Persconferentie minister-president na de MR 18 februari 2011

Letterlijke tekst van de persconferentie van minister-president Rutte na afloop van de ministerraad op 18 februari 2011.

RUTTE:
We hebben vanochtend in de ministerraad, en ook vanmiddag, onder andere stilgestaan bij de voorlopige rekening over 2010. We dachten vorig jaar nog dat we een tekort zouden hebben van 5,8%, en we zijn inmiddels uitgekomen op 5,2%. Je zag eerder deze week ook al dat het Centraal Bureau voor de Statistiek gunstige cijfers had over de ontwikkeling van de economie. Er is echt sprake van een voorzichtig herstel. We doen het ook wat beter dan omliggende landen. Het is overigens nog zeer export gedreven. Er is dus nog heel veel te doen. Tegelijkertijd hebben we natuurlijk gekeken naar de staatsschuld. Er zijn mensen die zeggen: als de economie beter gaat draaien, hoef je minder te bezuinigen. Helaas is dat niet het geval. Nog steeds loopt die staatschuld met zo'n honderd miljoen per dag op. Elf miljard per jaar aan rentelasten. Dat is ongeveer evenveel als we in Nederland uitgeven aan het voortgezet en middelbaar onderwijs. De staatschuld per Nederlander is op dit moment zo'n 24 duidend euro. Het is gewoon niet vol te houden. We moeten dat echt onder controle krijgen. Dus we gaan door met dat pakket van ombuigingen van 18 miljard. Orde op zaken stellen.

Het tweede waar we vandaag over gesproken hebben, is de nationale politie. Het wetsontwerp is naar de Raad van State gestuurd. Het doel is meer slagkracht bij de aanpak van criminaliteit, meer blauw op straat, minder bestuurlijk gedoe. Niet meer die 26 politiekorpsen die we op dit moment hebben, maar één organisatie. Maar er is meer. We willen ook de administratieve lasten bij de politie terugdringen met 25 procent. We willen meer ruimte voor vakmanschap bij de politie. Dat de agent ook echt op straat zijn werk kan doen en niet eindeloos bezig is met het invullen van formulieren terwijl het ventje wat hij heeft opgepakt al weer zwaaiend voorbij wandelt buiten. We willen een halvering van het bureauwerk, we willen minder protocollen en formulieren en we willen ook dat er eenvoudiger aangiften kan worden gedaan in standaardzaken. Al die maatregelen zijn ervoor bedoeld om te zorgen dat de politie ook echt dat kan doen waarvoor die politie is, namelijk Nederland veiliger maken.

Dan over de thuisdetentie. U weet wat Fred Teeven daar over zegt: het kan toch niet zo zijn dat de boeven thuis zitten met een biertje op de bank. Omdat wij dat allemaal vinden in het kabinet, hebben we vandaag besloten om het wetsvoorstel van het vorige kabinet over thuisdetentie in te trekken. Een van de prioriteiten van het kabinet - naast de staatsschuld op orde krijgen - is  er voor zorgen dat het land veiliger wordt. Daar hoort een strenge en geloofwaardige bestraffing bij, en daar hoort dus niet bij dat thuistendentie kan worden opgelegd in plaats van gevangenisstraf.

We hebben overigens vandaag besloten om meerdere wetsvoorstellen van het vorige kabinet in te trekken, zodat ook echt de weg vrij is voor het werk waar we zelf mee bezig zijn. Uiteindelijk is het doel van ook die intrekking van wetsvoorstellen dat we voor mensen in het land, voor bedrijven in het land, meer ruimte creëren om te doen wat zijn willen doen. Minder regels, minder in de weg zitten et cetera. Je zou bijna kunnen zeggen dat we hier en daar kunnen proberen het wel leuker te maken. Onder dat motto hebben we vandaag dan ook deze wetsvoorstellen ingetrokken.  Dat is van mijn kant als aftrap wat ik tegen jullie wilde zeggen.

VAN DER HEYDE (NOS):
Wat heeft u gisteravond gedaan?

RUTTE:
Ik heb gisteravond gewerkt op kantoor tot ongeveer kwart voor tien en ben toen naar huis gegaan.

VAN DER HEYDE:
Kunt u nu eens uitleggen waarom u niet naar dat debat bent gegaan?

RUTTE:
Ik krijg natuurlijk dat verzoek van de Kamer, maar de situatie is dat ik mij heel intensief bezig hou als minister-president met de hele beleidsvorming, met het kabinet en de onderraden. Ook heel stevig in dialoog met bewindspersonen. Maar de verdediging van dat beleid, dat doen de ministers in de Kamer. Zij zijn de ministers van de Kroon, zij verdedigen dat. Zo moet het ook gaan.

VAN DER HEYDE:
Maar zelfs de SGP - toch een partij die heel recht in de leer is - vond dat u daar had moeten verschijnen om dat dan misschien nog een keer uit te leggen.

