Woonlandbeginsel voor uitkeringen in landen buiten Europa
Diverse uitkeringen aan mensen die buiten Europa wonen, worden aangepast aan het kostenniveau van het land waar de ontvanger of het kind woont. Het kabinet wil dit zogenoemde woonlandbeginsel op 1 juli 2012 laten ingaan. De maatregel geldt voor de Algemene Nabestaandenwet, deels voor de Werkhervattingsregeling Gedeeltelijk Arbeidsongeschikten, de kinderbijslag en het kindgebonden budget. Voor het kindgebondenbudget is de ingangsdatum 1 januari 2013. De ministerraad heeft daarmee ingestemd op voorstel van minister Kamp van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
De maatregel levert uiteindelijk een besparing aan uitkeringslasten op van 9 tot 16 miljoen euro per jaar. Het kabinet hanteert voor bestaande uitkeringen die worden verlaagd een overgangstermijn van zes maanden. Uitkeringsgerechtigden kunnen zich zo instellen op de nieuwe situatie.
Het woonlandbeginsel houdt beter rekening met de dikwijls lagere kosten voor levensonderhoud in het land waar de ontvanger of het kind woont. De uitkering krijgt zo hetzelfde doel als in Nederland, namelijk het garanderen van een bestaansminimum dan wel een tegemoetkoming in de kosten van kinderen. Een uitkering buiten Europa kan nooit hoger zijn dan in Nederland. Daarnaast kan het woonlandbeginsel gedeeltelijk arbeidsongeschikten meer prikkelen om te gaan werken.
In het regeerakkoord is afgesproken dat de export van de kinderbijslag en het kindgebonden budget naar landen buiten de Europese Unie uiteindelijk helemaal wordt gestopt. Het kabinet vindt dat kinderbijslag en kindgebonden budget in beginsel bedoeld zijn voor personen die in Nederland verblijven. Dit zal later worden gerealiseerd omdat daarvoor eerst sociale zekerheidsverdragen met landen moeten worden aangepast.