Landelijk onderzoek: ruim 800 aangiften van kindermishandeling
Jaarlijks worden er ruim 800 aangiften van kindermishandeling opgemaakt door de politie in Nederland. De helft van de aangiften betreft fysieke kindermishandeling, in een derde van de gevallen gaat het om seksueel misbruik en de overige aangiften hebben betrekking op emotionele verwaarlozing. Het aantal aangiften van partnergeweld waarbij kinderen aantoonbaar getuigen waren, wordt geschat op 277 per jaar. Dit blijkt uit het onderzoek ‘De inzet van het strafrecht bij kindermishandeling’ van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum van het ministerie van Veiligheid en Justitie (WODC) en bureau Van Montfoort. Volgens de onderzoekers geven de cijfers de ondergrens aan van het werkelijke aantal aangiften.
Voor het eerst is inzichtelijk gemaakt hoe vaak en op welke manier het strafrecht in gevallen van kindermishandeling wordt ingezet. Het onderzoek, dat gaat over de periode 2007-2008, is vandaag door minister Opstelten van Veiligheid en Justitie en staatssecretaris Veldhuijzen van Volksgezondheid, Welzijn en Sport vandaag naar de Tweede Kamer gestuurd.
Vaders vormen de grootste groep verdachten in kindermishandelingszaken, gevolgd door de ‘partner van de ouder’, de moeder, andere directe familieleden en overigen. Het gros van de aangiften wordt door het kind zelf (48%) of door één van de ouders (40%) gedaan. In 7% van de gevallen is de aangifte gedaan door een professionele instantie, zoals de Raad van de Kinderbescherming, Bureau Jeugdzorg of het Advies en Meldpunt Kindermishandeling (AMK).
Een derde van het aantal aangiften leidt tot een rechterlijk vonnis. De veroordelingen van de vormen van kindermishandeling verschillen echter. Zo wordt seksueel misbruik in het algemeen met een langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf bestraft dan fysieke kindermishandeling en verwaarlozing. Bij fysieke kindermishandeling en verwaarlozing wordt vaker een werkstraf opgelegd.
Verder komt naar voren dat de mogelijkheid om straffen voor mishandeling met een derde te verhogen, indien deze zijn begaan tegen moeder, vader, echtgenoot, levensgezelf of kind, in 42% van de gevallen benut wordt. Echter, het feit dat het misdrijf zich richt tegen het kind van de verdachte, wordt ongeacht of er gebruik is gemaakt van de mogelijkheid tot strafverzwaring, regelmatig meegewogen als strafverzwarende omstandigheid.
De uitkomsten van dit onderzoek zijn, gelet op het belang dat dit kabinet hecht aan een stevige daderaanpak, zeer waardevol. Ik zal mijn reactie op dit onderzoek meenemen in de reactie die de staatssecretaris van VWS en ik op korte termijn zullen geven op het rapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid ‘Over de fysieke veiligheid van het jonge kind’
, aldus minister Opstelten in de aanbiedingsbrief aan de Tweede Kamer.