RUTTE:
Ik geef u mijn reactie. Dit is hoe ik er tegenaan kijk.

VAN DER HEYDE:
Maar nu wordt u verweten dat u arrogant bent en eigenlijk de Kamer - 74 zetels - niet serieus hebt genomen.

RUTTE:
Ik heb dat verwijt gehoord. Ik ben het daar niet mee eens. Ik vind oprecht dat het belangrijk is dat we rolvast zijn. Dat we weten wat onze taken zijn. De Kamer in zijn rol, de regering in de eigen rol, de ministers in hun eigen rol. Het is erg belangrijk, we krijgen de komende maanden en jaren veel ingewikkelde voorstellen die in de Kamer worden behandeld. Die moeten de ministers zelf daar kunnen verdedigen. Mijn taak moet zijn dat ik ervoor zorg dat van de voren die beleidsvoorbereiding heel goed heeft plaatsgevonden. Dat ik mij ervan vergewist heb dat we alle laatste inzichten in het beleid hebben verwerkt. Als we er uiteindelijk met elkaar een klap op hebben gegeven, is het echt een zaak voor de minister om te verdedigen in het parlement.

VAN DER HEYDE:
Die minister zei: het staat in het regeerakkoord, daar moet ik me aan houden. Toen zei de oppositie: dan kan misschien de minister-president daar nog iets aan veranderen. Of zoals de SGP zei, dan kan het misschien nog wat langzamer of in een ander tempo worden ingevoerd. Daar hadden ze u graag over willen spreken. Het is toch een goede gewoonte dat de minister-president ook aan een verzoek van een kleine minderheid van de Tweede Kamer tegemoet komt?

RUTTE:
Maar in dit geval heb ik natuurlijk gezien wat de minister al gedaan had. De minister is tegemoet gekomen aan verzoeken van de Kamer. Het voorstel is in overleg met de Kamer aangepast en zo moet het ook. Dit is het kabinet dat een hand uitsteekt naar de Kamer. We zijn een minderheidskabinet, we zullen wel moeten. Bij lang niet alle voorstellen kunnen wij rekenen op een meerderheid. Er is een goed debat gevoerd. Ik heb dat ook natuurlijk gevolgd in de verslagen daarvan. Er zijn toezeggingen gedaan aan de regeringsfracties, aan de oppositie. Dus het voorstel is ook daadwerkelijk aangepast. Dus het beeld alsof het daar als een soort vooropgezet plan zo door het parlement is geduwd klopt niet. Het plan is wel degelijk in overleg, in dialoog met de Kamer verbeterd.

VAN DER HEYDE:
Ziet u dit nu als een opzetje, als een soort verkiezingsstunt van de oppositiepartijen?

RUTTE:
Het is niet aan mij om commentaar te leveren op de motieven van de Kamerleden.

VAN DER HEYDE:
Maar denkt u dat het heeft meegespeeld? We zitten anderhalve week voor de Provinciale Statenverkiezingen, belangrijke verkiezingen.

RUTTE:
Dan moet ik mij bij het vorige antwoord beperken.

VAN DER HEYDE:
Dan vraag ik het even aan u. Heeft het voor u meegespeeld om niet te komen?

RUTTE:
Nee, nee. Voor mij gaat het om rolvastheid. Wij hebben een kabinet wat vergaande hervormingen in Nederland gaat doorvoeren. Dat vraagt zeer zorgvuldige besluitvorming. Dat vraagt ook om een goede dialoog, een robuuste dialoog met het parlement. Goede voorstellen van de Kamer zullen we altijd verwerken. Dat is ook hier gebeurd op allerlei punten. De fasering van de ombuigingen op de expertisebekostiging, nadere beoordeling van de weglek van expertise, de kwaliteit van ambulante begeleiding, nadere beoordeling van organisatieknelpunten bij de samenwerkingsverbanden. Allemaal voorbeelden waar het voorstel is aangepast, verbeterd door de dialoog met de Kamer. Dat is wat hier gebeurd. Uiteindelijk zijn er een aantal partijen die zeggen: wij zijn het fundamenteel met dat voorstel oneens. Dan is de regering natuurlijk ook gehouden om uiteindelijk te zeggen: dit is wel wat wij grofweg willen. Maar wij staan volledig open - dat is ook hier gebeurd - om dat voorstel aan te passen en te verbeteren.

VAN DER HEYDE:
Dus die uitgestoken hand, daar hoeven de partijen voorlopig niet op te rekenen? Dat u dan in zo'n debat toch komt om daarover te praten?

