Werken aan welvaart in de wereld

Eerste deel van drieluik toespraken over het Nederlands buitenlands beleid, door minister van Buitenlandse Zaken Uri Rosenthal
Tilburg University, 28 februari 2011

Goedemiddag,

Goed hier te zijn aan de Tilburg University. Het kabinet Rutte is aan de slag gegaan met de opdracht Nederland veiliger en welvarender te maken. Nederland sterker uit de crisis te laten komen. Ons land voor te bereiden op de toekomst. Daar zit ook een buitenlandse component aan, vanzelfsprekend. Ons land is een handelsland. Altijd geweest. Zo’n dertig procent van ons Bruto Nationaal Product verdienen we met de uitvoer van goederen. Het is dus zaak dat de overheid ervoor zorgt dat er gehandeld en geïnvesteerd kan worden in de wereld. Dat Nederland zijn plaats kan pakken in een wereld die in hoog tempo aan het veranderen is. Daarvoor moeten we inzetten op economische groei en werkgelegenheid. Ondernemerschap en innovatie ruim baan geven. Want als we één ding weten, dan is het dit: groei komt voort uit de particuliere sector. Die haalt het voor ons binnen. En daarbij verdienen bedrijven en ondernemers onze actieve steun.

Ik wil het vanmiddag hebben over hoe we de Nederlandse diplomatie kunnen inzetten om ons land welvarender te maken.

(drieluik: welvaart, veiligheid, vrijheid)

Deze lezing is de eerste in een serie van drie. Allemaal behandelen ze één pijler van het buitenlands beleid. Vandaag ga ik op het versterken van de economische positie van Nederland in de wereld. Niet toevallig doe ik dat in Tilburg, dat een sterke reputatie heeft op het gebied van economie. Bij twee volgende gelegenheden zal ik uitgebreider ingaan op het bevorderen van stabiliteit en veiligheid in de wereld, en het bevorderen van mensenrechten en de rechtsstaat. Dat is mijn trits. Welvaart. Veiligheid. Vrijheid. De drie kernbegrippen waaraan ik het buitenlands beleid wil koppelen.

(drie pijlers in samenhang)

Voordat ik inzoom op een welvarender Nederland, eerst iets over de samenhang tussen de drie pijlers. Want die staan natuurlijk niet op zichzelf. Ze zijn onderling verweven: veiligheid en vrijheid zijn instrumenteel voor het verspreiden van welvaart in de wereld, en ook voor de Nederlandse welvaart. Conflicten belemmeren groei. Onrust staat handel en investeringen in de weg. Mensenrechtenschendingen zijn vanuit moreel oogpunt verwerpelijk en zijn evenmin bevorderlijk voor stabiliteit: regimes die de rechten van mensen stelselmatig negeren of schenden, komen zichzelf uiteindelijk tegen.

Ik hoef maar naar de turbulente ontwikkelingen in de Arabische wereld – Tunesië, Egypte, Libië - te wijzen en jullie begrijpen wat ik bedoel: mensen laten zich niet eindeloos in de luren leggen door een repressief regime, dat nalaat omstandigheden te scheppen die vooruitgang mogelijk maken – zowel materieel als immaterieel. De werkloosheid onder jongeren is enorm. Voedselprijzen blijven maar stijgen. Er is geen zicht op een betere toekomst, op een menswaardig bestaan. Er heerst een klimaat van angst. Op een dag is dan de maat vol. Respect voor mensenrechten en de regels van de rechtsstaat maken de wereld op termijn stabieler en welvarender, daarvan ben ik overtuigd. Vandaar dat juist deze drie zaken, veiligheid, vrijheid en welvaart, in onderlinge samenhang, de kern uitmaken van het Nederlands buitenlands beleid. De één is niet belangrijker dan de ander, ze zijn alledrie gelijkwaardig. Op deze drie zaken richten we ons. Juist hiermee dienen we de Nederlandse belangen in een wereld die nog nooit zó verstrengeld is geweest.

