Reactie minister Leers op advies van RMO “Migratiepolitiek voor open samenleving”
Dank voor het advies. Dank voor de toelichting.
De kern en toon van uw advies spreken mij zeer aan. En dat zeg ik niet uit hoffelijkheid.
Laat ik beginnen met op te merken dat ik het zeer eens ben met uw opmerking dat we het debat over migratiepolitiek zakelijk moeten voeren.
Ik constateer met u dat het debat vaak vooral wordt gedomineerd door de problemen van immigranten en te weinig door de mogelijkheden die immigratie ons biedt.
Tegelijk zeg ik: we moeten ook oog hebben voor de sociaal-culturele problemen die in sommige wijken spelen en die – deels – voortkomen uit migratie.
Met andere woorden:
Oog hebben voor de waarden van de open samenleving maar geen blinde vlek creëren voor de nadelige gevolgen.
Die normalisering van het debat is een van mijn motieven geweest om deze portefeuille te accepteren.
Daar hoort ook bij dat je altijd goed in de gaten houdt over wie je het hebt. Het gaat in de eerste plaats over mensen!
Mensen die soms uit pure wanhoop bij ons aankloppen en soms ook vanuit hun zucht naar materiële welvaart.
Het is in ieder geval goed om meteen een onderscheid te maken tussen asiel en migratie. Beide worden vaak al snel op één hoop gegooid, maar wij hebben het vandaag over migranten.
En daarin maak ik graag onderscheid tussen migranten die hier komen vanwege gezinshereniging of gezinsvorming en migranten die hier komen met een ander motief, zoals werk, studie en de liefde.
Normalisering van het debat dus.
Het immigratiebeleid is ondanks alle gevoeligheden een gewoon dossier. Dat is één.
Twee is. U zegt: kijk goed naar wie je nodig hebt. Laat het nationale belang leidend zijn en stel als keiharde eis dat mensen hun eigen broek op kunnen houden. Zelfredzaamheid is de norm.
Ik ben daardoor aangenaam verrast.
De heer Frissen wordt wel eens tot de mensen met een linkse hobby gerekend - tot hilariteit van mensen die hem écht kennen geloof ik – maar het is een uitdaging om deze stellingnamen tot de linkse hobby toe te wijzen.
Ook ik vind namelijk dat we in onze migratiepolitiek nog te veel uitgaan van vreemdeling en niet-vreemdeling en te weinig uitgaan van: waar hebben we als land behoefte aan? Welke kwaliteit en capaciteit hebben we nodig?
Daar hoort dan ook bij dat je duidelijk bent ten opzichte van migranten van wie je op voorhand weet dat ze nauwelijks in staat zullen zijn om mee te doen.
Mijn eerste indruk is dan ook dat het advies in mijn ogen blijk geeft van realiteitsbesef en een nuchtere kijk op migratie en ook integratie.
Dat inspireert en plaatst de huidige migratiepolitiek in een breder perspectief.
Ik zekere zin mag je dat ook verwachten van een raad voor maatschappelijke ontwikkeling: een bredere blik die verder gaat dan bijvoorbeeld de huidige politieke constellatie, zonder hier overigens helemaal los van te komen. Want aan geleerde dromers heeft dit kabinet ook weer niets.
De praktijk is dat de Haagse discussie over migratiepolitiek redelijk vast zit en vol gevoeligheden.
Het zou mooi zijn als er wat meer lucht en ruimte in het debat kwam.
Geen hakken in het zand, maar poten in de modder.
Het risico is namelijk dat we door de dominantie van de benoemde problemen, de complexiteit van de regelgeving, de gevoeligheden, de andere kant van immigratie niet meer zien.
En ik doel dan op de waarden van een open samenleving en de voordelen van immigratie.
President Obama wees daar vorige week ook op: het open staan voor mensen van buiten heeft Amerika de welvaart gebracht die zij heeft. Laten wij dat ook volmondig erkennen, ondanks alle problemen die immigratie ook met zich meebrengt.
Naar mijn mening wordt immigratie in Nederland te weinig geassocieerd met veerkracht, innovatie en energie. Onbehagen domineert, en – zeg ik daarbij – dat is ook begrijpelijk.
