Afscheidsbijeenkomst van de PUR
Toespraak van de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport Marlies Veldhuijzen van Zanten, tijdens de afscheidsbijeenkomst van de PUR.
Leiden, 24 november 2010
Vandaag nemen we afscheid van de Pensioen- en Uitkeringsraad in zijn huidige vorm. De Wet op de Pensioen- en Uitkeringsraad wordt op 1 januari van het nieuwe jaar ingetrokken en vervangen door een nieuwe wet.
Hiermee veranderen de taken van een bijzondere uitvoeringsorganisatie van onze naoorlogse geschiedenis. Een organisatie die sinds zijn oprichting in 1990 wetten en regelingen heeft uitgevoerd speciaal voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen.
Wetten en regelingen die in het leven zijn geroepen om mensen die fysiek of psychisch slachtoffer zijn geworden van de oorlog een aanvulling op hun inkomen te verstrekken.
De overheid ziet deze bemoeienis als “ereschuld” naar de deelnemers aan het verzet en “bijzondere solidariteit” met de oorlogsgetroffenen.
Aan deze idealen werd - vóór de totstandkoming van de PUR - door veel verschillende uitvoeringsorganisaties inhoud gegeven, waardoor het ingewikkeld was om het voor de betrokkenen snel en goed te regelen. Dit tot grote frustratie van de cliënten. Het gaf soesah en sores.
Toen de PUR in het leven werd geroepen was er één loket voor álle wettelijke voorzieningen voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen. De PUR besloot wie een pensioen of uitkering kreeg en ging óók over de uitvoering, zodat de betrokkenen snel en goed werden behandeld en niet lang op een pensioen of uitkering hoefden te wachten.
Ik ben alle medewerkers van de PUR, en in het bijzonder Govert Huijser, die al die 20 jaar voorzitter van de PUR is geweest, daarvoor zéér erkentelijk. Ze hebben samen een organisatie opgezet en laten functioneren op een wijze die past bij de doelgroep, want zij hebben aandacht en respect voor hen om wie het gaat.
De PUR heeft in 20 jaar meer dan 250.000 aanvragen behandeld. Dat is een enorm aantal.
Maar de laatste jaren waren er steeds minder nieuwe aanvragers bij de PUR. Waren het er aanvankelijk enkele duizenden per jaar, binnenkort zullen het er naar verwachting nog maar een paar honderd zijn. Ook het totaal aantal cliënten neemt af.
Hierdoor lopen de werkzaamheden bij de PUR snel terug en dat betekent een enorm risico voor de continuïteit van de dienstverlening. Het is dan belangrijk om niet de organisatie, maar de zorg voor oorlogsgetroffenen centraal te stellen!
Govert Huijser en zijn medewerkers hebben er voor gezorgd dat de PUR zorgvuldig is afgebouwd en dat binnenkort het grootste deel van het werk op een verantwoorde wijze zal worden overgedragen aan de Sociale Verzekeringsbank. Dat alles met een goed oog voor de mensen waarom het gaat.
De zogenoemde toepassing van de wetten blijft wél grotendeels in handen van de PUR. Een kleine PUR als beslissingsorgaan: een college van 9 mensen houdt zich bezig met het beoordelen van nieuwe aanvragen en maakt de beleidsregels. De taak van de nieuwe PUR draagt bij aan het waarborgen van de gepaste zorg en is bij mevrouw Dresden in goede handen.
De voorbereiding van deze overdracht is niet makkelijke geweest. Soms leidde dat óók tot wrijving met het ministerie. Dat is begrijpelijk, want het veranderen van een organisatie als de PUR is een lastig karwei met emoties en soms pijnlijke consequenties voor de medewerkers.
De opheffing van de PUR in zijn huidige vorm en de overdracht van het cliëntbeheer naar de Sociale Verzekeringsbank is dus juist ook een voorbeeld van hoe het moet, hoe de PUR de cliënt centraal stelde en niet de organisatie. De cliënten zullen ook niets van de hele overheveling merken; dus geen soesah, geen sores. Mijn ambtsvoorgangers en met name mevrouw Bussemaker, ook hier vandaag aanwezig, heeft haar aandacht daarin toegezegd en ik neem dat van haar over.
De SVB heeft aangegeven het als een grote eer te beschouwen dat zij een belangrijke rol gaat spelen bij de uitvoering van de wetten voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen en wij hebben dat in het overdrachtsproces ook gemerkt.
Ik vind dat veelbetekenend.