Want daarover kan geen misverstand bestaan: internationale ontwikkelingen raken ons steeds sneller en directer. Buitenland is in dat opzicht echt binnenland geworden. Dat de wereld steeds verder wordt ontsloten, dat landen onderling steeds meer verweven raken, biedt grote kansen. Denk aan de toegenomen mogelijkheden tot handel, tot reizen, tot communiceren.

(handel aanjager van groei)

Nederlanders kunnen die kansen grijpen. We zijn pragmatisch, ondernemend, we spreken onze talen en we zijn overal actief. Twee weken geleden bracht het Centraal Bureau voor de Statistiek nieuwe ramingen uit. Daaruit blijkt dat het economisch herstel in Nederland vooral wordt ingegeven door de export. Daar heb je het weer: Nederland handelsland. Geen wonder dat ons land van oudsher een vurig pleitbezorger is geweest van vrijhandel en een gelijk speelveld voor alle landen die aangesloten zijn op het wereldhandelssysteem. Daar profiteren we van.

En anderen trouwens ook. Aansluiting op het wereldhandelsysteem schept kansen voor groei, voor iedereen. Vandaar dat dit ook één van de expliciete doelstellingen is van de Nederlandse ontwikkelingssamenwerking. Trade, not aid. Jullie kennen het nog wel. Ik heb daar vorige week nog voor gepleit bij mijn Europese collega’s, toen we het over de jongste ontwikkelingen in Noord-Afrika en het Midden-Oosten hadden. Een land als Egypte helpen we nu het meest door het wegnemen van handelsbarrières. Zodat de landbouwsector daar kan opbloeien, zodat er banen worden gecreëerd. Nieuwe democratie hand in hand met vrije markteconomie. Dat is het beste recept voor groei en vooruitgang, in hun belang en ook in ons belang.

(nieuwe geopolitieke realiteit, nieuwe geo-economische strategieën)

Dames en heren,

De laatste jaren is het mondiale krachtenveld ingrijpend veranderd, en dat heeft ook gevolgen voor ons land. De sterke groei van Azië en andere opkomende economieën doet zich voelen. China, dat nu de tweede economie ter wereld is, zal in 2032 de VS passeren. In de komende veertig jaar zijn de BRICs – Brazilië, Rusland, India en China - verantwoordelijk voor 60% van de groei van de twintig grootste economieën. En na de BRICs heeft Goldman Sachs de volgende groep van snelle stijgers alweer gelabeld: de MIKT. Mexico, Indonesië, Zuid-Korea en Turkije. Of wat te denken van de Next Eleven – ook uit de keuken van Goldman Sachs. Dat zijn elf landen die in 2005 werden geïdentificeerd als potentieel snel opkomende economieën, die in de 21e eeuw een gezichtsbepalende plaats zouden kunnen innemen. Een land als Bangladesh behoort daar ook toe. Jullie denken misschien: een straatarm land. Maar de groeipercentages liggen tussen de 6 en 7% en Bangladesh heeft een forex reserve in handen van bijna elf miljard dollar. Dat heeft het land er zelfs toe aangezet een Sovereign Wealth Fund op te zetten – toch niet iets waar je op het eerste gezicht aan zou denken als je aan Bangladesh denkt. Ik zeg het maar, om aan te geven hoe snel en hoe ingrijpend de economische ontwikkelingen verlopen.

De opkomst van deze landen leidt tot een herschikking van de belangrijkste spelers op het wereldtoneel. Maar ook de spelregels zelf staan onder druk. De internationale architectuur die na de Tweede Wereldoorlog tot stand kwam – de VN Veiligheidsraad, de Bretton Woods instellingen – is toch vooral op Westerse leest geschoeid. In een wereld waarin het relatieve gewicht van het Westen afneemt, is dat systeem is niet langer representatief. En daarmee verliest het aan legitimiteit. Het systeem zal zich dus moeten aanpassen, en wij ook. Er is geen alternatief. Bij het IMF en de Wereldbank zijn de eerste voorzichtige stappen al gezet om de nieuwe geopolitieke realiteit in de bestuursstructuur in te bedden. Meer gewicht in de wereldeconomie betekent ook meer zeggenschap in de organen die de spelregels bepalen. Ik vind dat een terecht punt, al wil ik er aan toevoegen dat met meer zeggenschap ook meer verantwoordelijkheid gepaard moet gaan. Spelers die een plek aan tafel claimen, moeten ook bereid zijn volgens de regels te spelen. China zou geen investeringen in Afrika mogen binnenhalen onder de toezegging dat Afrikaanse leiders wat China betreft off the hook zijn als het om mensenrechtenschendingen gaat. Om maar een voorbeeld te noemen.

