Toespraak minister Donner tijdens 20-jarig jubileum Woonbond
'De Woonbond is voor de huurders wat de ANWB is voor autobezitters: belangenbehartiger, spreekbuis en tegelijk luis in de pels voor de bestuurders in Den Haag én Wegenwacht voor huurders met problemen. Maar de ANWB begon voor wielrijders toen dat nog overwegend fietsers waren en is er nu vooral voor automobilisten. Dus pas op dat u niet eindigt als de Vereniging Eigen Huis'. Dat zei minister Donner tijdens het congres ter gelegenheid van het 20-jarig bestaan van de Woonbond.
Dames en heren,
Iemand die je nog maar net kent direct op je verjaardagsfeest uitnodigen, dat is pas gastvrijheid. Ik voel mij bevoorrecht! Ik ben nog maar net de minister van Volkshuisvesting, of van Wonen, Wijken en Integratie zo u wilt, met de roepnaam Binnenlandse Zaken, en ik mag al op het feestje komen. En omdat ik netjes ben opgevoed, begin ik met de felicitaties aan het adres van de jarige. Ik feliciteer de Woonbond van harte; met het twintigjarig bestaan maar ook met wat de Woonbond in die twee decennia heeft bereikt.
De stem van hurend Nederland, zo omschrijft de bond zich. En met recht denk ik. Ik zit nog niet zo lang op mijn huidige post, maar ik kan die stem overal horen. Bij verhuurders, bij gemeenten en ook in Den Haag. De Woonbond is voor de huurders wat de ANWB is voor autobezitters: belangenbehartiger, spreekbuis en tegelijk luis in de pels voor de bestuurders in Den Haag én Wegenwacht voor huurders met problemen. Daar zit een waarschuwing in; de ANWB begon voor wielrijders toen dat nog overwegend fietsers waren en is nu vooral voor automobilisten. Uit het onderzoek dat u vandaag onthult, blijkt dat Nederlanders willen kiezen tussen huren en kopen. Zo begon het ook met die fietsers. Dus pas op dat u niet eindigt als vereniging Eigen Huis.
Anno 2010 komt de Woonbond op voor de belangen van zo’n 1,4 miljoen huurders. Dat is nog iets minder dan de bijna vier miljoen leden van de ANWB, maar die club bestaat al 127 jaar. Nederland telt een kleine drie miljoen huurwoningen en zo’n zeven miljoen huishoudens, dus u heeft zeker nog groei potentieel, zéker qua ledental. Dus ik kan u ook nog vele jaren wensen.
In de afgelopen twintig jaar heeft de Woonbond zijn bestaansrecht bewezen. Ik zal niet alle verdiensten van de Woonbond opsommen; die ziet u veel beter dan ik en bovendien is het niet goed voor het karakter van de jarige – al die lof. U heeft straks nog een film over twintig jaar Woonbond en daarin zullen alle wapenfeiten ongetwijfeld voorbij komen.
Maar voor u nu gaat denken dat ik mij er van af maak en mij niet verdiept heb in de geschiedenis van de Woonbond, toch enkele hoogtepunten. Ik denk dat u de zogeheten Overlegwet als één van de grootste wapenfeiten van de bond zult beschouwen. Die wet versterkt de positie van huurders ten opzichte van woningcorporaties en particuliere verhuurders. Mede op aandringen van de Woonbond zijn in 2009 de rechten van huurderorganisaties en bewonerscommissies sterk uitgebreid door middel van een wijziging van de Overlegwet. Ook wil ik het convenant noemen dat de Woonbond heeft afgesloten met de Rijksoverheid en Aedes over energiebesparende voorzieningen in huurwoningen. Huurders varen daar wèl bij, zowel door meer wooncomfort als door een lagere energierekening. En tenslotte noem ik de inspanningen van de bond om meer en andere huurders te betrekken bij het huurdersoverleg met de verhuurders. Niet alleen grijzende blanke mannen zoals ik moeten meepraten over zaken die met hun woning hebben te maken, maar ook jongeren, vrouwen en allochtonen.
