Risico's van het verkeer en vervoer: de beleving van de burger
De inschatting die burgers maken van de risico’s van verschillende vormen van verkeer en vervoer, wijkt soms af van de feitelijke risico’s. Allerlei subjectieve factoren spelen bij die inschatting een rol. Deskundigen baseren zich op objectieve gegevens, zoals aantallen ongevallen en slachtoffers. Daardoor komt het door deskundigen vastgestelde risico niet altijd overeen met hoe mensen dat risico beleven. Als mensen risico’s te laag inschatten, kan dat leiden tot gevaarlijk gedrag. Als zij het risico te hoog inschatten, kunnen ze bijvoorbeeld onnodig verontrust raken of activiteiten vermijden. Bij een te lage inschatting van risico’s, is het de taak van de overheid om hen bewust te maken van de werkelijke risico’s. Als burgers risico’s te hoog inschatten, moet de overheid zorgen voor relativering. Daarbij is het van belang rekening te houden met de achterliggende factoren die de beleving van de burger beïnvloeden. Als burgers de risico’s anders inschatten dan deskundigen, kan dat ook leiden tot minder draagvlak voor het wel of niet invoeren van veiligheidsmaatregelen. Flankerend beleid is dan wel nodig.
Dat blijkt uit een onderzoek dat het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid (KiM) op verzoek van de Inspectie Verkeer en Waterstaat heeft gedaan naar de beleving van risico’s door burgers. De Inspectie wil bij de ontwikkeling van het toezicht op de naleving van wetten en regels niet alleen uitgaan van objectieve risico’s, maar ook meer rekening houden met de manier waarop burgers de risico’s van de verschillende vervoersvormen beleven.
Het KiM brengt in het onderzoek in beeld welke factoren de risicobeleving van burgers bepalen, welke (toekomstige) ontwikkelingen invloed hebben op de risicobeleving en welke mogelijkheden de Inspectie heeft om beleving en acceptatie van risico’s mee te nemen in de vormgeving van het toezicht.