Want dat is wat er gebeurt. De wereldbevolking neemt toe, het welvaartsniveau stijgt. Dat leidt onherroepelijk tot claims op grondstoffen, energie en water. Zaken die van vitaal belang zijn om de motor van ieders economie draaiende te houden. Er ontstaat intensievere concurrentie om de toegang tot en de controle over deze strategische goederen. Hetzelfde geldt voor de toegang tot en controle over kapitaal, hoogwaardige kennis en technologie. En dan worden politieke instrumenten ingezet om economische belangen veilig te stellen.

In Nederland beschouwen we politiek en economie vaak nog als twee gescheiden sferen. Dat vereist dus een omschakeling. Wij zullen beter moeten leren begrijpen dat onze comparatieve voordelen – dat wat onze economie sterk maakt - geen vastliggende vanzelfsprekendheid zijn, maar actief in de hand moeten worden gewerkt, willen we de mondiale concurrentie het hoofd bieden. We zullen strategisch moeten opereren. Wat voor een economie willen we zijn? Waarin kunnen we specialiseren? Waar ligt onze meerwaarde? Door de keuze voor investeringen, onderwijs, onderzoek en ontwikkeling vallen comparatieve voordelen te sturen. Het is een kwestie van beleid geworden, van geo-economische strategie. Daar moet je als regering vorm aan geven. Niks doen is geen optie. Als we niks doen, walsen de opkomende economieën over ons heen: hun groeicijfers overtreffen die van ons verre. Wij zullen er in Nederland hard aan moeten trekken om op de gebieden waarin wij uitblinken, ook een slagje beter te blijven dan de rest. Precies daarop richt dit kabinet zich met zijn topgebiedenbeleid. En als we dat goed doen, dan biedt de niewe geopolitieke realiteit juist legio kansen. We moeten ons heel goed realiseren wat we te bieden hebben, en juist daarin moeten we gericht investeren. En dat zijn dan brede investeringen: ook ons onderwijs moeten we daarin meenemen. Om te blijven excelleren, moet het onderwijs, niet in de laatste plaats het wetenschappelijk onderwijs, internationaal concurrerend zijn. Dat wil ik hier in Tilburg zeker ook gezegd hebben!

Ook het buitenlands beleid moet meer worden ingericht op de behartiging van onze lange-termijn economische belangen, onze strategische belangen, die de levensader van onze economie vormen. Ik noem dat: economische diplomatie.

(economische diplomatie: behartigen van commerciële belangen)

Dames en heren,

Wat is dat dan, economische diplomatie? Betekent het: opkomen voor onze commerciële belangen in het buitenland? Jazeker. Dat hoort er zeker bij. Handelsbevordering maakte natuurlijk altijd al deel uit van het takenpakket van onze ambassades. Onze medewerkers in het buitenland ondersteunen het bedrijfsleven bij het verkrijgen van markttoegang, het vinden van geschikte partners en trouble shooting in algemene zin: waar bedrijven op obstakels stuiten, kan de ambassade interveniëren. Onze diplomaten kunnen de lokale context en regelgeving duiden, bemiddelen, hun netwerk inzetten. Handelsmissies, beurzen, publieksdiplomatie en culturele evenementen en uitwisselingen dragen allemaal bij aan het goed op de kaart zetten van Nederland in het buitenland. Dat is het bekende instrumentarium.