RUTTE:
Daar heeft u mij verkeerd begrepen. Die uitgestoken hand is er, zeer nadrukkelijk. Die is er van het kabinet. We bespreken van de voren wat we willen, we bekijken ook waar ruimte zit, je kijkt ook in een Kamer of… Je kunt ook soms op allerlei punten weer verrast worden. Je zag het ook bij de discussie over Afghanistan. Ik vind echt dat daar uiteindelijk het besluit verbeterd is door het debat, door de inbreng bijvoorbeeld van een partij als GroenLinks, maar ook D66 en ChristenUnie. Zo hoort het ook te gaan, maar dat is uiteindelijk de minister die dat moet verdedigen. Het is niet zo dat het waarde toevoegt als ik, nadat ik betrokken ben geweest bij de hele voorbereiding en ook op de achterhand heel goed oplet hoe de discussie gaat, ik ook nog weer eens in de Kamer die minister de hand ga vasthouden. Dat is niet nodig. Mevrouw van Bijsterveldt is een voortreffelijk bewindsvrouwe en die heeft het gewoon goed verdedigd.

VAN DER HEYDE:
Maar bij dat debat over Kunduz was u wel.

RUTTE:
Dat is ook een voorstel artikel 100-brief. Het is gebruikelijk dat de minister-president dat zelf doet. Net zoals ik dadelijk ook in september weer het debat voer bij de Algemene Beschouwingen, als het zaken zijn rondom het Koningshuis, allerlei andere kwesties, dan ben ik in die Kamer. Dus er zijn allerlei momenten dat ik in de Kamer zal acteren. Het Vragenuurtje et cetera et cetera. Maar als het gaat om op een bewindspersoon terrein liggend, een grote hervorming als deze, is het echt de minister die dat moet verdedigen. De uitgestoken had was aanwezig, is ook over een weer aangepakt, heeft geleid tot verbeteringen en zo moet het ook gaan.

VERBEEK (BNR):
Waar blijft dan die uitgestoken hand van u als u de wens van 74 van de 150 Kamerleden negeert.

RUTTE:
Die uitgestoken hand zit hem natuurlijk op de inhoud. Die zit hem er op dat je probeert - en ik neem aan dat dat ook het doel is van de oppositie en de regeringspartijen, daar ben ik eigenlijk wel van overtuigd de meeste kennende - dat zij het doel hebben om ook hun voorstellen te verbeteren. Om uiteindelijk in dialoog tot goede wetgeving te komen. Hier is dat gebeurd. Dat heeft geleid tot een aantal majeure aanpassingen aan het voorstel. Dat is dus de uitgestoken hand. We praten nu over de vorm, of ik daar dan zelf ook nog iets moet doen in zo'n debat. Ik vind die vorm eerlijk gezegd secundair. Primair is de vraag of de voorstellen verbeteren op grond van de discussie.

VERBEEK:
Maar die 300 miljoen blijven 300 miljoen. Er is één regeling voor een speciale school een beetje vertraagd. Die krijg twee jaar in plaats van één jaar. Is dat een majeure verandering?

RUTTE:
Er zijn drie veranderingen aangebracht. Op twee punten gaat de minister de zaken nader bekijken. Komt er ook mee terug naar de Kamer, dat heeft ze ook gezegd: een nadere beoordeling van de weglek van expertise en kwaliteit van ambulante begeleiding. De nadere beoordeling van organisatieknelpunten bij samenwerkingsverbanden bij scholen. Dat ligt dus in het verlengde van die ambulante begeleiding. Op al die punten komt zij dus terug en heeft zij geluisterd naar de Kamer. Zo hoort dat ook. Dat is precies wat je wilt in een parlement. Dan vind ik de vraag of ik daar dan zelf nog waarde kon toevoegen, ik vind van niet. De minister deed het uitstekend. Dan ga ik daar niet zitten om haar hand vast te houden.

VERBEEK:
Die drie kleine verandering die u net voorlas…

RUTTE:
U noemt dat kleine veranderingen, maar dat zijn geen kleine veranderingen.

VERBEEK:
U noemt dat majeure veranderingen.

RUTTE:
Ja natuurlijk., omdat …

VERBEEK:
Terwijl dat bedrag van 300 miljoen overeind blijft staan.

RUTTE:
Laten we dan even naar de inhoud van de zaak kijken. We hebben in Nederland één op de vijf kinderen inmiddels waar iets mee zou zijn. Dat kan niet waar zijn. Per dag gaan twee schoolklassen de Wajong in, de regeling voor jonggehandicapten. Twee schoolklassen, zestig jonge mensen per dag. Dat is volstrekt niet te handhaven. Dat is niet denkbaar dat je daarmee doorgaat. Daarom waren volgens mij ook alle partijen het erover eens dat dit moet gebeuren. De discussie ging over een aantal invoeringsproblemen, de omvang, dat soort zaken. Daar zijn concessies op gedaan. Het is wel waar dat het kabinet met een standpunt dat debat inging en niet dat hele standpunt heeft opgegeven. Dat moge ook duidelijk zijn. We zijn niet een denktank die suggesties doet, kiest u maar. We hebben een opvatting en vervolgens ga je in zo'n - wat ik noem robuuste dialoog - zorgen dat het tot goede besluitvorming kan leiden.