Er komen nog te veel mensen van buiten die niet meekomen in onze samenleving. Kinderen van migranten missen de boot, zorgen voor overlast of trekken de criminaliteit in.
De problemen die dit veroorzaakt en de zorgen die hieruit voortkomen zie ik, begrijp ik en wil ik aanpakken.
Maar voor een eerlijke discussie is het hard nodig dat óók wordt gezien dat immigratie één van de motoren is voor een sterke toekomst van ons land. Sterker nog, het heeft ons gebracht tot waar we nu zijn gekomen.
Er is net een boek verschenen over 500 jaar immigratie van de Leidse hoogleraren Leo en Jan Lucassen. Dat boek heet ‘Een nuchtere balans van 500 jaar immigratie’.
Zij geven een aantal historische feiten in die aantonen dat Nederland veel heeft te danken aan zijn open houding.
Ik noem er een paar:
- De VOC, onze nationale trots van de Gouden Eeuw. De helft van alle matrozen van de VOC kwam uit het buitenland.
- Ons gevecht tegen de Spanjaarden in de Tachtigjarige oorlog voor onze onafhankelijkheid. De helft van de soldaten die vocht voor onze onafhankelijkheid was uit het buitenland afkomstig.
- De bemanning van de Nederlandse walvisvaart: 65% buitenlands.
- De wetenschap: 40% van de 46.000 Leidse studenten die in de periode 1500 tot 1800 hier studeerden, waren buitenlandse studenten.
“Andere tijden, terug naar de onze” om maar eens een bekend tv-programma te parafraseren.
Zoals gezegd: het gaat om mensen.
Ik wil het met u dan ook niet over getallen hebben, maar over mensen. Mensen die hier naartoe komen en een bijdrage leveren. Want die zijn er genoeg.
Ik vertel u graag over een ontmoeting die ik pas had in Maastricht, met Massoud, een afgestudeerde van de Design Academy van Eindhoven.
Op zijn veertiende was hij ons land binnengekomen als vluchteling uit Afghanistan. Zijn vader was omgekomen in de burgeroorlog en zijn moeder en zusjes werden bedreigd.
Nederland leek een goed land voor een nieuwe toekomst.
Hij kreeg een verblijfsvergunning, ging naar school en leerde de taal. Zijn leven lang, ook in Afghanistan, had hij allerlei ideeën omgezet in schetsen.
Hij bundelde zijn beste ontwerpen in een portfolio en werd uiteindelijk toegelaten tot de Design Academy.
Hij liet me zijn prijswinnende afstudeerproject zien. Het was een door de wind aangedreven mijnenvernietiger. Een reusachtige ronde bol met schoepen aan de buitenkant die hij over de winderige Afghaanse vlakten wilde laten rollen. Als het in aanraking komt met een landmijn ontploft deze.
Voor alle duidelijkheid: in Afghanistan liggen zo’n tien miljoen oude landmijnen.
Ik heb zijn ontwerp doorgegeven aan mijn collega van Defensie; wellicht kan het worden getest en wordt zijn droom werkelijkheid.
Het mes zou dan aan twee kanten snijden, een impuls voor de economie van Nederland en een bijdrage aan een veiliger Afghanistan.
Zijn verhaal vertelt op micro-niveau waar ons asielbeleid voor is bedoeld: mensen die bedreigd worden, een veilige haven bieden en kansen geven op een nieuw perspectief.
Daar wordt hij beter van, maar daar wordt Nederland ook sterker, innovatiever van.
Ik weet het, uw advies gaat niet over het vluchtelingenbeleid en het asielvraagstuk, maar het voorbeeld laat wel zien dat Nederland geen land is dat uitsluitend mensen tegenhoudt. Dat beeld wordt nog wel eens opgeroepen.
En dat is ten onrechte.
Nederland is en blijft een open land met een kritisch oog voor de kansen die immigratie biedt, bijvoorbeeld om ons te wapenen tegen de vergrijzing en de krappe arbeidsmarkt waarvan sommigen overigens een wel erg negatief beeld hebben.