De 35.000 huidige cliënten mogen ook bij de SVB rekenen op een gepaste behandeling. Bovendien zijn de pensioen- en uitkeringswetten intussen sterk vereenvoudigd. Dat geeft zekerheid en scheelt een hoop papieren rompslomp voor een kwetsbare cliëntengroep.
Ik heb er dan ook alle vertrouwen in dat de verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen tevreden zullen zijn met de nieuwe uitvoeringsorganisatie.
Koninklijke Hoogheid, dames en heren
De oorlog ligt 65 jaar achter ons. Het huidige kabinet wil net als het voorgaande een bijdrage leveren aan het levend houden van de oorlogsgeschiedenis voor nieuwe generaties.
Ik ben uit 1953. Van na de oorlog. In mijn ouderlijk huis hangt een foto van een zonnig tafereel. Een jonge man op een prachtige motorfiets en om hen heen kinderen. Vóór, achterop leunend tegen hem. Allemaal fris en luchtige tropenkleren, stralend, vrolijk. Eén van de kinderen is mijn moeder, kind op Sumatra. Op mijn vraag voor het eerst “wie zijn dat allemaal?”, herinner ik me niet het antwoord. Wel de aarzeling van mijn moeder, zoekend naar de woorden.
Hoe vertel je een klein kind wat grote mensen elkaar aan kunnen doen?
Al voor ik het verhaal kende besefte ik dat er iets wezenlijks was gebeurd in die oorlog. Europa dreunde nog na van de schade toen ik naar school ging en mijn mensbeeld ontstond tussen de uitersten van de “giant shep for mankind“ en het beeld van een klein jongetje, ster op zijn jasje, handjes omhoog geheven en achter hem die hele grote soldaat met gericht geweer. Hoe word ik een goed mens? Hoe kan een mens iets stellen tegenover dit grote slechte? Hoe leer ik hiervan? Wat zou ik hebben gedaan?
Mensen moeten zich bewust worden van de betekenis van de oorlog en dat past ook in de overdracht van enkele taken van VWS aan het Nationaal Comité 4 en 5 mei. Taken die samenhangen met herdenken en vieren en met educatie.
Want ook als de ooggetuigen er niet meer zijn, is de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog té belangrijk en té ingrijpend geweest om te mogen vervagen.
Als mensheid moeten we beseffen wat mensen elkaar kunnen aandoen als de rechtstaat buiten werking is gesteld en discriminatie en rassenhaat greep op de samenleving krijgen.
De Tweede Wereldoorlog oorlog ligt 65 jaar achter ons. En we willen niet dat het in onze toekomst nog eens gebeurt. Dus hoe vertel je dat verder?
Ik heb grote waardering voor het programma Erfgoed van de Oorlog, dat enkele maanden geleden is afgesloten.
Dankzij dat programma en daarbinnen meer dan 200 projecten, is een authentieke bijdrage geleverd aan de oorlogsgeschiedenis. Er zijn honderden getuigenverhalen vastgelegd op film, is een ontelbaar aantal uren film geconserveerd en werden meer dan 2000 dagboeken veilig gesteld, evenals brochures, pamfletten, foto’s, kranten en nog héél veel meer. Dankzij het Erfgoedprogramma beschikken we nu over een bijzonder digitaal oorlogsarchief dat voor iedereen toegankelijk is, voor wetenschappers én voor particulieren. Het is authentiek en dat is nou net wat jonge mensen aanspreekt. Ze willen het direct horen van diegenen die het aan den lijve hebben ondervonden, die het zelf hebben gezien.
Koninklijke Hoogheid, dames en heren,
Vandaag nemen we afscheid van de PUR in zijn huidige vorm. Ik wil u graag allen een herinnering aanbieden om dit bijzondere moment te markeren. Als u vanmiddag vertrekt, ontvangt u drie door het NIOD vervaardigde boeken. Deze boeken geven een goed beeld van ons bijzondere stelsel voor materiële- en immateriële zorg voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen. Ik vind dat wij in Nederland trots mogen zijn op dit unieke stelsel.
De overheid zal de herinnering aan de oorlog waar nodig en mogelijk blijven ondersteunen. Ik wil me daarvoor inzetten en ga binnenkort dan ook een bezoek brengen aan Kamp Westerbork en later ook aan andere belangrijke herinneringsplaatsen van de oorlog. Want ook dat valt wat mij betreft onder de belofte van ereschuld en bijzondere solidariteit. Maar vooral zeg ik u toe dat ik open zal staan voor het besef dat wij mensen vreselijke dingen kunnen doen en dat dat van alle tijden is.
Kom vanavond met verhalen
hoe de oorlog is verdwenen,
en herhaal ze honderd malen:
alle malen zal ik wenen.