Afscheidstoespraak Fons van Wieringen

Toespraak van minister Marja van Bijsterveldt tijdens het afscheid Onderwijsraad-voorzitter Fons van Wieringen. 

Koninklijke hoogheid
Dames en heren,
Beste Fons

Fons (ik val maar meteen met de deur in huis): je betekent véél voor het onderwijs. En je laat daarbij altijd duidelijk merken dat het onderwijs méér is dan ‘zomaar een beleidsterrein’. Je hebt naar mijn idee een Erasmiaanse blik op de zaak. En daarom open ik graag met een mooie uitspraak van deze humanistische denker.

‘Investeer in onderwijs, niet in paarden’.

In onze tijd een logische uitspraak, althans, indien je niet aan paardensport doet en niet lid bent van de partij voor de dieren. Het idee dat ‘leren’ ervoor zorgt dat de mens boven zijn instincten kan uitstijgen en daarmee zichzelf en de wereld verder helpt, is vanzelfsprekend. Maar toen Erasmus er in 1524 mee kwam, was hij zijn tijd ver vooruit.

Ik citeer deze uitspraak verder om twee andere redenen. Omdat jij zèlf je professionele leven maximaal investeert in onderwijs.
En zonder hagiografisch te willen zijn: omdat ook jij met je inzichten vaak op de troepen vooruit loopt.

De zaalbezetting van vandaag, met een dwarsdoorsnede van de crème de la crème uit het onderwijsveld, de politiek, cultuur en journalistiek bevestigt die stelling. Vandaag nemen we afscheid van je als voorzitter van de Onderwijsraad. En dat geeft ons de kans onze waardering te tonen voor een invloedrijk en bijzonder ‘onderwijsmens’.

Ik wil het hier graag hebben over de rol die je als voorzitter hebt gespeeld. En ik ga in op twee belangrijke opvattingen van je, die mede richting hebben gegeven aan het onderwijsbeleid van dit Kabinet.

Begin ik met je rol als voorzitter. Fons, ik heb me laten vertellen dat je erg houdt van roots-rock. ‘I can tell’. Je hebt flink gerockt met je team. Met zo’n 220 adviezen, verkenningen en studies over de afgelopen jaren, variërend van marktwerking tot de verbindende schoolcultuur.
Ik denk persoonlijk aan de waardevolle adviezen over strengere examens, over de urennorm, over kennisbases en over burgerschap.

Maar het waren er natuurlijk veel meer.

De commissie Wijffels gaf in 2000 een advies over waar het naartoe moest met de Onderwijsraad. Proactief zijn, bijdragen aan het debat. Waarvan acte! [Aan Geert van Dam die het stokje van je over neemt, de schone taak die vlag hoog te houden. Maar daar hebben we alle vertrouwen in].

Maar het was rocken op basis van roots. ‘Historisch consigne’ in jouw woorden. Weten hoe het spoor teruggaat, overzicht houden op waar het onderwijs vandaan komt.
Dat geeft je de mogelijkheid los van de waan van de dag zaken agenderen. Omdat je door dat besef eerder dan anderen ziet waar het heen kán en heen móet.

Het zorgde soms ook voor onverwachtse onderwerpen en controversiële opvattingen op dat moment.  
Wees er daarom niet te verdrietig over dat bepaalde zaken (ik denk aan de school voor driejarigen) nog niet zijn opgepakt. Veel kwartjes vallen nou eenmaal vaak jaren later. Er is inmiddels veel interesse in ‘het veld’ voor onderwijs aan driejarigen. Misschien gaat de tijd je wel (sneller) gelijk geven (dan je denkt).

De rode draden die nu wèl al door het onderwijsbeleid lopen, zijn ook terug te vinden in de onderwijsraadagenda van de afgelopen tien jaar. Dat moet je toch tot enige tevredenheid stemmen.

Ik noem bijvoorbeeld het hernieuwde belang dat we aan kennis hechten: vakken als taal en rekenen in het PO, Engels, Nederlands, wiskunde in het VO. Leraarschap als eigenaarschap. Of jouw geloof in leerstandaarden.
Die onderwerpen zijn sinds het vorige Kabinet leidend geworden. Denk aan de referentieniveaus taal- en rekenen. Denk aan de kennisbasis die nu onderdeel uitmaakt van de huidige lerarenopleidingen. En denk aan de strengere examens in het VO.
Terug naar de basisvakken, over de hele linie hogere eisen stellen aan prestatie en motivatie. Die ambitie heeft ook dit Kabinet.
Overigens, om even terug te komen op dat ‘historisch consigne’, een beweging die niet tegenstrijdig hoeft te zijn aan de vormende kracht van het onderwijs.
Integendeel.
Daarover zijn we het eens. Ook algemene kennis, moreel oordelen, kritisch denken (Bildung) en goed met elkaar leren omgaan hoort tot de essentie van het onderwijs.

