Nederlandse watersector helpt ontwikkelingslanden van hulp naar handel
Staatssecretaris Knapen sprak op woensdag 2 februari met bedrijven en instellingen uit de watersector. Zij krijgen een rol om ontwikkelingslanden van hulp naar handel te brengen.
Knapen wil bilaterale waterprogramma’s met ontwikkelingslanden uitbreiden en versterken met de kennis uit de Nederlandse watersector. Hij trekt daar ook meer geld voor uit. Dit jaar is er 30 miljoen euro extra beschikbaar. Via het ORIO-programma wordt in een groot aantal landen onder meer de waterinfrastructuur gefinancierd. Het idee is om succesvolle publiekprivate partnerschappen in de watersector meer financiële ruimte te geven. Daarnaast worden vijf nieuwe waterpartnerlanden geselecteerd, waarin departementen, kennisinstellingen en bedrijven samenwerken naar het model van Water Mondiaal. De focus ligt daarbij op zelfredzaamheid. Uiteindelijk moeten de partnerlanden het zonder ontwikkelingsgeld af gaan kunnen en van een hulp- naar een handelsrelatie met Nederland gaan.
De betrokkenheid van de sector betekent niet dat het budget voor ontwikkelingssamenwerking wordt ingezet als handelsbevordering voor Nederlandse bedrijven in ontwikkelingslanden. Ontwikkelingsgeld moet marktmechanismen niet verstoren, maar juist werken als een hefboom. De bundeling van kennis en middelen, van hulp en investeringen, van sectoren hier en sectoren daar, moet zorgen voor een duurzame economische ontwikkeling. Dat is goed voor ontwikkelingslanden en goed voor ons, als toekomstige handelspartner.
Het kabinet zet in op langdurige ontwikkelingsrelaties met minder partnerlanden op een beperkt aantal thema’s. De focus ligt op de terreinen waar Nederland sterk in is en dus de meeste meerwaarde kan bieden: Water, voedselveiligheid, seksuele en reproductieve rechten en gezondheid en fragiele staten.
De bijeenkomst met het Netherlands Water Partnership vormt het begin van een invulling van het nieuwe waterbeleid. In september 2011 wordt de balans opgemaakt.