Bijlage - Kamerbrief inzake informatievoorziening over nieuwe Commissievoorstellen
Fiche 1: mededeling Breedband in Europa: investeren in digitale groei
1. Algemene gegevens
Titel voorstel
Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s inzake Breedband in Europa: investeren in digitale groei
Datum Commissiedocument
20 september 2010
Nr. Commissiedocument
COM(2010) 472 definitief
Pre-lex
http://ec.europa.eu/prelex/detail_dossier_real.cfm?CL=nl&DosId=199656
Nr. impact assessment Commissie en Opinie Impact-assessment Board
Niet opgesteld
Behandelingstraject Raad
De mededeling wordt behandeld in de VTE-Raad (Telecom) op 2/3 december 2010 (daarvoor Raadswerkgroep Telecom).
Eerstverantwoordelijk ministerie
Ministerie van Economische Zaken, Landbouw & Innovatie
Essentie voorstel
In de Digitale Agenda voor Europa is het doel gesteld dat in 2013 alle Europeanen kunnen aansluiten op basisbreedband, dat in 2020 alle Europeanen internettoegang hebben van meer dan 30Mbps én dat 50% of meer van de Europese huishoudens in 2020 een abonnement heeft van meer dan 100Mbps.
In de mededeling zet de Commissie uiteen hoe investeringen in ultrasnelle netwerken het best kunnen worden gestimuleerd, opdat de breedbanddoelstellingen worden behaald. De voornaamste doelstelling van deze mededeling is om de acties van nationale en decentrale overheden verder te ondersteunen. Zo geeft de mededeling aan hoe regionale en lokale overheden breedbandinvesteringen kunnen ondersteunen door investeringskosten te verlagen en door beter gebruik van bestaande EU-middelen. Ook kondigt de Commissie aan met de EIB (Europese Investeringsbank) te werken aan financieringsinstrumenten voor breedband. Lidstaten worden opgeroepen nationale breedbandplannen op te stellen met concrete maatregelen om de nationale breedbanddoelen te halen.
Deze mededeling wordt gepresenteerd als onderdeel van één breedbandpakket, samen met de aanbeveling over de nieuwe generatie toegangsnetwerken (Next Generation Access networks, NGA) en het beleidsprogramma voor radiospectrumbeleid. De NGA aanbeveling is reeds op 20 september jl. door de Commissie vastgesteld. 1 De aanbeveling gaat over de regulering van toegang van derde partijen tot supersnelle nieuwe generatie toegangsnetwerken en probeert een goede balans te vinden tussen het bevorderen van investeringen in die netwerken en het bevorderen van concurrentie. De nationale toezichthouders op het terrein van de elektronische communicatiesector moeten zoveel mogelijk rekening houden met deze aanbeveling. Voor het beleidsprogramma voor het radiospectrumbeleid is een separaat BNC-fiche opgesteld. 2
Kondigt de Commissie acties, maatregelen of concrete wet- en regelgeving aan voor de toekomst? Zo ja, hoe luidt dan het voorlopige Nederlandse oordeel over bevoegdheidsvaststelling, subsidiariteit en proportionaliteit en hoe schat Nederland de financiële gevolgen in?
In de mededeling noemt de Commissie een reeks acties die zij zal ondernemen en roept zij de lidstaten op zelf maatregelen te treffen. De focus hierbij ligt op maatregelen om investeringen in breedbandnetwerken te bevorderen (door investeringskosten te verlagen) en om concurrentie te versterken.
De Commissie zal:
in 2011 in samenwerking met de EIB een voorstel doen voor breedbandfinanciering;
lokale en regionale overheden begeleiden bij het gebruik van EU-middelen voor projectontwerp- en voorbereiding
voor lokale en regionale overheden richtsnoeren vaststellen over investeringen in breedband, om het volledige gebruik van de EU-middelen te faciliteren;
In 2012 zal de Commissie de praktijken op het gebied van kostenreductie evalueren. Eind 2013 wil de Commissie het gebruik van de financiering van hogesnelheids-breedband versterken en rationaliseren via EU-instrumenten binnen de context van het huidige financiële kader.
De Commissie roept de lidstaten tevens op om:
nu snel de NGA-aanbeveling en belangrijke aspecten van het Europese programma inzake het radiospectrumbeleid uit te voeren;
nationale breedbanddoelstellingen vast te stellen en operationele plannen goed te keuren die in lijn zijn met de Europese breedbanddoelstelling (de Commissie zal de nationale plannen in 2011 evalueren);
nationale maatregelen te treffen om de kosten voor de investering in breedband te beperken.
Bevoegdheidsvaststelling
De EU kent een gedeelde bevoegdheid op het gebied van breedband (interne markt). Er is geen sprake van juridisch bindende maatregelen of wetgeving.
