Toespraak minister Kamp voor de pensioenfederatie in Brussel
We hebben net naar Michel Barnier zelf kunnen luisteren, maar toch wil ik graag beginnen met een citaat van hem.
“The internal market is not a bureaucratic invention. The idea is that as European citizens, we share an economy. However, citizens, consumers, producers have lost this connection and have begun to view the internal market as a constraint rather than as an opportunity to improve their lives together.”
De commissaris slaat de spijker op de kop. De interne, gemeenschappelijke markt is van grote waarde voor werkgelegenheid en welvaart en dus ook voor ons pensioen. Dat is zo, omdat we geld nu eenmaal eerst moeten verdienen, voordat we het opzij kunnen leggen voor onze oudedagsvoorziening, ons pensioen. De interne markt, die het ons gemakkelijker maakt ons geld te verdienen, is versterkt door de introductie van de euro. We ontlenen er veel voordeel aan, maar het maakt ons ook meer afhankelijk van elkaar. Wat in het ene land gebeurt op financieel-economisch gebied, heeft effect op de andere landen. Daarom is het goed dat de Europese Commissie de ontwikkeling van de overheidsfinanciën van de eurolanden bewaakt. Dat is zelfs cruciaal voor de euro en voor de economische ontwikkeling van elk van die landen. Het is ook cruciaal voor de houdbaarheid en betaalbaarheid van de pensioenen. Zonder stabiele financiële markten geen stabiele financiële producten. Zonder houdbare overheidsfinanciën geen houdbare oudedagsvoorziening.
Juist omdat alles met elkaar samenhangt, hecht Nederland aan het strikt handhaven van de afspraken die zijn gemaakt in het kader van het Stabiliteits- en Groeipact. Daarom ook ben ik positief over de opzet van het groenboek Pensioenen, waarbij zowel de sociale als de macro-economische aspecten van de oudedagsvoorziening bij elkaar zijn gebracht. Ik spoor de Commissie aan om deze aspecten in hun samenhang te blijven bezien, ook in het witboek dat straks volgt.
Europa is er voor de burgers. Wat zou Europa op pensioengebied voor hen kunnen betekenen?
In het groenboek stelt de Europese Commissie voor een tracking service in te stellen. Daarmee zouden werknemers die in verschillende lidstaten van de Europese Unie werken of hebben gewerkt, eenvoudig inzicht krijgen in hun opgebouwde pensioenrechten.
In Nederland zijn we zojuist met zo’n soort service begonnen. Sinds het begin van dit jaar kunnen werknemers op een website zien hoeveel pensioen ze hebben opgebouwd. Alles wordt overzichtelijk bij elkaar opgeteld: zowel het basispensioen AOW als de aanvullend pensioenen bij verschillende pensioenfondsen en verzekeraars. Dit digitale pensioenregister is een groot succes en al door miljoenen mensen bekeken. Aan deze informatie bleek grote behoefte te bestaan.
Ik denk dat die behoefte net zo groot is bij werknemers die in verschillende lidstaten van de EU pensioen hebben opgebouwd. Het zal niet eenvoudig zijn deze informatie uit verschillende lidstaten samen te voegen – dat was het in Nederland ook niet – maar met zo’n Europese voorziening zou een waardevolle en gewaardeerde service aan de burgers worden geboden.
Ik wil nu iets zeggen over het Nederlandse pensioenstelsel en enkele recente ontwikkelingen daarin. Zoals de meesten van u weten hebben we een basispensioen – AOW – dat gefinancierd wordt door degenen die nu belasting en premie betalen en daarnaast een stelsel van collectief geregelde, kapitaalgedekte, aanvullende pensioenen. Ik ga verder voorbij aan de individuele pensioencontracten die veel Nederlanders nog met verzekeraars hebben afgesloten. Voor aanvullend pensioen neemt meer dan negentig procent van de werknemers verplicht deel aan een pensioenfonds, waarin door collectiviteit en solidariteit de risico’s tussen generaties worden gedeeld.
Collectief aanvullend pensioen is primair de verantwoordelijkheid van werkgevers en werknemers en gekoppeld aan de arbeidscontracten. Meestal betalen zowel de werkgevers als de werknemers premie – de werkgevers het meest – en al het geld gaat direct in een pensioenfonds van een bedrijf of een bedrijfstak. Samen is zo voor 8,5 miljoen Nederlandse werknemers inmiddels ruim 800 miljard euro gespaard, meer dan het jaarlijkse bruto binnenlands product van Nederland.
