Inontvangstname advies ‘Veiligheid en Vertrouwen’
Toespraak minister Opstelten van Veiligheid en Justitie na de inontvangstname van het advies ‘Veiligheid en Vertrouwen’ in Den Haag, op 24 januari 2011.
Dames en heren,
Dank aan de Raad voor het Openbaar Bestuur, in het bijzonder de heer Muller voor het werk en voor het resultaat dat mij zojuist is aangeboden. Ik zal het aandachtig lezen en kom later nog met een kabinetsreactie.
Ik maak van deze gelegenheid graag gebruik iets te zeggen over de relatie tussen veiligheid en vertrouwen, een onderwerp dat ook mij zeer bezighoudt.
Het Ministerie van Veiligheid en Justitie staat voor een veilige en rechtvaardige samenleving. En dat “staan voor” - dat wordt de komende jaren vooral “hard werken aan”. Wij hebben een ambitieuze maar realistische agenda om Nederland veiliger te maken, en rechtvaardig te houden. We doen dat door in te zetten op vier speerpunten.
Dat zijn:
- De buurt veilig voor bewoner en ondernemer
- Offensief tegen ondermijnende en georganiseerde criminaliteit
- Slagkracht voor onze professionals
- Versterking van de rechtsstaat.
De realisatie van deze speerpunten zal naar mijn vaste overtuiging niet alleen helpen ons land veiliger te maken maar ook het vertrouwen terugwinnen van burgers in de overheid.
Ik wil hier met het laatste speerpunt beginnen.
Afgelopen maanden is er – in de Tweede Kamer, in de media, in de academische wereld – discussie geweest over de betekenis van de naamsverandering van het Ministerie van Justitie. Volgens sommigen zou daarmee de rechtsstaat ondergeschikt zijn gemaakt aan het streven naar veiligheid.
Laat ik hier herhalen wat ik daarover heb gezegd tijdens het begrotingsdebat in de Tweede Kamer: “Met deze naamsverandering heeft het kabinet niet alleen willen uitdrukken hoezeer het ons ernst is met het vergroten van de veiligheid in Nederland, het heeft er ook mee willen benadrukken dat veiligheid en de rechtsstaat onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn.”
Ik wil daar nu nader op ingaan.
Een rechtsstaat is niet alleen een verheven concept waaraan we te pas en soms te onpas wetten en het handelen van de overheid kunnen toetsen. Een rechtsstaat is ook iets heel praktisch.
Een rechtsstaat betekent simpelweg ook dat burgers op straat kunnen lopen, uitgaan, hun bedrijf of beroep uitoefenen, met openbaar vervoer reizen, onderwijs volgen, of in hun bed liggen - dat alles zonder ernstige overlast te ervaren of bang te hoeven zijn slachtoffer te worden van criminaliteit. En ook, dat je je recht kunt halen als je buurman je benadeelt, of een klant of leverancier een afspraak niet nakomt.
Dat gevoel van basale veiligheid en rechtszekerheid is een noodzakelijke voorwaarde om je een vrij en zelfstandig mens te voelen, en om voluit deel te nemen aan de samenleving. Met vertrouwen in medemens en overheid.
Zo’n rechtsstaat is er niet ‘zo maar’. Ze moet dagelijks gerealiseerd worden. Door de overheid, door maatschappelijke organisaties, en zeker ook door burgers zelf.
Eigenlijk moet ik zeggen: in de eerste plaats door burgers zelf. Niet alleen - al is dat wel de basis - door binnen de grenzen van de rechtsstaat te blijven en zich aan de regels te houden, maar ook door weerbaar te zijn en de rechtsstaat actief te verdedigen als anderen dat niet doen. Door die anderen daarop aan te spreken. Maar ook door zichzelf te beschermen als het fout gaat en er niet vanuit te gaan dat de overheid dat wel zal doen.
Al van oudsher is veiligheid iets dat mensen graag collectief regelen. Denk aan de oorsprong van de brandweer, waarbij burgers samen stads- en boerderijbranden bestreden door in een lange keten het vuur te blussen. Maar denk ook aan verzekeringen, waarbij collectief geprobeerd wordt (financiële) risico’s te beperken, die voor een enkel individu niet te dragen zijn.
In de loop van de tijd is de burger echter steeds meer naar de overheid gaan kijken als verantwoordelijke voor veiligheid. Zo’n beetje elk veiligheidsprobleem is in het publieke domein getrokken. De dominante rol van de overheid bij het veiligheidsbeleid heeft ertoe geleid dat burgers nu minder geloven in de kracht van het eigen handelen. Zij hebben het gevoel geen grip meer te hebben op één van hun meest fundamentele behoeften.
Zo’n gevoel is beangstigend en zorgt voor onvrede. Het leidt ook tot overvragen: ‘de overheid moet er voor zorgen dat ik geen enkel risico loop.’ Maar 100% veiligheid kan niemand garanderen, ook de overheid niet.