VERBEEK:
Wat gaat u doen om het vertrouwen met de Kamer weer te herstellen?

RUTTE:
Ik geloof niet dat er veel moet gebeuren. Ik denk dat wij moeten doorgaan met te laten zien dat dit kabinet juist ook van voorstellen uit de Kamer - regeringspartijen, maar zeker ook van oppositiepartijen - openstaat voor aanpassingen van die voorstellen. Dat hebben we hier laten zien, dat zullen we blijven doen. Dat was bij Afghanistan zo en dat is bij allerlei debatten die in de Kamer plaatsvinden het geval.

BERGSMA (ANP):
In november 2009 was er een AOW-debat waar de oppositie, waar u toen ook deel van uitmaakte, de premier bij aanwezig wilde hebben. Die kwam niet en u sprak toen als VVD-fractievoorzitter van minachting van het parlement. Heeft u nu in uw nieuwe positie meer begrip voor het standpunt van toenmalig premier Balkenende?

RUTTE:
Nee. Ik vond het toen onverstandig, omdat er op dat moment een aantal zaken speelde waar hij als minister-president ook zelf een regierol had. Bijvoorbeeld de relatie met de sociale partners bij de AOW. Dat is ook echt een zaak die ook de minister-president regardeert. Ik vind dus dat als de Kamer mij op mijn verantwoordelijkheden - niet alleen in de regierol in het kabinet, maar zeker ook naar maatschappelijke organisaties, naar in dit geval het draagvlak in de samenleving, bij werkgevers en werknemers voor aanpassingen in de AOW - als de Kamer mij dan vraagt te komen dan kom ik. Dan is het ook logisch dat ik vanuit mijn rol daar in het debat hoor te zijn, zoals ik ook in het Afghanistan-debat hoor te zijn. Dat overstijgt te departementen, dat raakt vier of vijf ministers. Bij een artikel 100-brief is het altijd gebruikelijk dat de minister-president aanwezig is. Maar toen ik als staatssecretaris de Wet Werk en Bijstand verdedigde, wat een enorme stelselwijziging was in het eerste kabinet-Balkenende, had ik het ook niet prettig gevonden als Balkenende was aangeschoven in het regeringsvak, want dat was mijn werk. Dan had ik ook gezegd: ga weg, dit regel ik zelf wel. Dus je moet heel rolvast zijn als minister-president wanneer je er wel bent en wanneer je er niet bent.

BERGSMA:
Kunt u uitleggen wat het verschil is met de behandeling van het Belastingplan in de Eerste Kamer in december, waar Frans Weekers verantwoordelijk was maar u op op een moment al op weg was naar de eerste Kamer?

RUTTE:
Jazeker. Op dat moment speelde een kwestie waarbij de Eerste Kamer mij wilde spreken - dat vond ik ook echt mijn taak om daar bij te zijn - over het feit dat ik had gezegd bij de Algemene Beschouwingen in de Eerste Kamer dat ik politiek de ruimte in de Tweede Kamer niet had om die concessie te doen. Toen was de Eerste Kamer, en ik denk tot op zekere hoogte ook terecht, kwaad op mij en zei: nu zit je ons op te zadelen met een probleem in de Eerste Kamer wat eigenlijk in de Tweede Kamer speelt. Daar willen we met je over spreken, dus kom maar even naar de Eerste Kamer. Volstrekt terecht. Uiteindelijk hoefde dat niet meer, kon ik omkeren, omdat het debat een wending had genomen waardoor de Eerste Kamer zei: we zijn tevreden, hij hoeft niet te komen. Ik vond het volstrekt logisch dat ik daar moest zijn. Dus ik zal ook regelmatig in de Kamer zijn. Maar rolvastheid, weten wanneer je er moet zijn en wanneer je er niet moet zijn, is belangrijk. Ook daar vind ik het nuttig om robuust met elkaar over te spreken.

VULLINGS (NOS):
De Egyptische president Mubarak hoefde een week geleden van u niet per direct van u weg. Van zijn eigen legerleiding wel. Bent u blij dat hij vertrokken is?

RUTTE:
Ik ben pas blij als ik zeker weet wat er voor in de plaats komt. Ik ben natuurlijk blij dat Egypte meester is over zijn eigen toekomst. Dat het de touwtjes in handen heeft genomen. Maar tegelijkertijd is nog veel onzeker. De grote vraag zal zijn - dat geldt voor de hele Mareb, voor Egypte, voor delen in het Midden-Oosten waar nu zaken aan de gang zijn… Landen met grote islamitische bevolkingsgroepen met vaak ook een sterke moslimbroederschap - en zeker in Egypte is die sterk - die staan op een kruising. Die kunnen de kant op gaan van grote democratie met grote overwegend islamitische bevolkingsgroepen, zoals Indonesië en Turkije. Maar ze kunnen ook de kant op gaan van Iran. De vraag of ik blij ben, kan ik pas beantwoorden als we zeker weten wat de toekomst van Egypte is. Maar ik respecteer natuurlijk zeer de besluiten die daar genomen zijn.

