Inkomstenbelasting. Voordeel verkoop pand geen winst noch resultaat overige werkzaamheden

De staatssecretaris heeft laten weten waarom hij afziet van beroep in cassatie tegen de uitspraak van het hof dat het bij de verkoop van een (gesplitst) pand behaalde voordeel niet een te belasten resultaat uit overige werkzaamheden vormde.

A exploiteert een taxatiebureau in de vorm van een eenmanszaak. Hij taxeert onder andere woonhuizen. Ook verricht hij taxaties in het kader van de Wet WOZ en dient hij bezwaar- en beroepschriften tegen WOZ-beschikkingen in namens cliënten. A heeft een pand gekocht voor gebruik als eigen woning. Kort daarna stelt hij vast dat het pand niet geschikt is als eigen woning en besluit hij het pand juridisch te splitsen. Vervolgens verkoopt hij het pand in twee afzonderlijke appartementen met winst. In geschil is onder meer of de winst behaald met de verkoop van de boven- en benedenverdieping moet worden aangemerkt als winst uit onderneming dan wel als resultaat uit overige werkzaamheden.

Anders dan de rechtbank is het hof van oordeel dat geen sprake is van winst uit onderneming. Over de vermogensetikettering van het pand wordt overwogen dat de inspecteur niet aannemelijk heeft gemaakt dat het pand op enigerlei wijze dienstbaar is geweest aan de uitoefening van A’s onderneming of daarvoor geschikt was. A heeft dan ook niet de grenzen van de redelijkheid overschreden door het pand tot zij privévermogen te rekenen. Volgens het hof beschikte A niet over bijzondere kennis en deskundigheid omtrent dat deel van de onroerendgoedmarkt in Z waartoe het pand behoorde. De primaire stelling van de inspecteur (winst uit onderneming) wordt dan ook verworpen. De subsidiaire stelling dat het voordeel als resultaat uit overige werkzaamheden moet worden aangemerkt, wordt eveneens verworpen. Het geschil spitst zich daarbij toe op de vraag of het behaalde voordeel bij de verkoop van de beneden- en van de bovenverdieping redelijkerwijs voorzienbaar was. De inspecteur maakt niet aannemelijk dat de werkzaamheden van A normaal actief vermogensbeheer te boven zijn gegaan. De conclusie is dat het voordeel naar objectieve maatstaven redelijkerwijs niet te verwachten was. De hoger beroepen van A zijn gegrond.

De staatssecretaris ziet af van het instellen van beroep in cassatie. In een toelichting merkt hij op dat de feitelijke, niet onbegrijpelijke, oordelen van het hof tot de slotsom leiden dat geen sprake is van een voorzienbaar transactieresultaat dat in de heffing kan worden betrokken. Het hof is oordeelt verder dat de inspecteur, op wie, mede gelet op het feit dat het gaat om een navorderingsaanslag, de bewijslast rust, niet aannemelijk maakt dat de werkzaamheden van A normaal actief vermogensbeheer te boven zijn gegaan. De renovatiewerkzaamheden waarmee € 2000 is gemoeid, zijn bescheiden. Het invullen en indienen van het aanvraagformulier voor de splitsingsvergunning en de werkzaamheden van de notaris gaan normaal actief vermogensbeheer niet te boven. De vraag of bij dergelijke transacties sprake is van een belastbaar voordeel is sterk afhankelijk van de keuze en waardering van de bewijsmiddelen door het hof. Bij grensgevallen zijn verschillende opvattingen mogelijk en men kan het huldigen van een bepaalde opvatting niet onbegrijpelijk noemen. De staatssecretaris verwacht van het instellen van cassatieberoep dan ook geen succes.

Toelichting staatssecretaris van 5 november 2010 nr. DGB 2010-6717, n.a.v. uitspraken Hof Den Haag van 28 september 2010, 2009/00766, 2002-2004, Wet IB 2001