntje van uw stoel zitten om van mij te horen hoe het kabinet dat ziet. Echter dan moet ik u nog even teleurstellen. Ik ben in gesprek met de bestuurders van de Noord- en de Zuidvleugel en zal ook binnenkort met een visie op de bestuurlijke inrichting komen en die bespreken in het kabinet om die visie vervolgens aan de Tweede Kamer te sturen. Uiteraard kan ik al wel een tipje van de sluier oplichten waar het mij daarbij vooral om gaat.
Het sluit aan bij uw initiatief. Het is goed dat in de Zuidvleugel de gemeenten nader tot elkaar gekomen zijn en dat de gemeenten Den Haag en Rotterdam de samenwerking willen intensiveren om te komen tot een metropoolregio. Ik mis daarbij tot dusver de provincie.
Ik ondersteun ook het initiatief om een vervoersautoriteit voor de metropoolregio Rotterdam-Den Haag op te richten. Het overleg hierover loopt nog; ik kan er dus niet heel veel over zeggen. Maar het is in mijn ogen raadzaam om in elke vleugel van de Randstad een integrale, organisatie in de vorm van een infrastructuurautoriteit in te stellen om tot een geïntegreerd openbaar vervoersysteem te komen in deze gebieden.
Dat is in mijn ogen een autoriteit waar operationele taken van het openbaar vervoer samenkomen. Waarin provincies en gemeenten samen besluitvorming voorbereiden en vanuit één punt aansturen. Daarmee leggen we de basis voor een samenhangend systeem van openbaar vervoer.
Inzet van dit kabinet is de bestuurs- en uitvoeringskracht van de overheden in de Randstad te verbeteren. De oplossing ligt volgens ons niet in een bestuurlijke herinrichting, maar in goede vormen van samenwerking tussen provincies en gemeenten rondom economische kerngebieden, en ik bedoel daarmee de grote steden.
We willen het opheffen van de plusregio’s gebruiken om in de vleugels van de Randstad de beweging op gang te brengen die nodig is. Het is aan de gemeenten en provincies om elkaar te vinden rond de opgaven voor mobiliteit, wonen, ruimte, economie, etcetera.
Niet het Rijk maar de praktijk moet dwingen.
Dames en heren, ik rond af.
En ik doe dat met de constatering dat de gemeenten Den Haag en Rotterdam een goede stap hebben gezet richting de metropoolregio. De kern is dat dit aansluit bij wat het kabinet ook graag ziet: initiatieven tot samenwerking van onderop, met het oog op de praktijk.
Ons doel is een bestuurlijke inrichting die in balans is en die zorgt voor slagvaardigheid in plaats van verstikking. Juist in de Randstad is dat noodzakelijk. Dat is de opdracht waarmee we het seizoen in zijn gegaan.
En het doel is net als bij ADO Den Haag: Europees meespelen.