VULLINGS:
Nederland hecht heel erg belang aan de internationale rechtsorde, aan het volkenrecht. Dan is het toch zeer positief dat een dictator vertrekt?

RUTTE:
Zeker, maar u vraagt mij of ik blij ben. Natuurlijk, is respecteer zeer… Het is natuurlijk fantastisch als een land zelf de touwtjes in handen neemt, de macht grijpt, in dit geval weghaalt bij een dictator. Maar de terughoudendheid die het hele westen heeft gehad tot vorige week vrijdag om te zeggen: hij moet nu weg, is ingegeven doordat in Egypte maar drie echte machtscentra zijn. Dat is het leger, dat is het moslimbroederschap en dat is de clan rondom de president. Het leger lijkt nu de weg in te zetten naar een transitie, maar een van de zorgen die ik heb is of de democratische partijen die zich daar ondergronds al hadden gevormd alle ruimte krijgen tot dit proces. Mijn collega Hans van Baalen heeft deze week aandacht gevraagd dat een van die partijen die aangesloten is bij de Liberale Internationalen ook ruimte krijgt om deel te nemen aan het transitieproces. Die lijkt daar op dit moment onvoldoende toegang tot te krijgen. Dat zijn geen goed ontwikkelingen. Ik blijf optimistisch, maar daar moeten we wel op letten.

VULLINGS:
Ik geloof wel dat een van uw liberale voorgangers zei: politiek is niet voor bange mensen. Dat geldt misschien ook voor democratie , maar ik heb toch het idee dat het Nederlandse kabinet een beetje bang is voor democratie in de Arabische wereld.

RUTTE:
Ik zou democratie fantastisch vinden, maar een Iran-achtig bewind verschrikkelijk. We zien op dit moment dat in die landen met een grote islamitische bevolking de keuze moeten worden gemaakt tussen gaan we voor een meer fundamentalistische islamitische staatsvorm, zoals Iran, of kiezen we voor een democratie? Je ziet dat democratie en een overwegend islamitische bevolking heel goed samengaan. Inderdaad in Indonesië, inderdaad in Turkije. Ik ben ook blij met de invloed die president Gül en premier Erdogan van Turkije uit proberen te oefenen op het proces in de Mareb, en in Egypte. Maar dat neemt niet weg dat wij uit onze leunstoel wel kunnen zeggen: die moet weg en het moet nu zo gaan lopen. Ze hebben daar natuurlijk geen Nederland. Het is daar Egypte met een volstrekt niet-ontwikkeld democratisch bestel.

VULLINGS:
Moet Kadafi weg, of durft u dat ook niet te zeggen?

RUTTE:
Nogmaals, ik ben blij dat de hele westerse wereld steeds zegt: het is aan de landen zelf om uiteindelijk een keus te maken en wij zullen er altijd staan om te helpen om die overgang…

VULLINGS:
Om die keuzes te maken, maar de mensen in die landen hebben geen stemrecht. Die kunnen eigenlijk geen keuzes maken.

RUTTE:
Bent u niet een te groot romanticus, dat bent u toch met deze vraag? U bent helemaal gegrepen door dat beeld op televisie. Dat ben ik ook, dat zijn we allemaal. Je ziet daar het Tahrir-plein, je ziet daar miljoenen mensen die zeggen: we schoppen hem eruit en we nemen het over. Dat zou fantastisch zijn als dat goed eindigt, maar ik weet niet of het goed eindigt. Weet u dat wel? U weet het ook niet. Dit kan eindigen in een fundamentalistisch islamitisch bewind, en het kan eindigen in een democratie. Wij zullen er alles aan doen, en de Europese Unie zal er alles aan doen om het de goede kant op te sturen.

VULLINGS:
Maar tot die tijd is een dictatuur dus beter?

RUTTE:
Nee. Wat we steeds gezegd hebben is: wij willen een overgangsregering, zo snel mogelijk vrije verkiezingen in Egypte. Dat was altijd ons standpunt. Als mij gevraagd werd of het voor de hand ligt dat Mubarak die overgangsregering leidt, zei ik: nee, dat ligt niet voor de hand. Maar die laatste vraag die dan gesteld wordt: vindt u dat hij nu weg moet? Dan heb ik altijd gezegd, en dat geldt voor het Witte Huis tot en met Moskou tot en met de hele Europese Unie, zo'n vraag kan je niet beantwoorden vanuit het westen. Want je moet weten wat er gebeurt in de tussenfase als zo'n machtscentrum van zo'n dictator wegvalt, wat er dan voor in de plaats komt.

