Toespraak Staatssecretaris De Krom tijdens de Paswerk Relatiedag 2011
Toespraak staatssecretaris De Krom van Sociale Zaken en Werkgelegenheid tijdens de Paswerk Relatiedag 2011 op 16 mei 2011 in Cruquius.
Dames en heren,
Ik voel mij hier in goed gezelschap. Paswerk timmert in deze regio aan de weg. U plaatst mensen uit de sociale werkvoorziening bij andere werkgevers. En u biedt bijstandsgerechtigden sinds kort werkstages aan. Zulke stages helpen de afstand naar een baan te verkleinen. Dat is belangrijk.
Paswerk brengt voor een deel al in praktijk wat ik voor ogen heb met de nieuwe Wet werken naar vermogen. Daarmee gaan we meer mensen uit een uitkering en uit de sociale werkvoorziening bij gewone werkgevers aan de slag helpen. De tijd is daar juist nu rijp voor.
Ik grijp deze gelegenheid met beide handen aan om in te gaan op de noodzaak en de hoofdlijnen van de nieuwe wet. Daarbij gaat het mij niet alleen om de wet. Het gaat vooral om de omslag in denken die nodig is als we meer uitkeringsgerechtigden aan een baan willen helpen.
Op dit moment hebben teveel mensen een uitkering of een beschutte werkplek terwijl zij bij een gewone werkgever kunnen - en vaak ook willen - werken. Dat kunnen we ons niet permitteren.
In de eerste plaats is het niet sociaal dat mensen vanaf de zijlijn moeten toekijken als zij kunnen en willen werken. Of dat mensen op een sw-plek zitten terwijl zij meer in hun mars hebben. We mogen niemand afschrijven. Daarvoor is nodig dat we stoppen met het bedenken van honderd redenen waarom iemand iets niet kan. Dat is die omslag waar ik het net over had.
Het is ook economisch niet verantwoord dat mensen onnodig thuis zitten. Door de vergrijzing van de beroepsbevolking wordt het moeilijker om openstaande banen op te vullen. Nu zijn er al 135.000 vacatures. Als we niks doen dan komen we in 2040 bijna een miljoen werknemers tekort. We hebben dus iedereen gewoon keihard nodig.
Werkgevers met vacatures zullen meer moeten kijken naar mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt en mensen uit de sociale werkvoorziening. Dat is in hun eigen belang.
En we kunnen het ons financieel niet permitteren dat mensen een uitkering hebben of in een sw-bedrijf werken terwijl dat niet nodig is. De crisis heeft Nederland hard geraakt. De staatsschuld is opgelopen. Daarover betalen we nu meer dan één miljard euro rente per maand. Geld dat we niet kunnen gebruiken voor onderwijs, zorg of sociale zekerheid.
We mogen toekomstige generaties niet opzadelen met deze financiële problemen. De uitgaven moeten nu omlaag. Ook in de sociale zekerheid. Ongeveer een derde van de rijksuitgaven loopt via de begroting van SZW. Dan is het logisch dat we een bijdrage leveren aan de ombuigingen.
Dat lukt alleen met minder uitkeringen en meer betaalde banen. Dat is ook nodig om de voorzieningen overeind te houden voor mensen die daar echt van afhankelijk zijn. Activering èn bescherming voor wie het echt nodig heeft, daar gaat het om.
Dames en heren, laat ik de sociale werkvoorziening eens tegen het licht houden. Die telt op dit moment honderdduizend werknemers. Twintigduizend mensen staan op de wachtlijst. Één op de honderd werkenden vindt emplooi in een beschutte omgeving.
Daarmee is de sociale werkvoorziening een van de grootste werkgevers van ons land. Ter vergelijking: de Rotterdamse haven – een van de motoren van onze economie - biedt 86.000 mensen werk.
Er is geen land in Europa waar procentueel zoveel mensen beschut werk verrichten. Zweden staat op de tweede plaats met een derde minder. In het Verenigd Koninkrijk is dat twaalf keer minder dan bij ons.
In vergelijking met andere landen besteden we ook onevenredig veel geld aan werk voor mensen met een arbeidsbeperking. We zitten op acht keer het Europees gemiddelde. We geven er zelfs 61 keer meer aan uit dan Duitsland. Toch geloof ik niet dat Nederlanders zo anders zijn dan Zweden, Britten en Duitsers.
In Nederland komen te veel mensen in de Wsw terecht die ook prima met ondersteuning en begeleiding bij reguliere werkgevers aan de slag zouden kunnen.
De belangrijkste doelstelling van de sociale zekerheid als springplank naar zoveel mogelijk mensen in een gewone baan aan de slag wordt zo dus niet gehaald. We zitten nu op 5 procent Wsw’ers die echt doorstromen naar een andere werkgever. Toch zou de helft met enige begeleiding ergens anders kunnen werken. Daar gaan we met Werken naar vermogen wat aan doen.
