Minister Kamp spreekt bij AFM over pensioenen
"Het geven van goede informatie is en blijft primair de verantwoordelijkheid van pensioenuitvoerders en sociale partners." Dit zei minister Kamp in zijn toespraak bij de Autoriteit Financiële Markten (AFM) op 11 mei 2011. Lees hieronder de volledige toespraak
Dames en heren,
Het is pas de tweede werkweek van Ronald Gerritse bij de AFM, maar ik heb niet de indruk dat we net hebben geluisterd naar een bestuursvoorzitter die zich nog moet inwerken.
Dat is ook niet zo vreemd. Als voormalig secretaris-generaal van het ministerie van Financiën en het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid weet hij wat er van toezichthouders wordt verwacht.
Als het om pensioenen gaat, dan is het de taak van de AFM om toezicht te houden op de informatieverstrekking. Die informatie moet in één woord helder zijn. Zeker nu er zoveel onrust is over de toekomst van ons pensioenstelsel hebben burgers behoefte aan begrijpelijke en betrouwbare informatie.
Veel werknemers hebben geen juist beeld van hun eigen pensioen, maar steeds meer mensen snappen wel dat het onvermijdelijk is om de pensioengerechtigde leeftijd te verhogen en ons pensioenstelsel aan te passen. Dat is gewoon een kwestie van rekenen.
In het geboortejaar van Ronald Gerritse telde Nederland minder dan een miljoen 65-plussers.
Ik weet dat toevallig omdat ik ook van dat jaar ben: 1952.
De verhouding tussen het aantal 65-plussers en de potentiële beroepsbevolking was toen 1 op 7. Nu is dat 1 op 4.
En in 2040, op het hoogtepunt van de vergrijzing, zal die verhouding 1 op 2 zijn. Nederland telt dan 4,5 miljoen 65-plussers; twee miljoen meer dan nu.
Het zal iedereen duidelijk zijn dat dit grote gevolgen heeft. Niet alleen voor de betaalbaarheid van de AOW, maar ook voor de aanvullende pensioenen, de arbeidsmarkt, de zorg.
Dat geldt ook voor de stijgende levensverwachting. In het jaar dat de eerste Nederlanders AOW kregen, hadden mannen en vrouwen van 65 jaar nog een levensverwachting van 15 jaar. Dat zijn er nu 20. En het is de verwachting dat deze ontwikkeling de komende decennia door zal blijven gaan. Als Mark Rutte en zijn leeftijdgenoten 65 jaar worden, in 2032, is de verwachting dat ze gemiddeld nog 22 jaar te leven hebben.
Dat zijn positieve ontwikkelingen die negatieve financiële gevolgen krijgen als we de pensioengerechtigde leeftijd niet verhogen en het pensioenstelsel niet aanpassen. Ondanks het feit dat we een biljoen euro bij elkaar hebben gespaard als oudedagsvoorziening. Bij pensioenfondsen en verzekeraars.
Dat is, zeker internationaal gezien, een gigantisch bedrag – wel negen keer de waarde van het meest waardevolle merk ter wereld -, maar helaas niet genoeg om de pensioenen te indexeren.
De meeste pensioencontracten leggen de nadruk op nominale toezeggingen en voorwaardelijke indexatie. Dat betekent dus dat er - bij geen of onvolledige indexatie - geen sprake is van een gegarandeerd welvaartvast of waardevast pensioen.
Ook dat is een kwestie van rekenen. Als we uitgaan van een inflatie van twee procent, dan is een pensioen van 1000 euro over 15 jaar nog maar 750 euro waard en over 35 jaar minder dan 500 euro. Nominaal blijft het 35 jaar lang een pensioen van 1000 euro, maar zonder indexatie zou het in koopkracht met de helft dalen.
Dat is vanzelfsprekend, maar vóór de crisis leek niet iedereen daar bij stil te staan. Pensioen was voor velen bijna synoniem voor zorgeloze zekerheid. Dat is inmiddels wel veranderd. Door de alarmerende berichten over pensioenfondsen in problemen zijn mensen massaal wakker geschud.
Nu moeten we voorkomen dat ze onnodig wakker blijven liggen van hun pensioen. We hebben nog altijd een pensioenstelsel waar ze in de rest van de wereld jaloers naar kijken en we zijn nog steeds in staat het zó aan te passen dat we een stelsel houden dat ook in de toekomst voldoende waarborgen biedt voor een houdbaar en betaalbaar pensioen.
Er is nog geen pensioenakkoord, nog niet, maar kabinet en sociale partners zijn het wel op hoofdlijnen eens. Ik noem ze op:
• De groei van het aantal gepensioneerden en de afname van de beroepsbevolking maken het doorschuiven van de risico’s naar de toekomst onverantwoord.
• Het verder laten stijgen van de pensioenpremies is geen optie. De premies zijn historisch gezien al hoog; een verdere verhoging zou nadelig zijn voor de koopkracht van werknemers en de internationale concurrentiepositie van ons bedrijfsleven.
• Het is geen optie om een biljoen euro in een spaarpot te laten zitten. Verstandig beleggen verhoogt de kans op rendement en de mogelijkheden om te indexeren.
• De pensioenleeftijd moet worden gekoppeld aan de stijgende levensverwachting.
• Om het pensioenstelsel schokbestendiger te maken moet de hoogte van de pensioenen op een gepaste manier worden gekoppeld aan de ontwikkelingen op de financiële markten.