VRAAG:
De burgemeester van Helmond, de heer Jacobs, is sinds hij zich in december heeft bemoeid met het lokale coffeeshopbeleid ondergedoken en nu wordt hij al maanden bewaakt. In die regio is de indruk ontstaan dat er in den Haag nauwelijks enige betrokkenheid wordt getoond. Is dat beeld terecht of gebeurt er wel degelijk iets?

RUTTE:
Dat begrijp ik niet. Dat is totaal onterecht. Opstelten is in de regio geweest, heeft daar gesproken. Is bezig ook met het voorbereiden, het uitwerken van de kabinetsintenties uit het regeer- en gedoogakkoord waar het gaat om het softdrugsbeleid. Uiteraard zijn we daar zeer van op de hoogte en staan we klaar om te helpen waar we kunnen. Is dat ook een zaak natuurlijk van de regionale en lokale autoriteiten in eerste instantie, maar is er grote betrokkenheid ook van de minister van Veiligheid en Justitie. Vanzelfsprekend. Zo hoort het ook. Op dit soort momenten sta je schouder aan schouder. Er is geen debat over.

VRAAG:
Wat zijn dat voor wetsvoorstellen waar Nederland leuker van wordt?

RUTTE:
Ik pak ze er even bij. Eén daarvan had te maken met de Spoedwet vermogensbehoud zorginstellingen. Dus dat zorgde er eigenlijk voor dat zorginstellingen veel minder makkelijk uiteindelijk investeringen kunnen doen in hun eigen toekomstige nieuwbouw. De wijziging besluit SUW. Dat had onder andere ook weer te maken met hoe je omgaat met gegevensuitwisseling. We willen dat het veel makkelijk wordt om aan gegevensuitwisseling te doen. En de Wijziging Wet inlichtingen en veiligheidsdiensten. Dat was vooral een technische wijziging. Het past in een hele reeks van ingetrokken wetsvoorstellen, zoals bijvoorbeeld ook vandaag over die thuistendentie. Die passen in de visie van dit kabinet om het land veiliger te maken.

VRAAG:
Maar u zei leuker.

RUTTE:
Hoe deze drie wetsvoorstellen daar precies aan bijdragen vraagt wel enig denkwerk, maar in algemene zin is het intrekken van de wetsvoorstellen daarop gericht.

BERGSMA:
U heeft vorige maand met premier Cameron gesproken over de Dienstenrichtlijn, in die zin dat die versterkt moet worden en er mogelijk een minibinnenmarkt kan komen. Het CDA is het daar helemaal niet mee eens.

RUTTE:
Ik heb daarover gesproken met de fractievoorzitter van het CDA. Wat hij niet wil, en dat ben ik ook met hem eens, is dat hier het Poolse of Bulgaarse minimumloon zou kunnen worden betaald. Dat je dus zou kunnen werken voor het Poolse of Bulgaarse minimumloon. Daar ben ik natuurlijk ook tegen, vanzelfsprekend. Dat heeft te maken met het woonlandbeginsel, zoals dat in de techniek heet van het hele denken over het moderniseren van de hele dienstensector in Europa. Maar waar ik wel voor ben, is dat… De Europese markt bestaat nu eigenlijk maar voor veertig procent uit de gemeenschappelijke markt, maar zo'n zestig procent van de Europese economie zit in de dienstensector en die is bijna helemaal uitgezonderd van die gemeenschappelijke markt. Ik wil dus het dialoog opnieuw starten over hoe we dat kunnen uitbreiden. Daar heb ik met Cameron over gesproken. Daar zou je eventueel kunnen kiezen inderdaad voor het model van de versterkte samenwerking. Maar uiteraard niet langs een route waarbij het Poolse of Bulgaarse minimumloon… Dat zou betekenen dat je letterlijk eerdere conceptrichtlijnen zou gaan implementeren. Daar ben ik ook niet voor.

VRAAG:
Vond u het ongelijk dat zij (minister Schultz, red.) haar plannen bekend maakte een half uur voor jullie op die parkeerplaats stonden? (vraag over 130 km/u deels verdwenen door technische storing, red.)

RUTTE:
Dat deed zij niet. Zij heeft die brief  's avonds aan de Kamer gestuurd, voordat wij daar heen gingen. Dus het antwoord is nee.

VRAAG:
Maar het persbericht was 's ochtends, het was een half uur van te voren. Een brief in de Kamer ziet natuurlijk niemand. U vond dat niet ongelukkig?

RUTTE:
We zijn toch niet als ministers plotseling superambtenaren? We zijn toch ook nog politici? Het is toch logisch dat als je standpunten gaat uitdragen, je ook je podium zoekt. Dat is toch heel logisch in zo'n campagnetijd? Dat gebeurt toch altijd, dat ministers en staatssecretarissen ook in campagnetijd natuurlijk praten over waar zij in geloven. Die 130 kilometer per uur is een prachtig voorbeeld van een overheid die in de weg zit waar die niet in de weg moet zitten. Dat als je 's avonds over een veilige weg rijdt, dat dat niet kan. Dat je moet vaststellen dat er eerder meer dan minder luchtvervuiling is ontstaan door dat tachtig rijden rond Rotterdam en bij Den Haag. Ik vind het fantastisch dat ze die dingen opruimt.

