Bijlage - Kamerbrief inzake Verslag van de Raad Buitenlandse Zaken van 22 november 2010

Verslag van de Raad Buitenlandse Zaken van 22 november 2010

MOVP / Libanon

De ministers bespraken het Midden-Oosten Vredesproces (MOVP). Sinds het verlopen van het moratorium op nederzettingenbouw eind september zijn de directe vredesbesprekingen opgeschort. De ministers spraken grote waardering uit voor de inspanningen van de Verenigde Staten om de vastgelopen besprekingen te hervatten. Minister Rosenthal benadrukte dat de Europese inspanningen in het MOVP complementair moeten zijn aan die van de VS. Dit werd onderschreven door onder anderen de Hoge Vertegenwoordiger (HV): er is momenteel geen alternatief voor de bemiddelende rol van de VS.

Het is aan de beide partijen om vertrouwenwekkende maatregelen te nemen en af te zien van stappen die hervatting van de besprekingen verder bemoeilijken. Het afkondigen van een nieuwe bouwstop in de bezette gebieden door Israël zou een belangrijke stap in de goede richting zijn. Pogingen van Palestijnse zijde om, vooruitlopend op een finale status-overeenkomst, in VN-kader eenzijdige stappen te nemen richting erkenning van een Palestijnse staat, moeten ontmoedigd worden.

Meerdere ministers noemden het belang van verdere openstelling van de Gazaanse grenzen voor export om de Gazaanse economie te kunnen stimuleren. Werkgelegenheid biedt de Gazaanse bevolking perspectief op een betere toekomst. In dat kader wees minister Rosenthal op het belang van verdere intensivering van de relaties met Israël. Hij merkte op dat de partijen geen dienst bewezen wordt als één van hen in internationale fora voortdurend eenzijdig en ongenuanceerd bekritiseerd wordt. Mede door de goede Nederlands-Israelische relaties is export van anjers en aardbeien uit Gaza (onderdeel van het Nederlandse ontwikkelings-samenwerkingsprogramma in de Palestijnse Gebieden) toegestaan. Ook werd gewezen op de voortdurende achterstand bij de bouw van UNRWA-scholen, die kinderen naar scholen van Hamas drijft.

De ministers spraken kort over de situatie in Libanon. De Raad sprak steun uit voor de democratisch gekozen regering Hariri, die onder toenemende binnenlandspolitieke druk staat vanwege het Special Tribunal for Libanon(STL; in het leven geroepen om de dood van de voormalige Libanese premier Rafik Hariri te onderzoeken). Pogingen om het tribunaal te delegitimeren of door intimidatie tegen te werken, werden door de ministers veroordeeld. De Raad riep alle partijen, zowel binnen als buiten Libanon, op mee te werken aan het STL om straffeloosheid te bestrijden en de stabiliteit in het land te bevorderen.

Iran

Er bestond brede steun en waardering voor de inzet van de E3+3 en de HV om met Iran afspraken te maken over data, locatie en agenda voor de hernieuwde besprekingen over het Iraanse nucleaire programma. De bal ligt bij Iran: het is aan de Iraanse regering om de zorgen van de internationale gemeenschap over de nucleaire ambities weg te nemen.

De HV zegde, onder verwijzing naar een pleidooi van minister Rosenthal, toe spoedig te zullen berichten over het onderzoek naar mogelijkheden om sancties te treffen tegen Iraniërs die zich schuldig maken aan grove mensenrechtenschendingen.

Soedan

Ministers wezen op het grote belang dat niet alleen de voorbereiding op het naderende zelfbeschikkingsreferendum in Zuid-Soedan goed verloopt, maar ook de periode erna. Er is een risico dat een afscheiding tot conflict leidt, met alle humanitaire gevolgen van dien. Het Zuid-Soedanese bestuur dient goed begeleid te worden, waarbij ook de internationale financiële instellingen betrokken moeten worden. De Raad riep de partijen op hun eerdere toezeggingen na te komen om tijdige, vreedzame en geloofwaardige referenda te garanderen.

Minister Rosenthal onderstreepte het belang van de referenda voor de toekomst van Soedan en sprak zijn grote steun uit voor de Europese waarnemingsmissie (EOM). Gezien het belang van goede monitoring van de referenda pleitte de minister voor uitbreiding van de EOM. De HV zegde toe de mogelijkheden hiervoor te zullen onderzoeken. De HV meldde eveneens met de secretaris-generaal van de VN gesproken te hebben over veiligheidsgaranties voor de verkiezingswaarnemers. Voorts vroeg de minister aandacht voor de mensenrechtensituatie in Soedan, waar met name de omgang met journalisten en mensenrechtenverdedigers een punt van zorg blijft. Mede op verzoek van Nederland werd Soedan in Raadsconclusies opgeroepen aan deze zorgen tegemoet te komen en te handelen in overeenstemming met het internationale recht.

Toppen met derde landen / relatie met strategische partners

De ministers bespraken de inzet van de EU op komende topbijeenkomsten met Afrika, Rusland en India en de OVSE top. Daarnaast spraken zij over de uitwerking van beleid voor de betrekkingen met strategische partners.

Topbijeenkomsten

Ten aanzien van de EU-Afrika top benadrukten meerdere ministers het belang van het bestendigen en verder ontwikkelen van een brede relatie met dit continent, bijvoorbeeld op het gebied van veiligheid en handel. Minister Rosenthal onderstreepte dat in Tripoli het belang van medewerking met het ICC aan de orde moet komen en stelde dat hij erop vertrouwde dat de Soedanese president Bashir niet zou deelnemen. De HV bevestigde dat president Bashir niet aanwezig zal zijn.

