Kamerbrief inzake verslag vijftiende reguliere zitting VN-Mensenrechtenraad

Geachte Voorzitter,

In vervolg op de brief van mijn ambtsvoorganger van 16 september jl., over de Nederlandse inzet bij de vijftiende reguliere zitting van de VN-Mensenrechtenraad (Kamerstuk 2009–2010, 26150, nr. 92 Tweede Kamer), informeer ik u hierbij omtrent het verloop van betreffende zitting, die plaatsvond van 13 september tot en met 1 oktober jl. Nederland nam voor het eerst niet deel als lid van de Raad.

Cuba diende onverwacht een concept-resolutie in, met het doel de Mensenrechtenraad het laatste woord te geven over het zogenaamde Programme 19, de bijdrage van de Hoge Commissaris voor de Rechten van de Mens aan het Strategic Framework van de Secretaris-generaal van de Verenigde Naties. Cuba werd daarin gesteund door een aantal andere landen die weliswaar lid zijn van de Raad, maar waarover zorgen bestaan ten aanzien van de mensenrechtsituatie. De EU, die sterk hecht aan de onafhankelijkheid van de Hoge Commissaris, is er uiteindelijk in geslaagd de schade te beperken door Cuba ertoe te bewegen de concept-resolutie in te trekken, in ruil voor zijn akkoord met een voorzitterschapsverklaring waarin de Hoge Commissaris wordt uitgenodigd de Raad vooraf te consulteren over haar bijdrage aan het Strategic Framework. Na het voorlezen van de voorzitterschapsverklaring, heeft de EU in een verklaring aangegeven dat de voorzittersverklaring wat haar betreft niets verandert aan het institutioneel kader waarin de Hoge Commissaris opereert.

Landensituaties

Zoals voorzien, heeft een algemeen debat plaatsgevonden over de Bezette Palestijnse Gebieden en zijn er interactieve dialogen geweest met het Committee of Experts over de follow-up van het Goldstone-rapport (missie-Tomuschat) en met de Fact-finding mission inzake de Freedom Flotilla (missie-Hudson-Phillips). Turkije diende een resolutie in naar aanleiding van het rapport inzake de Freedom Flotilla. De Palestijnse Autoriteit diende, namens de landen van de OIC, een resolutie in over het Goldstone-rapport. Nederland zette in de onderhandelingen over deze resoluties in op evenwichtige teksten, die bij zouden dragen aan de voortgang van het vredesproces in het Midden-Oosten. Nederland kon – als niet-lid van de Raad – zelf niet stemmen, maar drong in EU-kader wel aan op een gemeenschappelijke tegenstem op beide resoluties. Uiteindelijk konden de EU-leden van de Raad op beide teksten niet verder gaan dan een gemeenschappelijke onthouding van stemming en heeft de EU naar aanleiding van de resolutie over het Goldstone-rapport geen gemeenschappelijke stemverklaring kunnen afgeven. De EU-landen die lid zijn van de Raad hebben zelf een stemverklaring afgegeven.

Indien Nederland nog lid zou zijn geweest van de Raad zouden wij een eigen stemverklaring hebben uitgebracht.

Het mandaat van de Onafhankelijke Deskundige voor Somalië is, met cosponsoring van de gehele EU, voor een jaar verlengd.

Ook het mandaat van de Onafhankelijke Deskundige voor Soedan is verlengd. Dit jaar was er voor de verlenging een overtuigender meerderheid te vinden dan in 2009, hetgeen deels te danken lijkt aan de outreach-activiteiten van de VS en de EU. Opmerkelijk was dat ook binnen de Aftrikaanse Groep steun voor de verlenging van het mandaat bleek. Oeganda, dat voor het eerst deelnam als lid van de Raad, lichtte zijn steun zelfs toe in een stemverklaring. Overigens mag hier het engagementvan OIC-lid de Malediven niet onvermeld blijven. Waarschijnlijk mede omdat de president van de Malediven een politieke gevangene is geweest, verdedigt het met verve het belang van burgerlijke en politieke rechten.

De interactieve dialoog over de mensenrechtensituatie in Burundi is uitgesteld tot de volgende reguliere zitting van de Raad, die begint in februari 2011.