VRAAG:
Daarmee zegt u dat ze dit ook gebruikte voor de VVD-campagne?

RUTTE:
Ze presenteerde dat in die context, omdat wij daar aan die snelweg stonden. Omdat wij geen geld hebben voor een zaaltje moest het in de openlucht. Zeer bedankt dat jullie er allemaal waren in de kou. We zullen de volgende keer ten minste weer voor koffie zorgen, zeg ik even in mijn rol als VVD'er - wat eigenlijk niet mag hier. We gaan weer terug naar de minister-president.

BERGHUIS:
Waarom had u geen campagnejasje aan?

RUTTE:
Omdat ik heel enthousiast ben over het campagnemateriaal van mijn partij, maar dit niet het meest succesvolle onderdeel vind.

VAN SOEST:
Heeft u het idee dat tot de kiezers al voldoende is doorgedrongen dat het belangrijk is dat zij gaan stemmen op 2 maart?

RUTTE:
Nee. Blij dat u de vraag stelt.

VAN SOEST:
Dat blijkt ook uit de onderzoeken, dat het animo laag is - zelfs lager dan vier jaar geleden - en vooral van de kiezers die mogelijkerwijs wel eens op de coalitie zouden kunnen gaan stemmen. Nu valt ook op dat de strategie van de coalitie wat anders is. Daar zien we voornamelijk de lijsttrekkers van de Eerste Kamer in beeld verschijnen. De oppositiefractieleiders pakken dat anders aan. We zien u eigenlijk heel weinig in beeld. Gaat daar niet iets mis?

RUTTE:
Nee.

VAN SOEST:
Nee? Gaat dat nog veranderen?

RUTTE:
Nee. U zult mij in beeld zien, bijvoorbeeld nu en hierna in het gesprek met de minister-president. Ik heb een aantal tv-optredens staan de komende weken. Maar ik vind oprecht dat het heel verstandig is van politieke partijen dat zij hun lijsttrekkers voor de Eerste Kamer afvaardigen. Uw eerste vraag: ja, het is volkomen onvoldoende bekend hoe belangrijk 2 maart is. Op 2 maart worden niet alleen de Provinciale Staten gekozen, maar op 2 maart wordt ook de Eerste Kamer gekozen. Daar zal dus bepaald worden of dit kabinet en deze politieke samenwerking een meerderheid kijkt. Als je dan kijkt naar sommige partijen wat ze zeggen als die meerderheid er niet komt, dan denk ik dat het alleen maar urgenter wordt dat die meerderheid er wel komt.

HEYMANS (RTL):
Die politieke partijen die allerlei vreselijke dingen voor u voorspellen als de meerderheid er niet komt, wat ze zeggen is: wij sturen het kabinet niet naar huis, want het kabinet komt met voorstellen die het nooit gaan halen. Dat ligt dan met lamme handjes op zijn rug, dan stappen ze vanzelf wel op. Wat vindt u van die benadering?

RUTTE:
Ik heb iets anders gehoord. De fractievoorzitter van GroenLinks zei dat er dan nieuwe verkiezingen nodig zijn. De fractievoorzitter van de PvdA zei dat het dan pootjes in de lucht is. Ik zeg: dat zijn Belgische toestanden. Dan krijg je dus een kabinet dat een meerderheid heeft in de Tweede Kamer en waarvan dus grote oppositiepartijen nu al zeggen: dan moeten er verkiezingen komen. Dat gaat dus de regeerbaarheid niet verbeteren. Het is dus echt heel belangrijk dat mijn kabinet een meerderheid krijgt in de Eerste Kamer.

HEYMANS:
Maar dit had u toch wel kunnen beseffen toen u dit kabinet aan het formeren was vorig jaar?

RUTTE:
Zeker. Daarom knokken wij ook voor een meerderheid in die Eerste Kamer.

HEYMANS:
Op dat moment had u geen idee dat u wellicht ooit wel eens een meerderheid in de Eerste Kamer zou kunnen krijgen. In de Tweede Kamer lukte het al niet, daar was gedoogsteun voor nodig.

RUTTE:
Het gaat over drie partijen, de twee coalitiepartijen en de samenwerkingspartij, de gedoogpartij PVV,  dat die gedrieën een meerderheid krijgen in de Eerste Kamer. Het is heel simpel. We kunnen het allemaal heel mooi maken. Als dat niet lukt gaan heel veel voorstellen niet door. Dan zal het heel lastig worden om in de financiën orde op zaken te stellen, om echt die maatregelen op het terrein van veiligheid en immigratie die we willen door te voeren. Dan zullen voorstellen het niet halen en andere voorstellen zullen verwateren. Dat is gewoon het effect ervan. Ik kan het niet mooier maken.