Maar goed; niets op de verjaardag van een twintigjarige is zo vervelend als een oudere tante die eindeloos herinneringen ophaalt aan toen je klein was. Dan ga je als jarige denken: ze rekt tijd, ze heeft zeker het cadeau vergeten. U gaat ook langzamerhand denken, heeft hij wel een cadeau bij zich. Laat ik u geruststellen. Ik ben het niet vergeten. Ik wil graag een paar dingen zeggen over de inzet van het kabinet in de komende jaren de woning- en bouwmarkt weer in beweging te krijgen. Zie ik het goed, dan is dat ook de inzet van de Woonbond. Ik zie de kabinetsinzet dan ook als cadeau. Ik weet dat de Woonbond soms andere inzichten heeft over hoe dat bereikt moet worden en ik besef dat de Woonbond zacht gezegd, niet onverdeeld gelukkig is met de voornemens in het regeerakkoord. Maar u als jarige bent ook goed opgevoed en weet dat je een gegeven paard niet in de bek mag kijken.
Ik vertel u niks nieuws als ik zeg dat de bouw- en woningmarkt in ons land een moeilijke tijd doormaakt. De nasleep van de economische crisis, geringe doorstroming op de woningmarkt, te weinig investeringen in nieuwbouw zowel in de koop- als huursector, gebieden met schaarste aan woningen en gebieden waar er juist overschotten zijn, corporaties die minder geld hebben te besteden om oude huizen op te knappen of te steken in de wijkenaanpak: het lijkt wel of alle plagen van Egypte tegelijk over ons heenkomen. De 70 à 80.000 nieuwe woningen die nodig zijn om aan de nog steeds stijgende vraag naar woningen te voldoen alsmede aan de behoefte aan renovatie, worden in deze jaren niet gehaald. Het heeft het paradoxale gevolg dat krimp en schaarste tegelijkertijd toenemen, waardoor de tegenstelling op de woning en bouwmarkt worden verscherpt.
De economische omstandigheden brengen ook de wijkaanpak in de knel. De inzet van het vorige kabinet heeft in een groot aantal aandachtswijken de ontwikkeling ten goede gekeerd. Bewoners vatten moed en voelen zich gemotiveerd om zich voor een betere leefbaarheid in de wijk in te zetten. Gemeenten en corporaties hebben extra geïnvesteerd in die wijken. Ieder krijgt meer vertrouwen in de toekomst en de leefbaarheid in aandachtswijken is verbeterd. Het is begrijpelijk dat corporaties onder de huidige economische omstandigheden hun investeringen afzwakken, maar ik hoop dat zij desondanks prioriteit blijven geven aan de wijkenaanpak.
Al die problemen lossen we niet in een achternamiddag op. Sterker: het zal een hele toer worden om nog tijdens deze kabinetsperiode de bakens zó te verzetten dat alle betrokkenen op de bouw- en woningmarkt weer geloof en vertrouwen krijgen in de toekomst. Want dat is de inzet van het kabinet; 1) herstel van vertrouwen en groei in de bouw, 2) de woningmarkt als mechanisme van verdeling van woonruimte, 3) betaalbare huisvesting voor mensen met een lager inkomen, 4) aanpak van problemen van leefbaarheid en krimp.
Uitgangspunt daarbij is dat de vrije bouw- en woningmarkt de eerste functie van verdeling van woonruimte moet hebben. Niet als doel, maar als middel. Ervaring leert dat verdeling door de overheid slechts tot behoud van ellende leidt en tot niches en ongerechtvaardigde verschillen. Tegelijk geldt dat het bij woonruimte om een eerste levensbehoefte gaat en dat we in Nederland nooit zo de ruimte en overschotten in woonruimte zullen hebben, dat bescherming en regulering niet nodig zijn. Maar de huidige situatie op de woningmarkt is vooralsnog het tegendeel van vrij. Die wordt gekenmerkt door stagnatie en scheefgroei als gevolg van regels, bescherming en gevestigde belangen. Die zijn niet bij toverslag verdwenen. Er wordt veel gedagdroomd over wijziging van deze of gene bescherming die alles zal veranderen, maar de werkelijkheid gebiedt te onderkennen dat iedere abrupte wijziging veeleer tot een nachtmerrie dan een droom leidt. Vandaar dat herstel van de markt als centraal mechanisme van verdeling gematigd wordt door het overheersend belang van herstel van vertrouwen en groei, met als tegenhanger bescherming van betaalbare huisvesting. Aanpak van de problemen van leefbaarheid en krimp vormen daarbij als het ware fundament en randvoorwaarde. Verwaarlozing van beide aspecten kluistert mensen als het ware tegen hun zin aan een woning en een buurt; dan is er geen sprake meer van wonen, maar van gedrongen verblijf dat voelt als gedwongen verblijf.
