Toespraak van minister Kamp op Negenmaandenbeurs woensdag 16 februari ’11
Dames en – even kijken – heren,
Het is voor de eerste keer dat ik op de 9-maanden-beurs ben, en het bevalt uitstekend. Als vader en grootvader heb ik ruime ervaring op dit gebied. Ik ben hier gekomen om een nieuwe campagne van de Nederlandse Vrouwenraad ten doop te houden. ‘Samen uit samen thuis.’ Een campagne om te bevorderen dat vrouwen door blijven werken. Ook als ze kinderen krijgen.
Er is al veel veranderd op dit gebied. Een paar generaties geleden was het vaak nog vanzelfsprekend dat vrouwen die kinderen kregen helemaal stopten met werken. Moeders bleven thuis om voor de kinderen en het huishouden te zorgen. Vaders werkten en waren de kostwinner. Dat was het traditionele patroon. Maar dat is veranderd. Ouders van nu doen het anders dan ouders van toen.
Nog maar één op de tien vrouwen stopt met werken na de geboorte van het eerste kind. Veel moeders gaan wel korter werken. Dat is ongunstig voor hun inkomen en hun carrière. Het is ook niet gunstig voor de economie. Door de groei van het aantal gepensioneerden en de krimp van de beroepsbevolking ontstaat er krapte op de arbeidsmarkt. Daarom is het hard nodig dat meer vrouwen meer werken. En niet alleen in de zorg en het onderwijs. We kunnen de werkende moeders niet missen. Het is gewenst dat vaders en moeders blijven werken.
Het is goed dat de Nederlandse Vrouwenraad daar aandacht voor vraagt. Met een campagne die mij erg aanspreekt, omdat jonge ouders op een praktische manier worden aangemoedigd om samen te overleggen hoe ze de taken gaan verdelen als de baby er eenmaal is.
Dat lijkt mij de aangewezen manier. Er is niemand die moeders kan voorschrijven dat ze een volledige baan moeten hebben, of vaders kan verplichten dat ze in het huishouden meewerken. Dat is eigen vrijheid en verantwoordelijkheid. Dat maken mensen zelf wel uit.
De overheid kan het ouders wel makkelijker maken om zoveel mogelijk volledig door te blijven werken. Bijvoorbeeld door het schrappen van starre regels waar ze last van hebben.
Deze beurs lijkt me een passende plek om de geboorte aan te kondigen van een wetsvoorstel dat jonge ouders zeer welkom zal zijn. Een wetsvoorstel om ouders meer ruimte te geven om hun werktijden aan te passen en verlof op te nemen.
De Tweede Kamer krijgt die voorstellen vanzelfsprekend als eerste te zien, maar ik kan u er al wel iets over vertellen. Ik ben van plan om de wettelijke regels voor het opnemen van ouderschapsverlof te vereenvoudigen en te verruimen. Het lijkt mij wenselijk dat het ouderschapsverlof kan worden opgenomen op momenten dat het ouders het best uitkomt. Daarom wil ik dat ze meer flexibele mogelijkheden krijgen om ouderschapsverlof op te nemen. Uiteraard in goed overleg met de werkgever.
Ik ben ook van plan om het bevallingsverlof te verlengen voor moeders van couveusekinderen. Die moeders moet extra tijd gegund worden als hun kind eenmaal thuis uit het ziekenhuis is. Nu houden de regels te weinig rekening met moeders van wie de kinderen extreem vroeg of ernstig ziek geboren worden. Het is voor die moeders een zware belasting dat hun kinderen in het ziekenhuis worden opgenomen. Geestelijk en lichamelijk. Als hun kinderen uit het ziekenhuis komen, is het eind van het bevallingsverlof al in zicht, terwijl de moeders nog onvoldoende zijn hersteld en pas kort met hun baby thuis zijn. In de praktijk zien we dan vaak dat moeders onbetaald verlof op moeten nemen of zich ziek melden. Dat vind ik ongewenst. Het lijkt mij redelijk om deze moeders recht op langer bevallingsverlof te geven, zodat ze tien weken thuis bij hun baby’s kunnen zijn vanaf het moment dat die uit het ziekenhuis komen. Dat geeft die moeders meer rust en ruimte.
Op mijn ministerie wordt hard gewerkt aan het voorbereiden van deze voorstellen. Ik kan nog niet precies zeggen wanneer ik ze naar de Tweede Kamer stuur, maar de uitgerekende datum is dit voorjaar.
Het is mijn inzet om de regels flexibeler te maken, zodat mensen meer ruimte krijgen om verlof en werktijden te kiezen die bij hún situatie passen en waaraan zíj behoefte hebben. Daar moeten vaders en moeders samen thuis over kunnen beslissen, aan de keukentafel. Dat moeten werknemers en werkgevers in goed overleg regelen, in cao’s en op de werkvloer. Daarmee hoeven ze niet op een verandering van de wet te wachten: ze kunnen het zelf regelen.
We zijn af van de vanzelfsprekendheid dat vrouwen volledig stoppen met werken als ze kinderen krijgen, nu moeten we af van de vanzelfsprekendheid dat moeders korter gaan werken. Het is goed dat vrouwen na de komst van kinderen blijven werken, maar ik zie graag dat ze samen met hun partner zoveel mogelijk blijven werken. Beiden hebben we nodig om het werk te verrichten dat in onze samenleving verricht moet worden.
Aanstaande ouders die daar thuis over praten, raad ik aan om ook goed uit te rekenen wat het scheelt. Jonge vrouwen verdienen tegenwoordig gemiddeld niet veel minder dan jonge mannen. Dat betekent dus dat het voor het gezinsinkomen vaak niet veel uitmaakt wie er van de twee korter gaat werken.
In mijn omgeving zie ik veel vrouwen die een volledige baan en zorg voor hun kinderen combineren. Hun mannen werken thuis mee, maar toch blijven het meestal de vrouwen die de meeste tijd aan het huishouden en aan het verzorgen en opvoeden van de kinderen besteden. Ik heb grote bewondering voor die vrouwen. Ik denk dat ze prachtige voorbeelden zijn voor anderen. Krachtige voorbeelden die misschien wel meer invloed hebben dan alle wettelijke maatregelen die ik als minister wil nemen.
Vanuit Den Haag kunnen we vrouwen wel steunen en stimuleren om meer uren te werken, maar uiteindelijk zullen ze het zelf moeten doen. In overleg met hun werkgever, en in overleg met hun man/partner, want: slimme ouders werken samen.