De top met Rusland diende volgens meerdere ministers te worden aangegrepen om bij Rusland aan te dringen op beter respect voor mensenrechten en een constructieve houding in slepende conflicten, waaronder Transdnjestrië, Nagorno-Karabach en Georgië. Minister Rosenthal stelde in dit verband dat Rusland aanwezigheid van EUMM aan beide zijden van de bestandslijnen mogelijk moet maken. Op verzoek van enkele lidstaten zegde de HV toe de relatie met Rusland te agenderen voor de Raad Buitenlandse Zaken van januari aanstaande.

De ministers deelden de visie van de HV dat de EU-India top een impuls zou moeten geven aan bredere politieke samenwerking met India dat een belangrijke partner is voor EU, niet alleen op gebied van handel, maar ook op dossiers zoals terrorismebestrijding en veiligheid.

Meerdere ministers benadrukten, evenals de HV, het belang om tijdens de OVSE-top partners te wijzen op de noodzaak van een constructieve opstelling ten aanzien van bevroren conflicten, mensenrechten en democratische waarden.

Strategische partners

De HV deed verslag van haar werkzaamheden in het kader van de opdracht van de Europese Raad (ER) om beleid te ontwikkelen voor de relatie met strategische partners. Zij heeft zich in deze fase met name toegelegd op de relaties met de VS, China en Rusland en op het formuleren van doelstellingen, gemeenschappelijke belangen en middelen waarmee de EU haar doelen kan bereiken. De HV benadrukte het belang van een verenigde, zelfverzekerde houding van de EU en van het stellen van duidelijke prioriteiten in de relaties met strategische partners. In dit kader erkende zij dat kernwaarden als respect voor mensenrechten en de rechtstaat aan de basis moeten liggen van ieder partnerschap; dit werd ook door meerdere ministers, waaronder minister Rosenthal, benadrukt. Minister Rosenthal noemde daarnaast dat het EU-optreden moet worden gebaseerd op de belangen van de EU. Een aantal ministers wees verder op het belang van wederkerigheid in de relatie met strategische partners.

Irak

De Raad verwelkomde de recente stappen die zijn gezet om tot een inclusieve Irakese regering te komen. Sinds de parlementsverkiezingen van 7 maart jl. is in Irak langdurig onderhandeld tussen de politieke partijen, die de verschillende bevolkingsgroepen (sjiieten, soennieten, Koerden) vertegenwoordigen. Geen enkele partij had een absolute meerderheid. Een brede coalitie, die alle bevolkingsgroepen in zich verenigt, is noodzakelijk voor het behoud van Irak als eenheidsstaat en nodig om de ernstige veiligheidsproblemen het hoofd te kunnen bieden. De Raad sprak de hoop uit dat de regeringsvorming spoedig zal worden afgerond.

Meerdere ministers spraken hun bezorgdheid uit over het recente geweld in Irak en de burgerslachtoffers die hierbij vielen, waaronder ook Irakese christenen. De Unie moet bij de Irakese autoriteiten erop blijven aandringen dat de daders van dit bloedbad worden gevonden en bestraft, en dat de veiligheid van religieuze minderheden wordt gewaarborgd en hun rechten gerespecteerd. De HV zegde toe dat de Heads of Missionin Bagdad hierover met de Irakese autoriteiten in contact blijven. De Irakese regering heeft inmiddels toegezegd de bescherming van de christelijke minderheid in Irak te vergroten. De Europese zorgen ter zake werden tevens vastgelegd in Raadsconclusies.

Birma/Myanmar

Onder de ministers overheerste teleurstelling over het verloop van de Birmese verkiezingen, die wegens ondemocratische regelgeving en fraude niet als vrij of eerlijk kunnen worden bestempeld. Meerdere ministers, waaronder minister Rosenthal, benadrukten dat er momenteel geen aanleiding is om de sancties tegen Birma te versoepelen en dat de druk op het regime om hervormingen door te voeren, moet worden gehandhaafd. De vrijlating van Aung San Suu Kyi was een positieve stap, maar gaf vooralsnog evenmin aanleiding tot beleidswijzigingen. Minister Rosenthal wees erop dat 2200 politieke gevangenen nog altijd vastzitten. Ook benadrukte hij het belang van oprichting van een internationale onderzoekscommissie inzake oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid (Commission of Inquiry, CoI) en verzocht hij de HV mogelijkheden te onderzoeken om dit onderwerp in VN-verband te agenderen. De regering zal zich in EU-verband sterk blijven maken voor dit voorstel.

De ministers waren eensgezind in hun oordeel dat de EU moet blijven zoeken naar mogelijkheden voor een directe dialoog met het Birmese regime. Zij ondersteunden het voorstel van de HV om hiertoe een verkennende missie naar Birma te sturen. Enkele ministers drongen aan op zorgvuldige voorbereiding van een dergelijke missie, waarbij goede timing en duidelijke omschrijving van voorwaarden, onder meer met betrekking tot mogelijke gesprekspartners, essentieel zijn.

De Nederlandse Permanente Vertegenwoordiging in New York heeft overigens, conform de toezegging van de minister aan de Tweede Kamer, bij de huidige voorzitter van de VN Veiligheidsraad geïnformeerd naar mogelijkheden om Birma (inclusief instelling van een CoI) te bespreken in het kader van het debat in de VNVR over “civilians in armed conflict”. Dit bleek geen passende gelegenheid te zijn, aangezien dit debat een afgebakend concept betreft, dat niet van toepassing is op Birma. Het kabinet zal zich de komende tijd inzetten voor agendering van Birma in de Mensenrechtenraad.