Willen we het onderwijs vooruit helpen, dan moet de maatschappij scholen de ruimte te geven zich op die kerntaak te richten. Dat vraagt om afbakening. Obesitas, schuldhulpverlening, seksuele voorlichting. De school kan niet alles naar zich toe trekken.
In jouw woorden: ‘school is het grootzeil, maar er zijn andere zeilen die we moeten bijzetten om iedereen vooruit te helpen.’

Dat brengt me op een tweede rode draad in huidige denken over onderwijs. De verantwoordelijkheid van andere partijen in de samenleving bij de kwaliteit van het onderwijs.
Dat begint natuurlijk bij ouders, het appel op hen mag veel steviger.
En onlangs deed je een oproep aan bedrijven, organisaties, particulieren in de samenleving om iets voor het onderwijs te betekenen. Je meest recente advies ”Een onderwijsprogramma met maatschappelijke voorhoedes” liet er voorbeelden van zien. Bedrijven die een school adopteren. Particulieren die zich inzetten voor mooie lesprogramma’s. De maatschappelijke verwevenheid van de school, zoals je dat noemt, actief invullen. Zónder dat te verplichten.

De kritiek van de laatste jaren op de kwaliteit van het onderwijs is zeker waardevol geweest. Maar, zei je in een interview ook, het onderwijs is er niet alleen voor jou. ‘Bedenk ook eens wat jij voor het onderwijs kunt betekenen.’
Ik vind dat een uitstekende gedachte. En ik heb dat ook aangehaald bij de inleiding van mijn onderwijsbegroting in de Kamer.
Hogere eisen stellen aan het onderwijs, betekent ook hogere eisen stellen aan jezelf. Aan leerlingen maar ook aan docenten, aan ouders maar ook aan partijen rond de school en in de samenleving.  

We leven momenteel in het besef dat de overheid veel beter kan sturen dan blauwdrukken voor het onderwijs opstellen. Politiek is niet de hartslag van het onderwijs, dat is de school – een gemeenschap van leerlingen, ouders, leraren en leidgevenden. En van al die partijen uit de samenleving waarmee de school verweven is.
Dat betekent kritisch zijn maar ook verantwoordelijkheid nemen.

Dames en heren, ik mag niet verder uitlopen. Daarom terug naar Fons, naar zijn afscheid als voorzitter van de Onderwijsraad. Ik zei aan het begin al dat je het beste van jezelf hebt geïnvesteerd in onderwijs. Na een carrière die zich deels in de universiteit en deels binnen het departement afspeelde, koos je voor de ideale mix: je was en bent hoogleraar en tevens voorzitter van de Onderwijsraad.
Je hebt in die hoedanigheid impulsen gegeven aan het onderwijsdebat en –beleid. En je hebt de Onderwijsraad extra betekenis gegeven in het politiek en maatschappelijk discours over onderwijs en kennis.

Daarnaast zet je je in voor zaken als alfabetisering, voor de European Network of Education Councils, en de nationale Unesco Commissie, en gaf je belangrijke adviezen aan de commissies over het lerarenbeleid. vanen was je intensief betrokken bij de canon van Nederland.

De voormalige SG van mijn ministerie noemde je samenvattend een ‘bijzondere coryfee’ uit de Nederlandse onderwijswereld. Terecht. Ook ik heb je leren kennen als een enorme autoriteit in je vak en als een ongelooflijk fijn, waardevol onderwijsmens. Waarmee ‘t heel goed sparren is.

Fons, tot slot. Ik heb uit vertrouwelijke bron vernomen dat je je verdiept in je familiegeschiedenis. Eén van je voorvaderen, Jan van Wieringen maakte ooit zijn opwachting als ruiter bij een staatsiebezoek van Koning Willem III. Jij investeert in onderwijs, niet in paarden. Maar het bloed kruipt kennelijk waar het niet gaan kan. Want…

En dat brengt ons bij een formeel moment.

Door jouw meer dan belangrijke bijdrage aan de ontwikkeling van het Nederlandse onderwijs, heeft het Hare Majesteit behaagd je te benoemen als Officier in de Orde van Oranje-Nassau. Mag ik je nu de versierselen opspelden?