Dit kabinet wil burgers stimuleren ook op veiligheidsgebied meer zelf te doen. Bij kleine crashes zoals brand, vandalisme of auto-inbraak maar ook bij calamiteiten, rampen en crises.
Mensen willen dat ook. Nederlanders onderschrijven in het algemeen dat ook zij een verantwoordelijkheid hebben als het hun eigen veiligheid betreft.
En dan bedoel ik niet alleen ‘meepraten’. Het gaat vooral ook om ‘zelf doen’. Ieder mens wil immers zijn eigen lijf en leden, have en goed beschermen.
Tegelijkertijd moeten burgers er wel op kunnen vertrouwen dat de overheid er “staat” en indien nodig adequaat handelt. Want een rechtsstaat beschermt burgers niet alleen tegen willekeur van overheidszijde, een rechtsstaat geeft de overheid ook macht die zij moet gebruiken. Om te borgen dat burgers veilig kunnen leven en zo nodig hun recht kunnen halen. Ook dat creëert vertrouwen bij burgers.
In het regeerakkoord heeft u kunnen lezen dat wij die macht zullen gebruiken, en hoe.
Wij pakken die overlast en criminaliteit aan die er voor burgers en bedrijven toe doen, zoals u ook bepleit in uw advies: overlast van groepen jongeren en coffeeshops, geweld thuis en op straat, overvallen en winkeldiefstallen. En we zetten hierbij heel wat middelen in. Dat loopt van een stevige en gerichte aanpak van overlastgevende en criminele jeugdgroepen en een persoonsgerichte benadering van individuele daders tot een harde aanpak van zware misdrijven. Maar ook zorgen voor intensiever gebruik van Burgernet en Meld Misdaad Anoniem, het niet meer aanhouden en vastzetten van wie zich als slachtoffer van een misdrijf verdedigt en de mogelijkheid creëren om sneller en eenvoudiger aangifte te doen.
Die aanpak zal vooral plaatsvinden op het lokale niveau. In de nieuwe Nationale Politieorganisatie willen we de rol van de burgemeester – en vooral ook de rol van de gemeenteraad – bij het lokale politiewerk dan ook versterken. Het integraal-lokale veiligheidsplan, met daarin de prioriteiten die de gemeente zelf stelt, wordt leidend bij de aanpak van criminaliteit en overlast. Bovendien krijgt de gemeenteraad een extra handvat, doordat de burgemeester zich periodiek zal moeten verantwoorden over de manier waarop hij zijn gezag over de politie uitoefent.
Nederland veiliger en rechtvaardiger maken betekent ook de georganiseerde criminaliteit aanpakken. Er is weinig wat zozeer het vertrouwen van mensen in de samenleving aantast, dan criminele organisaties die verweven zijn met “de bovenwereld”, die de overheid corrumperen, die haast ongemerkt hele delen van het leven wet- en rechteloos weten te maken. Daarom versterken we de bestuurlijke aanpak, gaan we nog meer geïntegreerd werken, pakken we witwasconstructies aan en zorgen we ervoor dat we uiterlijk in 2015 aanzienlijk meer crimineel vermogen afpakken.
Dat alles is een forse opgave. Niet in de eerste plaats voor mijzelf, of het kabinet of de overheid in het algemeen. Maar vooral voor de mensen in de frontlinies van Veiligheid en Justitie. Politieagenten, bestuurlijke handhavers, officieren van Justitie, brandweerlieden, rechters, gevangenispersoneel. Nederland veiliger maken eist veel van hen. Maar het betekent ook en vooral: hen hun werk laten doen en hen vertrouwen geven. Daarom komt er een aanvalsplan tegen de politiebureaucratie (25% minder formulieren in 2015) en is de richtlijn voor het OM aangepast. In geval van geweld tegen gezagsdragers en hulpverleners, gaat de strafeis met 100% omhoog.
Al met al: een ambitieus maar realistisch programma waarin we al een aantal belangrijke stappen hebben gezet, en waarvan u de komende maanden nog meer zult zien.
Tot slot mijn reactie op een specifieke aanbevelingen uit het advies: dat ik het initiatief moet nemen tot een brede maatschappelijke veiligheidsdiscussie over de verantwoordelijkheidsverdeling tussen burger en overheid.
Van mij, van dit kabinet, mag u daden verwachten. Die kunnen vervolgens tot discussie leiden, mogelijk ook over – onder andere – die verantwoordelijkheidsverdeling. Gelet op de urgentie van de problemen waar de Raad aandacht voor vraagt, acht ik een brede maatschappelijke discussie vooraf niet wenselijk. We gaan gezamenlijk - overheid en burger – aan de slag om de veiligheid te verbeteren. Stap voor stap, soms tastend, meestal met forse tred, maar steeds met concrete resultaten voor ogen.