Het kabinet wil daar echter slimmer en strategischer mee omspringen. We moeten optimaal gebruik maken van onze beperkte middelen. En daarom moeten we precies weten in welke landen en sectoren het groeipotentieel zit. Waar Nederlandse bedrijven iets kunnen toevoegen, en waar ze zich dus in de kijker zouden moeten spelen. We moeten goed oog hebben voor de markten die voor ons relevant zijn, de sectoren, de regio’s. Ik noem een voorbeeld uit de voor Nederland zo belangrijke water sector. Na de orkaan Katrina heeft de Nederlandse ambassade in Washington heel gericht Nederlandse expertise aangeboden. Daaruit zijn lucratieve contracten voortgevloeid. Hetzelfde proberen we nu te doen in landen die met dezelfde problemen kampen, zoals Australië.

In veel opkomende markten speelt de overheid nog een grote rol, ook in het zakenleven. Op die buitenlandse markten moeten we bedrijven met raad en daad bijstaan, want juist daar zit de groei en daar valt dus, plat gezegd, het meest te halen. En dat gaat niet om kleine bedragen. De verwachting is dat de wereldeconomie de komende dertig jaar bijna drie keer in omvang zal toenemen, van 56.000 miljard dollar naar 150.000 miljard dollar. Vandaag de dag gaat nog driekwart van onze export naar bestemmingen binnen de Europese Unie. Maar het aandeel van de export naar verder gelegen bestemmingen neemt wel toe, en zal in de jaren die voor ons liggen, alleen maar verder toenemen. We moeten het Nederlands bedrijfsleven juist daar aan de man brengen, waar de grootste kansen liggen. Dat betekent niet dat we onze traditionele afzetmarkten in de Europese Unie, die juist voor het Midden- en Kleinbedrijf zo belangrijk zijn, en binnen NAFTA, de Noord-Amerikaanse vrijhandelsruimte, ineens uit het oog verliezen.

Eerder vanmiddag was ik te gast bij het Brabantse familiebedrijf Thermaflex, dat voorgeïsoleerde kunststof leidingen produceert en milieuvriendelijke isolatiematerialen levert, en daar zag ik precies die verschuiving. Thermaflex produceerde oorspronkelijk voor markten dicht bij huis: Duitsland, Oostenrijk, Frankrijk, Polen. Maar nu krijgt het ook steeds meer voet aan de grond in landen verder weg: Turkije, Rusland, Thailand, India, Mexico, Panama. Die landen zijn sterk in opkomst en dáár zit voor Thermaflex dus ook de rek. Heel mooi om te zien hoe zo’n bedrijf met die kansen omspringt, en ook heel bemoedigend om te bedenken dat de overheid, onze ambassades, daar best nog een handje bij kunnen helpen.

(strategische reisagenda)

Collega Verhagen en ik trekken hierbij nauw samen op, om te bekijken waar we onze middelen zo doelmatig mogelijk kunnen inzetten. Zo’n geïntegreerde inzet is ook nodig, en wat dat betreft ben ik blij deel uit te maken van een kabinet waarvan de leden er niet op uit zijn elkaar te dwarsbomen. We verbinden ons dan ook aan een strategische reisagenda. We willen niet dat de ene week de ene minister in China zit, en de andere week de andere minister. En dat ondertussen niemand naar India gaat, bij wijze van spreken. We moeten allemaal handelen vanuit de brede belangen van de BV Nederland.

En dat geldt ook voor de lagere overheden. Nog te vaak komt het voor dat provincies en gemeenten ongecoördineerd bedrijvenmissies organiseren.

(economische diplomatie: behartigen van strategische belangen)

Dames en heren,

Economische diplomatie is wat mij betreft breder dan alleen de traditionele handelsbevordering op posten in het buitenland. Wat er bijvoorbeeld ook onder valt, is het verbeteren van de interne markt van de Europese Unie. Die interne markt heeft Nederland al veel opgeleverd in termen van welvaart en werkgelegenheid. Maar we zijn er nog niet. De interne markt voor diensten, energie en intellectueel eigendom moet nu eindelijk eens worden gerealiseerd. Dit zou voor de Nederlandse economie, die voor 80 procent op diensten is gebaseerd, forse groei opleveren, omdat we die diensten dan ook in andere Europese lidstaten vrij kunnen aanbieden. De inschatting is dat we hiermee 18% van ons BNP zouden kunnen winnen. Als dat geen strategisch belang is!