Ik doe mijn best om te zorgen dat er overeenstemming komt tussen sociale partners, regering en parlement over de aanpak van de pensioenproblematiek. Dat doe ik uit de overtuiging dat ons pensioenstelsel de moeite van het behouden waard is. Met behoud van collectiviteit en solidariteit. Met behoud van verplichte deelname. Met behoud van de rol van de sociale partners.
Communicatie wordt daarbij steeds belangrijker.
Eén van de lessen van de pensioencrisis is dat begrijpelijke en betrouwbare informatie essentieel is. Te veel mensen zijn zich (nog) te weinig bewust van het pensioen dat ze mogen verwachten en de risico’s die ze lopen.
Er is sinds de invoering van de nieuwe Pensioenwet al veel geïnvesteerd in goede informatievoorziening. Zo ontvangen deelnemers een startbrief, een uniform pensioenoverzicht (UPO) en er is sinds begin van dit jaar een digitaal pensioenregister.
Nu staan we voor de vraag: is het genoeg, en vooral, is het effectief genoeg? Krijgen deelnemers en pensioengerechtigden voldoende overzicht en inzicht in hun pensioen?
Onderzoek, onder meer van de AFM, maakt duidelijk dat er nog wel wat schort aan de kennis over het eigen pensioen. De meerderheid van de deelnemers kent de eigen pensioenregeling niet, en verwacht nog steeds een pensioen dat 70 procent of meer van het laatstverdiende loon zal zijn.
Dat is zorgelijk.
Op mijn ministerie gaan we binnenkort van start met een evaluatie van de informatieverplichtingen voor de pensioenuitvoerders. Maar ook zonder die evaluatie weten we al dat de communicatie beter kan. Ik vind dan ook dat de communicatie beter moet.
Betrouwbaar en begrijpelijk, eerlijk en effectief, transparant en ook tijdig.
Aanvullend pensioen is een arbeidsvoorwaarde voor later. Voor jonge mensen veel later. Dat kan ertoe leiden dat ze hun pensioen ook als een zorg voor later zien; iets waar ze zich nu minder om bekommeren, waardoor ze laat, soms te laat, ontdekken dat ze minder pensioen hebben opgebouwd dan gedacht of gewenst.
Daarom is het voor werknemers van belang dat ze al vanaf het begin een juist beeld van hun toekomstig pensioen krijgen, zodat ze weten wat er te wachten staat en ze in staat zijn om tijdig maatregelen te nemen als ze dat nodig vinden. Dan kunnen ze bijvoorbeeld besluiten om iets extra’s opzij te zetten of er al rekening mee houden dat ze langer door blijven werken.
Zoals mensen op de buienradar kunnen zien wat voor weer het wordt, zo moeten ze ook kunnen zien hoe het ervoor staat met hun pensioen en wat ze kunnen verwachten.
Om het anders te zeggen: de informatie over pensioenen moet net zo duidelijk worden gepresenteerd als de informatie die automobilisten op hun dashboard krijgen.
Voor een automobilist is het belangrijk om te weten: hoe hard rijd ik, hoeveel zit er nog in de tank en krijg ik een waarschuwingssignaal als het nodig is?
Voor een deelnemer van een pensioenfonds is het belangrijk om te weten: hoeveel pensioenrechten heb ik al opgebouwd en wat mag ik verwachten als ik 66 of 67 jaar ben? In nominale euro’s en in koopkracht.
En zoals automobilisten niet alle informatie op hun dashboard hoeven te zien, zo hoeven deelnemers ook niet alles op hun pensioenoverzicht te zien.
Laat ik als voorbeeld de uitvoeringskosten van pensioenfondsen noemen.
De AFM constateert, terecht, dat administratieve- en beleggingskosten van invloed zijn op de hoogte van het pensioenvermogen en, ook terecht, dat deelnemers (en gepensioneerden) moeten kunnen zien hoe hoog die kosten zijn.
Ik ben het met de AFM eens dat de uitvoeringskosten voor iedereen toegankelijk en transparant moeten worden gepresenteerd. Het lijkt mij alleen niet zo zinvol om die informatie aan het uniform pensioenoverzicht toe te voegen.
De kosten alleen zeggen een individuele deelnemer niet zoveel. De beleggingskosten kunnen niet los worden gezien van de resultaten en het beleggingsbeleid van een pensioenfonds. Voor een helder inzicht is het ook nodig om de kosten te kunnen vergelijken met de kosten die andere fondsen of verzekeraars maken.
Daarom lijkt het mij voldoende deze kosten op de website van een pensioenfonds te presenteren.
Het hoeft niet allemaal in het pensioenoverzicht te staan. Dat maakt het meer verwarrend dan verhelderend. Als automobilist hoef je ook niet alles op je dashboard te zien. Als het dan maar in het serviceboekje staat.
Het is nog te vroeg om nu al te zeggen welke informatie er precies op dat ‘pensioendashboard’ moet komen en hoe die informatie het best gepresenteerd kan worden. Ik ga daarover graag in overleg met de pensioensector en de AFM. Goede voorstellen van de AFM zijn welkom, al ligt de verantwoordelijkheid voor het informatiebeleid en de vertaling in wetgeving uiteindelijk bij regering en parlement.
Het geven van goede informatie is en blijft primair de verantwoordelijkheid van pensioenuitvoerders en sociale partners. Die moeten ervoor zorgen dat deelnemers en gepensioneerden een juist beeld krijgen van hun toekomstige pensioensituatie.
Met steun van de AFM.
Ik heb er alle vertrouwen in dat we daar samen wel uit zullen komen; in het belang van de huidige en toekomstige pensioengerechtigden.