Het nieuwe werken
Toespraak van minister De Jager tijdens een bijeenkomst van VNO NCW op woensdag 25 mei 2011.
De Amerikaanse dichter Robert Frost zei ooit: "De hersenen zijn een wonderbaarlijk orgaan, ze beginnen te werken zodra je 's morgens opstaat, en houden niet op voor je op kantoor bent."
Gelukkig is werken niet meer hetzelfde als gaan werken.
Want dat is eigenlijk het belangrijkste verschil tussen het ‘oude’ en het ‘nieuwe’ werken.
Het werken blijft, maar werknemers krijgen meer ruimte om zichzelf te ontwikkelen, meer ruimte voor zelfsturing en eigen initiatief.
Werknemers krijgen de mogelijkheid om werk en privé anders te combineren, om meer zeggenschap te hebben over tijd en plaats van hun werkzaamheden, kortom om te leven in een wereld waar ‘werken’ niet meer hetzelfde is als ‘gaan werken’.
Volgens professor Volberda van de Erasmus Universiteit is het Nieuwe Werken een samenspel van dynamisch managen, flexibel organiseren en slimmer werken.
Dat vind ik een mooie samenvatting!
Maar waarom willen we dat?
Omdat het moet en omdat het kan!
Voor de rijksoverheid moet het omdat dynamischer, flexibeler en slimmer werken een uitstekende manier is om nieuwe personele bezuinigingen te voorkomen.
Maar ook omdat we minder geld willen uitgeven aan ‘klassieke’ werkplekken.
Dat is voor mij als minister van Financiën één van de manieren om mij te houden aan mijn belofte om de overheidsfinanciën weer gezond en houdbaar te maken.
In het kabinet hebben we daarom afgesproken dat er bij de rijksoverheid in de toekomst nog maar 0,9 werkplek zal zijn per voltijdse medewerker. Volgens dat nieuwe criterium zit mijn ministerie veel te ruim in onze mooi verbouwde glazen jas: begin dit jaar was er voor iedere voltijdse medewerker zelfs 1,3 werkplek.
Dus wat we gaan doen is: inschikken en de vrijkomende ruimte verhuren.
Gelukkig is het gebouw juist zó verbouwd dat het uitstekend geschikt is om flexibel in te werken.
Bij de inrichting van het gebouw is hiermee rekening gehouden.
En dat is alleen maar een eerste stap: onderzoek binnen de overheid en binnen mijn ministerie laat zien dat we op de lange termijn zelfs toe zullen kunnen met één werkplek voor twee flexibel werkende ambtenaren.
Alleen al voor de ongeveer 1.300 beleidsambtenaren van Financiën komt hiermee een jaarlijkse besparing van 3 tot 5 miljoen euro in zicht.
Maar ook voor u, voor ondernemers geldt dat Het Nieuwe Werken kan zorgen voor minder uitgaven aan kantoorruimte en aan woon-werkverkeer.
En dat is natuurlijk altijd mooi meegenomen!
Maar bijna net zo belangrijk als het ‘moeten’ is het ‘kunnen’.
Ik zei het al: werken is niet meer per se ‘gaan’ werken.
We zijn niet meer gebonden aan een vaste plek, een vaste stek om ons brood te verdienen.
Ons werkende leven wordt niet meer bepaald door telefoonjuffrouwen en typelinten, stencilmachines en de PTT.
Vooral de computer heeft ons kantoor thuis, op straat en in het park gebracht.
En dat ging een stuk sneller dan vele ‘experts’ dachten.
In 1947 was het Amerikaanse tijdschrift "Popular Mechanics" zo brutaal om te voorspellen dat er ooit een computer zou komen die 'maar' 1500 kilo zou wegen…
Ze werden al snel een stuk lichter en kleiner.
Maar zelfs de IT-ondernemer Ken Olsen die veel geld verdiende aan de verkoop van die toch nog loodzware ‘minicomputers’ riep in 1976 dat hij geen enkele reden kon bedenken waarom mensen zelf een computer in huis zouden willen hebben…
Wij weten er intussen wel een paar honderd.
Ik in ieder geval wel.
Het leven van een minister is, net als het leven van een ondernemer, al druk genoeg.
Door de nieuwe digitale hulpmiddelen is ons leven – en dat van onze medewerkers – een stuk efficiënter en productiever geworden.
Het kantoor is een plek om collega’s te ontmoeten.
Maar met onze laptop werken we overal, met onze smartphone zijn we constant bereikbaar, en via social media kunnen we continu in gesprek blijven met de wereld om ons heen.
Werkend Nederland kan dus best toe met minder ‘eigen’ kantoorruimte. Dat is natuurlijk wel even wennen.
Nogal wat werkenden – ambtenaren en anderen – hebben nog altijd graag iedere dag hun eigen bureau, met hun eigen overbuurman- of vrouw, hun eigen fotolijstjes, koffiemok en kamerplant.