Lange tijd heeft men in mijn land het aanvullend pensioen als een zekerheid gezien. Veel mensen dachten dat ze na hun pensionering zonder meer op zeventig procent van hun laatstverdiende loon konden rekenen. Maar geleidelijk begint men zich te realiseren dat er weliswaar recht is op een behoorlijk pensioen, maar dat dit minder is en minder waardevast dan gedacht.
De langdurig lage rente en de voortdurende sterke schommelingen op de financiële markten hebben het kapitaalgedekte pensioen tot een minder zeker financieel product gemaakt. Daarnaast lopen de kosten van de pensioenen steeds verder op door het toenemen van de levensverwachting. In Nederland krimpt de beroepsbevolking, zowel in relatieve zin – in relatie tot het sterk groeiende aantal ouderen – als in absolute zin. Daarom is het niet meer mogelijk de stijging van de pensioenkosten op te vangen met verhoging van de pensioenpremies. Bovendien zijn die premies – ook historisch gezien – al hoog en zou een verdere verhoging nadelig zijn voor onze concurrentiepositie.
Dat maakte het nodig te gaan zoeken naar oplossingen om het aanvullend pensioen ook in de toekomst houdbaar en betaalbaar te houden. De sociale partners – werkgevers en werknemers – zijn al maanden intensief aan het onderhandelen over een nieuw pensioencontract, een contract voor een financieel schokbestendig en toekomstbestendig aanvullend pensioen. Een pensioen dat mee beweegt met de schommelingen op de financiële markten en met een pensioneringsleeftijd die met de levensverwachting mee omhoog gaat. Ik deel de analyse die de sociale partners hebben gemaakt en heb goede hoop dat zij het op korte termijn eens kunnen worden over het nieuwe pensioencontract.
De overheid bewaakt de risico’s van de pensioenfondsen, onder meer met regels voor buffers. Bij een nieuw pensioencontract moet de overheid op een andere manier naar die risico’s gaan kijken, want buffers zijn een inflexibele en dure manier om risico’s op te vangen. De hoge kosten zijn slecht voor onze concurrentiepositie en dus voor onze werkgelegenheid. Beter is het om als overheid het basispensioen te blijven garanderen en daarnaast het aanvullend pensioen te koppelen aan de relevante ontwikkelingen die ik net noemde (schommelingen op de financiële markten en levensverwachting).
In Nederland worden wij nu met deze problematiek geconfronteerd, maar binnen enkele decennia zal dit in alle EU-landen aan de orde zijn. Steeds meer zal voor aanvullend pensioen gespaard worden. Op basis van de Nederlandse ervaringen zeg ik dat de buffereisen van Solvency II, die gelden voor de verzekeraars met hun contractuele, nominale verplichtingen, niet geschikt zijn voor pensioenfondsen. Die hebben immers nu al meer flexibiliteit voor wat betreft hun verplichtingen en hebben dat straks helemaal als de verplichtingen gekoppeld gaan worden aan toekomstige ontwikkelingen. Het vergroten van de buffers zou leiden tot een forse verhoging van de premies, zonder dat dit een beter pensioen op gaat leveren en met bovendien negatieve effecten voor de economie.
Nederland is zich zeer bewust van het belang van de pensioendiscussie in Europees verband. Wij zijn graag bereid om vanuit onze ervaring mee te denken over hoe ook de Europese jeugd straks van een goed pensioen kan genieten. Volgens ons kan dat het beste door samen te werken om de financiële stabiliteit te verbeteren en onze economieën te versterken. Dat past bij de Europese Unie, waar de financiële markten verweven zijn en houdbare overheidsfinanciën en houdbare pensioenstelsels onlosmakelijk met elkaar verbonden. Dat past ook bij een unie waarin verschillen tussen lidstaten worden gerespecteerd.
Ik kan niet beter eindigen dan zoals ik begon, met het instemmend citeren van commissaris Michel Barnier:
“There is no one European nation, there cannot be one super state. We are a community of nations, and we should be proud of and respect our differences, our languages, our culture, our traditions.”
En ik wil er daar nog één aan toevoegen: “our pensions”.