Ik las in de Volkskrant een stuk van Hans Wansink over de economische benadering van immigratie en hij schreef over de Nederlandse arbeidsmarkt: “De Nederlandse werknemer wil geen vuile handen maken, spreekt slechter Duits dan Louis van Gaal en is erg gehecht aan zijn papadag.”
Zo erg is het nu ook weer niet.
Maar feit is wel dat wetenschappers ons waarschuwen dat oudere samenlevingen risico’s vermijden. Ook neemt de productiviteit af en wordt de tijdshorizon beperkter.
De zorg en pensioenkosten stijgen en dat gaat ten koste van innovatie en educatie.
Ik voel er niets voor om ons passief mee te laten voeren in deze negatieve spiraal. Ik zie het immigratiebeleid als één van de middelen om die spiraal te doorbreken.
We staan niet stil op dat punt.
Feit is dat Nederland internationaal voorop loopt met een soepele regeling voor kennismigranten.
Iemand met specifieke kennis uit Brazilië of India kan binnen drie weken achter een bureau in een Nederlands bedrijf zitten.
Ongeveer 3.500 Nederlandse bedrijven maken gebruik van deze regeling. Dat leidde ertoe dat er vorig jaar zo’n 5.500 kenniswerkers naar Nederland werden gehaald. Een stijging van 7% ten opzichte van 2009.
Natuurlijk houden we ook tegen.
Tegen kansarme gelukszoekers zijn we streng.
Een verblijfsvergunning is geen enkeltje geluk.
Selectie vindt plaats bij het willen en kunnen meedoen.
Tegen mensen die er een potje van maken zijn we duidelijk, net als mensen die hier illegaal verblijven. De handhaving daarvan kan scherper. Ik kom binnenkort met nieuwe voorstellen om dit te verstevigen.
Ik kom hiermee wat mij betreft op de kern van een evenwichtig migratiebeleid.
Enerzijds de waarde erkennen van immigratie. Er goed gebruik van maken. Er trots op zijn dat mensen ons land verkiezen om te verblijven.
Anderzijds: selectief en duidelijk zijn in de voorwaarden en scherp in de handhaving. Om die twee sporen gaat het.
Doe je één wel en het ander niet, dan valt het draagvlak van ons immigratiebeleid weg.
Dus juist door streng en selectief te zijn kun je een open samenleving behouden.
Op dat vlak kijk ik - denk ik - net iets anders dan de RMO aan tegen de eisen die de staat mag stellen aan mensen die hier komen.
U wijst erop dat het belangrijk is om immigratie en integratie van elkaar te ontkoppelen en geen enkele culturele eis te stellen aan mensen, ook geen taaleis.
U zegt dat dit voldoende gewaarborgd is met de eis van zelfredzaamheid en de erkenning van de regels van de rechtsstaat.
Het is interessant dat u de staat helemaal weg wilt houden uit het culturele domein.
Ik zeg: het principe deugt. Maar realiteit botst soms met idealen.
Ik zit als kabinetslid ook met een pragmatische invalshoek.
- Wat doen we bijvoorbeeld met de volgimmigranten?
- Hoe voorkomen we dat we nieuwe generaties lagere sociale onderklasse genereren, zoals in de jaren 70 en 80?
- Hoe gaan we om met mensen die geen plek op de arbeidsmarkt kunnen vinden, omdat ze de Nederlandse taal niet beheersen?
Want daar gaat het mij om. Ik zei het al:
Oog hebben voor de waarden van de open samenleving maar geen blinde vlek creëren voor de nadelige gevolgen.
Voorkomen dat mensen hun wijken zien veranderen.
Waarborgen creëren dat buren elkaar wél verstaan en dat de sociale verbanden in stand blijven.
Het beheersen van de Nederlandse taal biedt die waarborg, en is iets wat in mijn ogen bij een evenwichtige benadering hoort.
Meer evenwicht: of we dit linksom moeten bereiken of rechtsom maakt mij in zekere zin niet uit; ik sta volledig open voor de beste manier.
Uw advies biedt aanknopingspunten voor een kritische blik op de huidige migratiepolitiek. Het plaatst het in een breder perspectief en het legt misschien wel de basis voor een nieuwe migratiepolitiek.
Ik kom dan ook graag met een reactie vanuit het kabinet hierop terug. Dank u wel.