Ervaringscijfers laten zien dat gemiddeld één op de vier ambtenaren moeite heeft met flexibel werken of het helemaal niets vindt.
Maar het merendeel is na enige tijd gewend aan de nieuwe situatie en koestert dan vooral de voordelen.
Bijvoorbeeld dat het uitzicht op de eigen tuin ook heel fijn werkt, dat de file eigenlijk best veel stress oplevert en dat de koffie in het café om de hoek heel goed smaakt bij een spreadsheet.
Binnen de overheid zijn er verschillende initiatieven om het nieuwe werken verder te brengen en zo niet alleen dynamischer, efficiënter en slimmer te werken, maar ook met minder vaste kantoorruimte per persoon toe te kunnen.
Zo is er bijvoorbeeld het programma Digitale Werkomgeving Rijksdienst. Daarmee kunnen alle ambtenaren straks overal over alle benodigde informatie beschikken en samen werken aan nota’s en andere beleidsstukken.
Via de computer of thuis, via laptop of tablet of via hun smartphone. Maar nog inspirerender vind ik de nieuwe mogelijkheden om met elkaar te communiceren en ook op afstand af te stemmen.
Yammer is een succesvol voorbeeld: een soort Twitter, maar dan per ministerie.
Een andere mooie ‘tool’ is Pleio.
Www.pleio.nl is het samenwerkingsplatform voor de overheid.
Dit platform is zo ingericht dat ambtenaren via dit platform ook kunnen samenwerken met mensen en organisaties buiten het Haagse.
Dat biedt ook kansen voor een betere dialoog tussen burger en bestuur.
Het meest in het oog springende interdepartementale programma is Ambtenaar 2.0.
Davied van Berlo, de initiatiefnemer van dit programma schetst in zijn boek hierover een aantal trends voor de Nieuwe overheid, die hij Overheid 2.0 noemt.
Vanuit mijn eigen verleden als ict-ondernemer, liefhebber van gadgets en intensief gebruiker van social media, herkende ik die onmiddellijk.
De eerste trend die Van Berlo noemt is dat de grenzen vervagen.
Werk en privé lopen steeds meer door elkaar.
Kijk maar naar het gemiddelde twitterbericht: is dat werk of privé?
Maar ook de grenzen tussen de verschillende onderdelen van de overheid vervagen.
Minder ministeries die zich presenteren via één website.
Eindelijk is er sprake van ontkokering en komt er meer ruimte om op thema’s en via projecten kennis en ervaring te delen.
Als tweede trend noemt hij meer individualisering.
Dat heeft voor- en nadelen: er zijn meer niches voor de verkoop van allerlei producten en diensten, maar een betrouwbaar koopkrachtplaatje maken is bijna onmogelijk geworden…
Een derde trend is dat mensen steeds meer leven in het hier en nu.
Een profiel op LinkedIn of Facebook moet je bijna elke dag updaten, een blog van gisteren en een tweet van een uur geleden zijn oud nieuws. Behalve als er een mediahype omheen ontstaat.
De vierde trend is dat de overheid geen ondoordringbare glazen stolp of onbegrijpelijke black box meer kan zijn: burgers weten steeds eerder steeds meer over wat we doen en waarom we dingen doen.
Dat is wat mij betreft een goede zaak.
Zeker als burgers zich daardoor meer betrokken gaan voelen bij ‘hun’ overheid.
Inderdaad, het zijn trends en dat is nog wat anders dan de dagelijkse realiteit.
Maar dat is eigenlijk niet zo belangrijk.
Wat wel belangrijk is, is dat we ons realiseren dat de wereld de laatste tien jaar sterk veranderd is, en dat al die veranderingen grote gevolgen hebben en zullen hebben voor onze maatschappij, voor onze economie, voor onze cultuur en voor de vele verschillende organisatievormen waarin we tegenwoordig werken.
En daar ligt dus de uitdaging: hoe kunnen we deze ontwikkelingen bijbenen?
Hoe kunnen we al deze trends zo slim en efficiënt mogelijk toepassen? Hoe kunnen we het beste halen uit de kansen die zich rond Het Nieuwe Werken voordoen?
Daar praten we vandaag over.
‘Ik ben dol op werken” , is een beroemde uitspraak van Bernard Shaw. Vooral omdat hij er aan toevoegde “Ik kan er uren naar kijken…”
Een moderne variant zou kunnen zijn: “Ik kan er uren over praten”.
Gelukkig weet ik dat ondernemers nooit ergens alleen maar over praten, maar dat alleen zien als een noodzakelijke stap om te doen waar ze goed in zijn: doen!
En laten we bij dit hele onderwerp één ding nooit vergeten: als je een baan hebt waar je van houdt, hoef je eigenlijk nooit te werken!