Kamerbrief inzake beantwoording vragen van de leden Van der Staaij, Voordewind en Kortenoeven over de Arrestatie van vier ex-moslims in Azerbeidzjan

Geachte Voorzitter,

Graag bied ik u hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door de leden Van der Staaij, Voordewind en Kortenoeven over de arrestatie van vier ex-moslims in Azerbeidzjan. Deze vragen werden ingezonden op 8 november 2010 met kenmerk 2010Z16105.


De Minister van Buitenlandse Zaken,

Dr. U. Rosenthal

Antwoorden van de heer Rosenthal, Minister van Buitenlandse Zaken op vragen van de leden Van der Staaij (SGP), Voordewind (ChristenUnie) en Kortenoeven (PVV) over de arrestatie van vier ex-moslims in Azerbeidzjan.

Vraag 1
Heeft u kennisgenomen van de arrestatie van vier ex-moslims (christenen) in Azerbeidzjan tijdens een dankdagdienst?

Antwoord

Ja

Vraag 2 en 6

Kunt u aanduiden wat de aanleiding is voor deze arrestaties? Weet u waarvan zij worden beschuldigd en wat hen eventueel boven het hoofd hangt?

Bent u bereid om u ten zeerste in te spannen om de nu opgepakte ex-moslims weer op vrije voeten te krijgen?

Antwoord

Mij is niet bekend op welke gronden de vier personen zijn gearresteerd en wat hun ten laste is gelegd. Navraag heeft alleen opgeleverd dat de vier arrestanten tijdens een nachtelijke gesloten rechtszitting diezelfde zondag tot vijf dagen gevangenis zijn veroordeeld. De vier mannen zijn inmiddels weer op vrije voeten gesteld.

Vraag 3 t/m 5

Op welke wijze heeft u in de afgelopen periode, eventueel middels internationale gremia, de zorgelijke positie van christenen in Azerbeidzjan aan de orde gesteld bij de betreffende autoriteiten? Welke resultaten heeft dit opgeleverd? Betoont Azerbeidzjan zich enigszins gevoelig voor internationale kritiek hieromtrent?

In hoeverre heeft de positie van godsdienstige minderheden in Azerbeidzjan thans de aandacht van de Europese Unie? Kan deze aandacht verder geïntensiveerd worden? Wilt u dit in Europees verband bevorderen?

Bent u bereid – zo mogelijk ook in internationaal verband – om de nu aangeduide casus te benutten als handvat om opnieuw de godsdienstvrijheid van religieuze minderheden aan de orde te stellen bij de autoriteiten van Azerbeidzjan? Zo ja, op welke wijze en op welke termijn?

Antwoord

Nederland stelt in bilaterale gesprekken met Azerbeidzjan de mensenrechten, en niet in de laatste plaats godsdienstvrijheid, aan de orde. Nederland heeft dit de afgelopen jaren tot en met het niveau van de Minister-president bij de President van Azerbeidzjan gedaan. Nederland vraagt ook in de verschillende internationale fora (zoals de Raad van Europa en OVSE, waar ook Azerbeidzjan lid van is) krachtig aandacht voor schendingen van mensenrechten. Azerbeidzjan zegt open te staan voor een dialoog op het terrein van mensenrechten maar zet daar vooralsnog geen concrete stappen tegenover.

De positie van godsdienstige minderheden in Azerbeidzjan heeft de aandacht van de Europese Unie. Dit komt onder meer tot uiting in de Partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst tussen de EU en Azerbeidzjan. In het kader hiervan is in 2010 een “Subcomité voor Justitie, Vrijheid en Veiligheid en Mensenrechten en Democratie” ingesteld, dat op 30 november en 1 december 2010 voor de eerste maal bijeenkomt. Met de instelling van dit subcomité is de aandacht van de Europese Unie geïntensiveerd. Vrijheid van godsdienst en overtuiging staat als apart onderwerp geagendeerd, waarbij ook vervolging van islamitische en christelijke minderheden aan de orde komt. Nederland heeft de arrestatie van deze vier personen aan dit agendapunt toegevoegd.