Economische diplomatie betekent ook: met andere landen afspraken maken die goed zijn voor het economisch klimaat in de wereld en dus ook voor Nederlandse bedrijven. Denk aan beter toezicht op de financiële sector. We willen niet nog een keer een financieel-economische crisis over ons heen krijgen.

Denk ook aan vrijhandel, ik noemde het eerder al. Handel is een aanjager van economische groei. Dat geldt zeker voor Nederland met zijn open economie. Ik ontvang positieve signalen dat er dit jaar serieus werk gemaakt gaat worden van het afronden van de Doha onderhandelingsronde. De inzet is een wereldwijd handelsakkoord. Maar die Doha-ronde loopt nu al 10 jaar. Dat is veel te lang. Nederland gaat er alles aan doen om die afronding te bespoedigen. Dat zou de mondiale handelsstromen een impuls ter waarde van 300 miljard euro geven. Een gratis stimuluspakket dat iedereen kan gebruiken. Alle landen profiteren hiervan, niet in het minst ontwikkelingslanden. En ook Nederland. Het bestrijden van protectionisme is een essentieel onderdeel van onze veiligheid, groei en welvaart. Wederom: een strategisch belang!

Om die strategische belangen te dienen moeten we goed weten wie onze potentiële bondgenoten zijn in de wereld, met wie we zaken kunnen doen. Letterlijk en figuurlijk. Ik wil zeker niet de traditionele bondgenoten – de Europese Unie, de trans-Atlantische relatie, veronachtzamen. Die blijven een bijzonder belangrijke plaats innemen in het Nederlands buitenlands beleid. De eerste plaats, zou ik zeggen.

Maar daarnaast zoek ik het in strategische partners die, net als wij, baat hebben bij evenwichtige mondiale en regionale verhoudingen en bij een open wereldhandelssysteem. En ik ben daar reëel in. Voor de grootmachten in deze wereld – de VS, China, India, Rusland – is een land als Nederland geen gelijkwaardige partner. In bepaalde sectoren – onze niches – kunnen we in die landen wel iets doen, en dat moeten we ook zeker niet nalaten, maar als het op brede strategische partnerschappen aankomt, moeten we ons natuurlijk op de Europese Unie verlaten. Die kan wel een gesprekspartner zijn waar Nederland alleen onvoldoende gewicht in de schaal legt.

Dames en heren,

Tot slot betekent economische diplomatie: ervoor zorgen dat de Nederlandse economie ook op lange termijn goed kan blijven draaien. Zo moet de aanvoer van energie, grondstoffen en aardmetalen verzekerd zijn. Ook met die strategische belangen moeten we in ons buitenlands beleid rekening houden. Hier ligt een duidelijke link met onze veiligheidsbelangen, want als deze aanvoer wordt verstoord, gaat het licht hier uit en valt de productie stil.

(inrichting van het ambassadenetwerk)

Dames en heren,

Ik kom bij het slot van mijn betoog. Welke gevolgen heeft de inzet op economische diplomatie voor het Nederlandse netwerk van ambassades en consulaten? Het zal u niet verbazen, na alles wat ik heb gezegd, dat we daar de afgelopen maanden nauwkeurig naar hebben gekeken. Voldeed dat netwerk nog wel aan de eisen die deze tijd stelt? Zetten we mensen en middelen op de juiste plaatsen en op de juiste wijze in? Om een goed oordeel te kunnen vormen, hebben we ook met vertegenwoordigers van het bedrijfsleven zelf gesproken. Wat gaat goed, wat kan beter?

Ik wil nu snel besluiten nemen over de toekomstige inrichting van de Nederlandse diplomatie. Dat heb ik de Tweede Kamer ook toegezegd. Laat ik alvast een paar richtingen met u delen, en aan u voorleggen.