Thematische kwesties

De Verenigde Staten heeft zijn stempel op deze zitting gedrukt door succesvol te pleiten voor een speciale rapporteur inzake de vrijheid van vereniging en vergadering, die bijvoorbeeld ook kijkt naar het recht op vreedzame demonstraties. Met het instellen van dit mandaat, hebben alle grondrechten een eigen Speciale Rapporteur. Nederland onderhandelde voor wat betreft deze resolutie namens de EU en heeft zich in die hoedanigheid ingezet voor een brede resolutie, waarbij met succes is gepleit voor vermelding dat de vrijheid van vereniging en vergadering essentieel is voor het goed functioneren van een democratie en het kunnen uiten van politieke opvattingen.

Colombia en Mexico zetten zich in voor het instellen van een onafhankelijk expert op het gebied van gelijkheid van vrouwen voor de wet. Pogingen van de OIC-landen om een aantal cultuurrelativistische elementen in de daarvoor benodigde resolutie in te brengen, haalden het niet. Uiteindelijk is het op aandringen van de Afrikaanse groep overigens helaas niet gekomen tot een onafhankelijk expert, maar tot een werkgroep, die kan worden beschouwd als een iets minder effectief instrument. Nederland heeft hiermee ingestemd.

De resolutie op het gebied van moedersterfte werd zonder stemming aangenomen met ruim 90 cosponsors uit verschillende regionale groepen. De no-action motion van Pakistan, waarbij verzet werd gevoerd tegen het verwelkomen van de recente OHCHR-studie over moedersterfte, haalde het niet.

Nederland organiseerde met een aantal gelijkgezinde landen op 17 september een side event over mensenrechten en seksuele oriëntatie, waarbij aandacht werd gevraagd voor het beëindigen van strafrechtelijke sancties op grond van seksuele oriëntatie of gender-identiteit. Het evenement kon rekenen op een voor deze gelegenheid opgenomen videoboodschap van aartsbisschop Tutu en de aanwezigheid van HCHR Pillay die bij deze gelegenheid een boodschap van SGVN Ban-ki Moon voorlas. Een van de conclusies van het side event was dat strafbaarstelling van homoseksualiteit niet alleen strijdig is met internationale mensenrechtenstandaarden, maar ook bijdraagt aan een cultuur van geweld en intolerantie.

Op voorstel van Pakistan heeft de voorzitter van de Mensenrechtenraad naar aanleiding van de plannen van een aantal Amerikanen om de Koran te verbranden, een verklaring voorgelezen over ‘religieuze onverdraagzaamheid’. Hoewel er binnen de EU duidelijke kanttekeningen bij deze tekst werden geplaatst, bijvoorbeeld ten aanzien het veroordelen van ‘heiligschennis’, heeft de EU er mede op aandringen van de VS voor gekozen de verklaring te laten voorlezen. De EU heeft daarbij direct aangegeven dat deze verklaring eigenlijk niet thuishoort in de Mensenrechtenraad en bovendien dat zij geen officiële status heeft.

De Raad heeft het rapport van de Werkgroep Recht op Ontwikkeling inzake de implementatie van dit recht besproken en uiteindelijk met steun van de EU een resolutie aangenomen. De resolutie weerspiegelt in grote lijnen de inzet van Nederland: deskundigen en maatschappelijk middenveld blijven betrokken bij de uitwerking en er ligt niet vast dat er een bindend instrument moet komen. De Werkgroep wordt gevraagd om op basis van reacties van staten en andere relevante partijen op hun rapport een aantal standaarden te ontwikkelen die tot implementatie moeten leiden. De EU heeft in een stemverklaring overigens nog eens benadrukt tegen een internationaal juridisch bindend instrument te zijn.

Zowel tijdens de interactieve dialoog als gedurende de onderhandelingen over de door Zuid-Afrika ingediende resolutie over het gebruik van huurlingen en private veiligheidsbedrijven, heeft Nederland zich in EU-verband actief verzet tegen het oproepen tot een nieuw juridisch instrument en het instellen van een intergouvernementele werkgroep. Gedurende de onderhandelingen bleek echter veel steun voor het instellen van een intergouvernementele werkgroep te bestaan. De EU heeft tevergeefs getracht het mandaat van de werkgroep te beperken tot het onderzoeken van de mogelijkheid tot het instellen van een juridisch bindend instrument.

Tenslotte heeft Nederland de door Duitsland en Spanje ingediende resolutie over het recht op water en de rol van de particuliere sector bij de verwezenlijking ervan gesteund. Het Verenigd Koninkrijk heeft aangegeven zich te distantiëren van consensus, met als argumentatie dat de resolutie niet duidelijk is over wat het recht op veilig drinkwater en sanitatie precies behelst.

De Minister van Buitenlandse Zaken

Dr. U. Rosenthal