Op deze wijze hangen de verschillende ambities samen en laat het kabinetsbeleid zich verklaren. Vandaar ook het standpunt van het kabinet inzake de hypotheekrenteaftrek. Beluistert men de standpunten daarover, dan blijkt dat de afschaffing vooral wordt bepleit uit inkomenspolitieke overwegingen en overheidsfinanciën. Voor het functioneren van de woningmarkt heeft het beperkt betekenis. Het zal een factor zijn van de hoogte van de huisprijs, maar dat is huurbescherming ook. Ik besef dat u in uw persbericht spreekt over stimulering van kopen, maar als dat al zo is, dan moet die worden afgezet tegen de minstens zo omvangrijke stimulering van het huren van woningen door de bescherming van huurders. Wat daar ook verder van zij; als iets het vertrouwen in de huizenmarkt aantast, dan wel onzekerheid omtrent de toekomst van de hypotheekrente aftrek. Los van welke andere overweging dan ook, geldt dat deze tijd de meest ongelukkige is voor onzekerheid. Het drukt huisprijzen verder en sluit hele cohorten huisbezitters op in hun schulden. Wie de perspectieven op de woningmarkt wil drukken, moet die discussie zeker gaande houden. Maar wie het herstel van het vertrouwen in de huizenmarkt ter harte gaat, zal de discussie over de toekomst van de hypotheekrente vermijden zeker in de naaste toekomst.
Het kabinet kiest om deze redenen voor een woningmarkt met behoud van steun voor degenen die dat nodig hebben. Dat zijn primair de huurders met lagere inkomens. In samenhang met de beperking van sociale woningbouw die door Brussel wordt geëist, komt het kabinet tot de volgende indeling van de markt. Het segment gesteunde sociale woningbouw is beschikbaar voor mensen met een inkomen tot 33.000 euro. Die grens ligt boven het bruto modale inkomen. Dus voor iedereen met een modaal inkomen of daaronder is de sociale woningbouw toegankelijk. Tussen de 33.000 en 43.000 euro inkomen geldt dat de huren niet sterker mogen stijgen dan de inflatie. Voor huurders met een inkomen boven de 43.000 euro mogen de huren sterker stijgen met een max. van 5% extra. Uitgangspunt bij dit laatste is dat er geen reden is de huurprijs kunstmatig laag te houden voor mensen die het kunnen betalen; het gaat om zo’n 400.000 huishoudens.
Door deze indeling krijgt doorstroming een betere kans. Om dezelfde reden zal de prijs/kwaliteitverhouding van huurwoningen worden verbeterd, waarbij de maximale huur in schaarstegebieden met maximaal 25 punten omhoog mag. Voor een gewilde woning in zeg Utrecht kan de maximale huur daardoor op termijn zo’n 100 euro hoger zijn dan voor een vergelijkbaar huis in, zeg, Zeeuws-Vlaanderen. Tenslotte wil het kabinet de doorstroming van huur naar koop verbeteren door de verkoop van woningen door corporaties te bevorderen.
Deze maatregelen worden in het regeerakkoord genoemd. Maar dat betekent niet dat ik daarmee wil volstaan. Ook in de richting van de wooncorporaties heb ik mijn bereidheid al aangegeven om verder te gaan bij het zoeken naar oplossingen voor de bouw- en woningmarkt. Zo valt te onderzoeken of marktwerking en doorstroming kunnen worden gestimuleerd door flexibele huurcontracten, bijvoorbeeld tijdelijke huurcontracten. Veel huurders hebben terecht behoefte aan een in de tijd onbeperkt huurcontract. Maar er zijn mensen die slechts tijdelijk gebruik maken van een huurwoning en die in ruil voor de zekerheid dat zij de woning weer vrijmaken een lagere huurprijs zouden willen betalen. Wees gerust, het staat niet op stapel, maar ik noem het als voorbeeld dat we bereid moeten zijn nieuwe wegen in te slaan. Ik nodig de Woonbond uit om daarover mee te denken.
