Kabinetsreactie op rapport commissie-Van Dijk
Het kabinet gaat aan de slag met de aanbevelingen uit het rapport van de Commissie Van Dijk, die het Q-koortsbeleid in Nederland tussen 2005 en 2010 heeft geëvalueerd. In een brief aan de Tweede Kamer laat het kabinet weten dat de aanbevelingen worden verankerd in het toekomstig beleid voor de bestrijding van zoönosen (dierziektes die op mensen kunnen overgaan). Daarmee kan niet elk risico worden uitgesloten, maar kan wel optimaal gereageerd worden op toekomstige bedreigingen.
De omvang van de uitbraak van de Q-koorts in Nederland is uniek in de wereld. Veel mensen zijn ziek geworden, sommige ernstig of langdurig. Dit heeft grote gevolgen voor het leven van deze mensen en hun omgeving. Ook de gevolgen voor getroffen geitenhouders en hun gezinnen zijn groot. Het kabinet betreurt dat zeer.
De Commissie concludeert dat er doortastender had moeten worden opgetreden, al kan ze niet met zekerheid zeggen dat de uitkomst en het ziektebeloop dan anders was geweest. Het kabinet onderkent beide constateringen volledig en trekt hier lessen uit voor de toekomst om condities te scheppen die een adequater optreden mogelijk maken.
Bij een zoönose als Q-koorts is de samenwerking tussen humaan en veterinair deskundigen cruciaal. De Commissie doet verschillende aanbevelingen op dit terrein die worden opgenomen in het toekomstig beleid. Er zijn al stappen gezet om de samenwerking te verbeteren en informatie en kennis structureel te delen. Zo bespreken veterinair en humane deskundigen inmiddels structureel opkomende signalen van zoönosen. Dit zal de komende jaren verder worden uitgebouwd.
Ook op het gebied van communicatie doet de Commissie heldere aanbevelingen. Het kabinet deelt de conclusie van de Commissie dat de overheid transparanter had moeten zijn. Door dilemma's en onzekerheden niet te delen met patiënten, burgers en boeren is juist meer onzekerheid en onrust ontstaan. De betreffende sector wordt in de toekomst ook structureler en nadrukkelijker betrokken.
Terugkijkend had het rijk de regie bij de bestrijding van Q-koorts eerder moeten overnemen van de regio. Bij een onverhoopte nieuwe infectieziekteuitbraak wordt dan ook samen met de regio bekeken of ze de bestrijding aankan of dat het de spankracht te boven gaat.
Elke keer dat persoons- en bedrijfsgegevens over dierziekten worden uitgewisseld is een zorgvuldige afweging van nut, noodzaak en belangen noodzakelijk. De Wet bescherming persoonsgegevens stelt hier kaders voor. Bij niet-meldingsplichtige zoönosen worden hier afspraken over gemaakt in het protocol voor het humaan-veterinaire signaleringsoverleg.
Voor de feitelijke aanpak van een zoönose uitbraak is nauwe samenwerking nodig tussen de ministeries van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I). De verantwoordelijkheidsverdeling is verankerd in de Gezondheids- en Welzijnswet voor Dieren voor het ministerie van EL&I en in de Wet Publieke Gezondheid voor het ministerie van VWS. Deze regelgeving biedt daarmee een geschikt kader om de aanbevelingen van de Commissie verder op te kunnen volgen
Het wetgevingstraject rondom de nieuwe status van de nieuwe Voedsel- en Waren Autoriteit (nVWA) als een baten-lastendienst geeft voldoende ruimte om de autoriteitsfunctie verder te ontwikkelen. De concrete uitwerking hiervan vertaalt zich onder andere in het opnemen van de nVWA als deelnemer in het eerder genoemde humaan-veterinaire signaleringsoverleg.
De Commissie heeft het toekomstig beleid voorzien van focus en urgentie. Het kabinet is de commissie dan ook erkentelijk voor haar inzet en haar onderzoek.