HEYMANS:
Dat snap ik, maar waar het mij om gaat: heeft u dit punt wel serieus genoeg genomen tijdens de formatie? Toen hoorde je de ene informateur na de andere zeggen: de Eerste Kamer speelt geen politieke spelletjes.

RUTTE:
Zoals ik het mij herinner ging dat over een andere kwestie, namelijk hoe ga je om met de Eerste Kamer tot de verkiezingen? Wij wisten bij de formatie dat er dit jaar verkiezingen zouden komen voor de Eerste Kamer. In maart voor de Provinciale Staten en die kiezen dan eind mei de Eerste Kamer. Dat wisten we. Die discussie ging erover hoe je dan tot die tijd dingen gaat doen. Toen zeiden we: voor je de wetsvoorstellen van de Tweede Kamer in de Eerste Kamer hebt, zit je voorbij dat moment. Tot die tijd zal je moeten proberen om maximaal rekening te houden met de gevoelens in de Eerste Kamer, zoals ook zichtbaar werd tijdens de behandeling van de voorstellen op het terrein van de btw-verhoging op concertkaartjes.

HEYMANS:
Dus u ging er in de formatie eigenlijk al vanuit dat het na de verkiezingen van 2 maart wel zou lukken om een meerderheid met de drie partijen in de Eerste Kamer te verwezenlijken?

RUTTE:
Laat ik het omdraaien. Als je met zijn drieën bezig bent om te formeren - twee partijen die een kabinet vormen en een derde partij die zegt: wij willen daar gedoogsteun aan geven - dan ga je er natuurlijk vanuit dat het ook een meerderheid kan halen. Ik moet zeggen dat als ik op straat loop en mensen spreek, merk ik ook dat heel veel mensen zeggen: jullie maken een hele goede start. Ze zijn blij dat er orde op zaken wordt gesteld, ze zij blij met meer veiligheid en een betere aanpak van het immigratieprobleem, meer economische groei et cetera. Tegen die mensen zeg ik: fantastisch. Maar wel dan ook 2 maart ons helpen aan die meerderheid.

HEYMANS:
Dus die peilingen zitten een beetje fout?

RUTTE:
Die peilingen laten dus zien dat veel mensen - dat is eigenlijk terug naar de vraag die eerder gesteld werd - die dit kabinet zien zitten blijkbaar zeggen of denken dat het wel goed komt. Die opkomst ligt in sommige peilingen geloof ik tussen veertig en vijftig procent. Die zal dus echt, hoop ik van harte, veel hoger zijn. Dat is goed voor de democratie. Maar als mensen die zeggen dat ze het kabinet zien zitten zich realiseren dat als ze het kabinet zien zitten, maar ze komen niet stemmen, dat het voor het kabinet waar ze enthousiast voor zijn veel lastiger wordt, en op sommige onderdelen niet mogelijk zal blijken, om dat goede werk te doen.

MEERHOF (VOLKSKRANT):
De peilingen lijken te duiden op een verslechtering van de positie van de coalitie de laatste dagen. Tegelijkertijd lijkt links wat harder te hameren op het belang hiervan en de mogelijkheid om het kabinet weg te sturen. Denkt u dat beide zaken zullen helpen om de opkomst te bevorderen?

RUTTE:
Dat dwingt u mij in de positie van politiek commentator. Ik kan alleen zeggen wat ik vind. Wat ik vind is dat hier een kabinet zit dat echt probeert een aantal zaken fundamenteel in Nederland ten goede te veranderen. Ik merk dat mensen zeggen dat ze daarvan de positieve effecten van zien, daar zijn we voor. Het risico dat mensen denken dat het dus wel goed komt, die stem is misschien wat minder belangrijk, dan zeg ik: het gaat ook om de Eerste Kamer. Het eerste betekent ook het tweede: ga stemmen op 2 maart.

VISCHJAGER:
Dat u gisteren niet naar de Kamer kwam, dat heeft u net uitgelegd.

RUTTE:
Precies.

VISCHJAGER:
Maar in uw antwoord van verleden week in de Daily Invisible met Geert Wilders naar café Sport in Amsterdam, heeft u heel creatief van de 'R' van Rutte een lachend gezicht gemaakt. Dat is echt nieuws en creatief. Hopelijk gaat u toch ook naar de oude zaal, de muziekkamer in de Tweede Kamer met Paul Witteman om een Quatre Mains te spelen. U heeft een 7 gehaald op het conservatorium heb ik gehoord.

RUTTE:
Ik heb niet op het conservatorium gezeten. Voor ik het weet zit ik in een soort Guttenberg-probleem. Ik heb heb niet op het conservatorium gezeten. Ik heb nooit een 7 kunnen halen.

VISCHJAGER:
Hij heeft wel een 7 gehaald.

RUTTE:
Misschien ooit voor muziek op school.