Toespraak Uri Rosenthal, minister van Buitenlandse Zaken, bij herdenking vliegramp Tripoli, Den Haag, Theater Diligentia, 12 mei 2011
Dames en heren,
Ik ben u oprecht dankbaar dat ik hier vandaag namens het kabinet mag spreken. Bij een herdenking die voor en door nabestaanden is georganiseerd. U en uw geliefden staan deze dag centraal. Het gaat hier om uw verdriet en uw verwerking van dat verdriet. Dat u ons ook de gelegenheid wil bieden onze betrokkenheid te uiten, stel ik op prijs. Uit naam van het voltallige kabinet, in het bijzonder ook namens collega Opstelten van Veiligheid en Justitie, geef ik aan die uitnodiging graag gehoor.
Ik zeg u dat dat geen gemakkelijke opgave is. Een ramp van deze omvang grijpt diep in. Ook mij staat nog helder voor ogen de schokgolf die door Nederland ging op 12 mei vorig jaar, toen het nieuws bekend werd dat een Airbus met aan boord een groot aantal Nederlanders op de terugweg vanuit Zuid-Afrika in Libië was neergestort. Op zo’n moment is iederéén aangeslagen. Is er collectief verdriet.
Vele malen groter nog is het individuele verlies, voor ieder van u, die dierbaren verloren hebt. U rekende op een hereniging, op reisverhalen, maar moet nu leven met leegte.
Er zijn vragen. Hoe kon het zo gebeuren? Uitsluitsel over de oorzaak van de ramp en de laatste momenten is belangrijk. Je wil die fatale gebeurtenis kunnen plaatsen. U wil dat. Ik wil dat. En toch laat dat uitsluitsel op zich wachten. De ondoorzichtige situatie in Libië – waar mensen strijden tegen een regime dat zich volstrekt onmogelijk heeft gemaakt – bemoeilijkt het alleen maar. Daar kan en wil ik niet in verhullende termen over spreken. Die beelden ziet ú ook.
Wat ik u kan verzekeren is dat wij, de Nederlandse overheid, samen met onze internationale partners – Frankrijk, de Verenigde Staten - ons tot het uiterste blijven inspannen ervoor te zorgen dat het onderzoek afgerond wordt. Daarbij zullen we ook kijken naar de mogelijkheden die er liggen bij de internationale burgerluchtvaartorganisatie ICAO nu de situatie in Libie zo instabiel is. Wij doen wat in onze macht ligt om uitsluitsel te krijgen.
Naast het onderzoek is er de praktische afwikkeling. Waarom moet het zo lang duren, voordat alle eigendommen worden vrijgegeven? Die persoonlijke herinneringen zijn voor u van grote emotionele waarde. Die geven tastbare herinneringen terug. Anderen moeten dat ook begrijpen en ze moeten ernaar handelen.
Ook hier hebben wij het heft niet zelf in handen. Maar ook hier doen wij wat wij kunnen. Dat geldt voor collega Opstelten van Veiligheid en Justitie, voor collega Schultz van Infrastructuur en Milieu. Dat geldt voor de Stichting Slachtofferhulp. En het geldt voor Buitenlandse Zaken. Sommige dingen gaan gewoonweg te langzaam.
Dames en heren,
U kunt rekenen op onze blijvende inzet. Uw terechte zorgen raken ons ook. De Nederlandse overheid is nauw betrokken geweest in de eerste periode na de ramp. Mensen van het Landelijk Team Forensisch Opsporing, familierechercheurs, de ambassade in Tripoli, het crisisteam in Den Haag. Achter de anonimiteit en de professionaliteit van de overheid gaat sterk medeleven schuil. Ook wij voelen ons verbonden met de slachtoffers, en met u. Ook wij willen dat de afwikkeling goed gebeurt en dat de zaken naar uw tevredenheid worden afgerond.
Daar zetten we ons voor in. Uw verlies kan nooit worden vergoed. Maar u moet zich wel gesteund weten. Ik hoop dat een dag als vandaag daaraan bijdraagt.
Dank u wel.