Door de vergrijzing komen er veel banen vrij – ik gaf dat net al aan. Werkgevers gaan de krapte op de arbeidsmarkt voelen. Ook de werkgevers hier in de zaal. Zij zullen veel meer moeten kijken naar mensen die nu nog een uitkering hebben of die in de sociale werkvoorziening aan de slag zijn. Op die ontwikkeling moeten we inspelen. Het kan niet zo zijn dat we aan de ene kant straks honderdduizenden vacatures hebben terwijl er tegelijkertijd een kleine half miljoen mensen onnodig thuis zitten.
Voordat ik vertel wat we gaan doen wil ik eerst ingaan op wat we niet gaan doen. Daarover bestaan nogal wat misverstanden. Die hebben tot onrust geleid, ook in de sociale werkvoorziening.
Zo is de afgelopen maanden hier en daar het beeld opgeroepen dat 60.000 werknemers in de sociale werkvoorziening hun baan zouden verliezen. Niets is minder waar.
De mensen met een Wsw-indicatie die nu in de sociale werkvoorziening zitten laten we ongemoeid. Dat staat in het regeer- en gedoogakkoord. Feit is wel dat we op termijn met veel minder banen in de sociale werkvoorziening toekunnen doordat we zoveel mogelijk mensen met een arbeidsbeperking via loondispensatie in een gewone baan aan de slag helpen. Werkgevers betalen dan alleen voor wat iemand ook echt kan doen. Verdient een werknemer daardoor minder dan het minimumloon dan kan de gemeente een aanvulling geven. De sociale werkvoorziening reserveren we voor mensen die alleen beschut kunnen werken.
We doen meer. Er komt een gereedschapskist vol instrumenten voor werkgevers. Naast loondispensatie zitten er in die kist bijvoorbeeld coaching en begeleiding van werknemers die uit een uitkering of de sw komen. We nemen werkgevers zoveel mogelijk werk uit handen bij het aannemen van deze mensen. Werkgevers – ook u hier in de zaal – moeten ondernemen, zonder rompslomp. Wij doen het papierwerk. U runt uw bedrijf. Daar is nog een grote slag te maken.
Met deze aanpak kunnen we veel meer mensen met een uitkering en in de sociale werkvoorziening aan een gewone baan helpen. De noodzaak om dit te doen is groot. En – zoals gezegd - de kansen liggen voor het oprapen.
Maar ik steek niet onder stoelen of banken dat er ook een financieel belang mee gemoeid is. Ik vertelde net dat de crisis veel geld heeft gekost, dat de uitgaven omlaag moeten. Ook in de sociale zekerheid.
Ik kan me voorstellen dat u zich afvraagt: kunnen die kosten wel omlaag, kan de sociale werkvoorziening wel goedkoper. Mijn antwoord is: ja.
Allereerst omdat de instroom wordt beperkt. Doordat we inzetten op werken bij een gewone werkgever hebben we op termijn nog zo’n 30.000 plaatsen nodig. Nu zijn dat er honderdduizend.
Daarmee krijgt de sociale werkvoorziening ook zijn oorspronkelijke functie terug: een plaats waar alleen mensen werken die absoluut zijn aangewezen op een beschutte baan.
Verder dalen de loonkosten in de sociale werkvoorziening. Mensen die de sociale werkvoorziening verlaten zijn duurder dan degenen die er nieuw instromen.
Ook op het gebied van efficiency is er in de sociale werkvoorziening nog winst te behalen.
En re-integratiemiddelen kunnen veel effectiever worden ingezet. De Algemene Rekenkamer en ook diverse lokale Rekenkamers onderschrijven die opvatting.
Er zijn ook goede voorbeelden dat re-integratie effectiever kan. Maatwerk en flexibiliteit zijn daarbij de toverwoorden. Met maatwerk kunnen mensen zo gericht en efficiënt mogelijk aan de slag worden geholpen. En de samengevoegde budgetten maken het de gemeenten mogelijk het re-integratiegeld flexibeler en dus doelgerichter in te zetten.
En er gaat niet alleen geld af. Bij de onderhandelingen over het bestuursakkoord hebben we goed naar de gemeenten geluisterd. In dat akkoord is afgesproken dat 400 miljoen euro beschikbaar komt om gemeenten en sw-bedrijven te helpen bij de herstructureringsoperatie die straks nodig is.
Verder stellen we samen met de VNG een onafhankelijke commissie in die over twee jaar kijkt of aanvullende maatregelen of extra middelen nodig zijn. Daarmee is een belangrijke veiligheid voor gemeenten en sw-bedrijven ingebouwd. We zetten nu alles op alles om zoveel mogelijk mensen aan de slag te helpen. En op het gebied van de financiën houden we straks samen de vinger aan de pols. Dat is de goede aanpak.
Dames en heren, ik sluit af. Ik heb al veel te veel van uw tijd in beslag genomen. Het echte werk moet immers nog beginnen, zo direct bij de netwerkborrel. Daar kunt met elkaar in gesprek over de vraag hoe u in deze regio samen de uitdagingen op de arbeidsmarkt aangaat. Als het aan mij ligt dan heeft u daarbij straks een goed hulpmiddel: de Wet werken naar vermogen.
U bent nog niet helemaal van mij af. Ik kom straks nog terug voor de uitreiking van de Paswerk Prijs voor Sociaal Ondernemen 2011.
Tot zo!