Ik ging daarnet al in op de wijkenaanpak en mijn oproep aan de woningcorporaties om daar prioriteit aan te blijven geven. Juist nu de eerste vruchten van die aanpak worden geplukt. U vraagt zich wellicht af waarom de wijkenaanpak dan niet is genoemd in het regeerakkoord. Voor veel dingen die de aandacht houden, geldt dat zij niet worden genoemd. Dat is eigen aan een regeerakkoord van een minderheidskabinet. De voortgezette aandacht voor de woonomgeving en leefbaarheid in buurten blijkt echter alleen al uit de keuze van de regering om verantwoordelijkheden voor wonen samen te voegen met die van binnenlandse zaken. Juist vanwege het aspect van leefbaarheid past wonen beter daar dan bij Infrastructuur en Milieu. Als het alleen ging om de woningbouw zou een combinatie met ruimtelijke ordening voor de hand liggen. Maar de bouw van een woning duurt maar een half jaar, de bewoning daarentegen minstens vijftig jaar. Dan gaat het niet om ruimtelijke ordening, maar om bestuurlijke ordening en menselijke omgeving. Wonen doe je niet in stapel stenen, een huis, maar in een buurt en in een gemeente. Aan dat gegeven kan beter recht gedaan worden in de samenloop van Binnenlandse Zaken en Wonen, dan elders.
Ik besef dat de maatregelen die ik hier heb geschetst niet zonder meer gunstig uitpakken voor iedereen. In de situatie waarin we zijn gekomen is dat ook onmogelijk. Verandering doet pijn, maar niet veranderen is behoud van ellende. Tegelijk probeert het kabinet de verandering gedoseerd te realiseren. Ook daarom wordt de hypotheekrente niet ter discussie gesteld, want dan zou de doorstroming uit de huurmarkt naar de koopmarkt geheel stokken.
Dames en heren,
We zijn hier om te gedenken wat de Woonbond in twintig jaar heeft bereikt en om vooruit te blikken. Dat laatste is niet alleen hosanna. Inzet is om te komen tot herstel van de totale woningmarkt, het op gang brengen van doorstroming opdat wachttijden voor een woning afnemen, zowel in de koop- als huursector. Dat vergt echter niet alleen maatregelen; het vergt ook overleg. Tussen u en mij, tussen de verhuurders en mij en tussen u en de verhuurders. Dat laatste is op landelijk niveau nog steeds niet goed van de grond gekomen. Aan constructieve opstelling geen gebrek, maar ik constateer dat partijen kennelijk zo vaak van mening verschillen dat het zelden lukt om tot overeenstemming te komen. Misschien is de tijd rijp voor een nationaal akkoord. De Aedesvoorzitter Marc Calon deed afgelopen donderdag een oproep aan alle betrokkenen -huurders, verhuurders, huiseigenaren en gemeenten- om tot een nationaal woonakkoord te komen, teneinde de woningmarkt weer in beweging te krijgen.
Zou het lukken zo’n akkoord te sluiten, dan kan ik dat alleen maar toejuichen, mits dat uiteraard niet op koste van de rijksoverheid gaat, want geld is er niet. Overeenstemming tussen de organisaties van verhuurders, huurders en andere betrokken partijen maakt de positie van de huursector als geheel sterker. Ik heb begrepen dat uw directeur dhr Paping zo’n woonakkoord helemaal ziet zitten. Het kabinet ziet hij minder zitten, dat is mij wel duidelijk. Maar mijnheer Paping hoe langer het kabinet zit, des te meer tijd heeft u voor een woonakkoord en dan kunnen de plannen uit het regeerakkoord ook effectief worden.
Ik wil de komende tijd graag samen met de Woonbond en alle andere betrokken partijen verder praten over hoe we de vraagstukken waar we met z’n allen voor staan, kunnen oplossen. In het belang van iedereen op de bouw- en de woningmarkt.
De Woonbond heeft de afgelopen twintig jaar laten zien dat je met een constructieve opstelling ver kunt komen en successen kunt boeken. Dat heeft ertoe geleid dat niemand in volkshuisvestingsland om de Woonbond heen kan. Dat is een grote verdienste van een op zich betrekkelijk kleine organisatie als de Woonbond.
Persoonlijk heb ik al helemaal bijzondere gevoelens bij deze verhouding. Afgelopen donderdag bij het Aedes congres zei ik dat ik een merkwaardig déja vu gevoel had bij de problematiek van de wooncorporaties in het licht van mijn ervaring met de pensioenfondsen. Bij de Woonbond heb ik dat déja vu gevoel eveneens. Bij het UWV zat Jan Laurier de centrale cliëntenraad voor; hier zit hij de Woonbond voor. Het is net alsof ik bij Binnenlandse Zaken thuiskom van Sociale Zaken. Hoe meer het verandert, hoe meer het gelijk blijft.
Dank u wel.