Wat voor mij het allerbelangrijkste is: de structuur dient de functie te volgen. Structure follows function. Ik bedoel daarmee dat we ons moeten laten leiden door de doelen die we onszelf stellen. De activiteiten die we willen ontplooien. Wat we nodig achten. En dan gaan we de vorm waarin we dat doen, daaraan aanpassen. We zijn nu snel geneigd om alleen aan de mogelijkheid van een ambassade of een consulaat te denken: een gebouw, met een vlag erop, en daar hoort dan weer van alles bij: een volledig menu aan diensten, medewerkers, auto’s, veiligheid, onderhoud. We richten dat alles in, daarmee verbruiken we een deel van onze middelen (die beperkt zijn) èn we verspelen we een deel van onze flexibiliteit. Ik zit daar echt anders in. Zodra we weten wat nodig is, kunnen we een vorm zoeken die daarbij past. En er zijn vele vormen denkbaar tussen de aanwezigheid van een volledig opgeschaalde ambassade met alles erop en eraan, en een volledige afwezigheid. Je kunt ook denken aan regionale ambassades, gastheerposten, zelfs, in dit digitale tijdperk: virtuele vertegenwoordigingen of laptopdiplomatie. We moeten daar dynamisch en flexibel mee omgaan. Zolang de kwaliteit maar gewaarborgd is.

Flexibiliteit en kwaliteit zijn ook precies de wensen van het bedrijfsleven, dat graag zou zien dat er snel en met kennis van zaken kan worden gereageerd op kansrijke projecten en nieuwe opkomende economische relevante groeimarkten. Ook op onze grotere ambassades moet de economische functie nog beter. Onze mensen in het buitenland moeten sterker gericht zijn op het verbinden van handelswerk met de politiek-economische context. Onze diplomaten zullen daar ook goed op toegerust moeten zijn: dat vereist deels ook (her)scholing en specialisatie. Die investering hebben we er graag voor over.  

We zullen dus zeker gaan minderen op bepaalde posten, en een aantal posten zal helemaal worden gesloten. Daar staat tegenover dat we op andere plaatsen de inzet juist willen verhogen, en zelfs nieuwe posten willen openen, puur en alleen ter ondersteuning van het bedrijfsleven. Zo sprak ik vanmiddag nog met Thermaflex over hun kansrijke activiteiten in Panama. Het is mijn inzet om nog dit jaar in Panama een post te openen. En hetzelfde geldt voor de regio Chengdu, in Centraal China. Ook daar denk ik erover op termijn diplomatieke aanwezigheid te realiseren.

De herinrichting van het netwerk van ambassades past in het voornemen van dit kabinet om de overheid kleiner en efficiënter te maken. In totaal moet ik 55 miljoen euro bezuinigen op de Nederlandse diplomatieke aanwezigheid in de wereld. Dat is meer dan 10%; en dat is fors. Hoewel ik ter relativering maar wil zeggen dat de Nederlandse  postennetwerk ons net zoveel kost als 50 km snelweg. Dat is van hier naar Roosendaal.

Verschuiven moet, want wij moeten met de tijd mee. Ik zeg erbij: die bezuinigingen zijn een goede aanleiding voor deze verschuivingen, maar ook los van de bezuinigingen hadden die moeten worden doorgevoerd. We moeten ons nu eenmaal aanpassen aan de wereld om ons heen, en die wereld verandert. Nederland is dan ook niet het enige land dat een dergelijke exercitie is aangegaan. Veel Europese collega’s maken precies eenzelfde proces door en moeten dezelfde moeilijke keuzes maken. Het Verenigd Koninkrijk ging ons voor; Zweden ging ons voor. En zij baseren hun exercitie op precies dezelfde overwegingen: de inzet van de diplomatie is ook het versterken van de economische positie in de wereld. Want diplomatie levert ons iets op. Meer aandacht voor de strategische Nederlandse belangen. Meer aandacht voor onze welvaart, op korte en op langere termijn. Meer handel. Mijn Britse collega William Hague noemde dat ‘injecting a new commercialism into our country’s international objectives’. Ik noem het: economische diplomatie. Als belangrijke pijler van het buitenlands beleid. Maar niet als enige. Welvaart. Veiligheid. Vrijheid. Het gaat altijd om die drie, in combinatie. Vanmiddag sprak ik over werken aan welvaart in de wereld. Veiligheid en vrijheid volgen. To be continued, dus.

Ik dank jullie wel.