Subsidiariteit
De voorgestelde acties en maatregelen voldoen volgens Nederland aan de eisen van subsidiariteit. Nederland onderschrijft het grote belang van internet voor de maatschappelijke en economische ontwikkeling van de interne digitale markt. De ontwikkeling van breedbandnetwerken in geheel Europa is noodzakelijk om de mogelijkheden die het internet biedt in hun volle potentie te kunnen benutten. Nederland verkeert in de enigszins unieke positie dat breedbandnetwerken reeds in grote mate beschikbaar zijn, waardoor de doelstellingen van de Europese Commissie voor 2020 al grotendeels zijn gehaald. Echter, in de meerderheid van de Europese lidstaten zal nog veel werk verzet moeten worden voor zij de doelstellingen ook kunnen halen. De acties van de Europese Commissie kunnen de lidstaten daarbij ondersteunen en ertoe bijdragen dat de doelstellingen eerder kunnen worden gerealiseerd.
Proportionaliteit
Gezien het vrijblijvende karakter van de aangekondigde acties, die tot doel hebben de lidstaten te ondersteunen, is Nederland van mening dat deze oproep van de Europese Commissie aan lidstaten proportioneel is. Nederland loopt in Europa voorop met de ontwikkeling van supersnel breedband. De meeste acties betreffen ondersteuning van decentrale overheden bij het beter besteden van (bestaande) EU-middelen voor investeringen in breedband. Verder worden lidstaten opgeroepen om plannen te maken in lijn met de Europese breedbanddoelstellingen, en maatregelen te treffen om investeringskosten te beperken. De mededeling geeft daarbij suggesties voor maatregelen, maar laat de lidstaten vrij om zelf tot passende maatregelen te komen. De Commissie geeft aan, de nationale breedbandplannen van de lidstaten te zullen evalueren (naar verwachting geen bindend karakter), evenals de praktijken op het gebied van kostenreductie.
Nederland hecht grote waarde aan de beschikbaarheid van breedband in heel Europa en een concurrerende markt waarin de uitrol van supersnel breedband wordt bevorderd. De voorgestelde acties passen binnen dit streven.
Financiële gevolgen
De financiële gevolgen van deze acties zijn beperkt voor Nederland. Lidstaten hebben de vrijheid om een eigen nationaal breedbandplan vast te stellen. Maatregelen van de Commissie betreffen met name begeleiden van plaatselijke overheden en betere benutting van bestaande EU-middelen. Nederland heeft de Europa 2020-doelstellingen op dit terrein al grotendeels bereikt.
Een aandachtspunt is het plan van de Commissie om samen met de EIB in het voorjaar van 2011 concrete voorstellen op te stellen voor financieringsinstrumenten ter aanvulling vande bestaande middelen voor de financiering van breedbandinfrastructuur. De Commissie stelt: “Om financiering voor infrastructuurprojecten met een hoger risico los te maken, zouden dergelijke instrumenten uit speciale financiële middelen moeten kunnen putten die uit een bijdrage van de EU moeten komen.” Nederland is van mening dat de financiële middelen gevonden dienen te worden binnen de bestaande financiële kaders van de EU-begroting. Nederland zal de voorstellen mede op basis van dit uitgangspunt beoordelen.
4. Nederlandse positie over de mededeling
Nederland hecht grote waarde aan de beschikbaarheid van breedband in heel Europa en een concurrerende markt waarin de uitrol van supersnel breedband wordt bevorderd. De voorgestelde acties in de mededeling passen binnen dit streven.
Wat betreft de beschikbaarheid van breedbandnetwerken, verkeert Nederland in een unieke positie. Door de intense concurrentie tussen KPN, de onafhankelijke internet service providers (ISPs) en de kabelexploitanten loopt Nederland voorop in Europa met de ontwikkeling van supersnel breedband. Zowel KPN als de kabelexploitanten hebben de capaciteit van hun landelijk dekkend netwerk vergroot door nieuwe standaarden te introduceren.. Daarnaast rolt KPN op lokaal niveau glasvezelnetwerken uit in een gemeenschappelijke onderneming met Reggefiber. Hierdoor is Nederland al goed op weg om de ambitie van de Commissie voor 2020 te realiseren. Reeds 97% van alle huishoudens heeft toegang tot 30Mbps en zelfs 87% heeft de keuze voor toegang tot een netwerk van 100Mbps of meer 3 .
Het huidige nationale breedbandbeleid richt zich vooral op het in stand houden van een concurrerende markt. De Europese plannen sluiten redelijk op het bestaande Nederlandse breedbandbeleid. Nederland steunt de nadruk die de mededeling legt op de centrale rol voor marktpartijen (‘de markt is aan zet´) en op een decentrale aanpak (rol van gemeenten, regio’s en provincies) voor het verlagen van investeringskosten en het stimuleren van investeringen. De Rijksoverheid ondersteunt de provincies en gemeenten reeds bij het nastreven van hun breedbandvisie, door middel van de handreiking ´Goed op weg met Breedband’ en de menukaart van de TaskForce NGN 4 . Ook de wetswijziging van art 5.14 van de Telecomwet heeft tot doel interventies door gemeenten bij het stimuleren van breedband te vergemakkelijken, met inachtneming van het regelgevend kader voor staatssteun. Daarnaast zal Nederland een nationaal breedbandplan opstellen in lijn met de Europese doelstellingen, zoals de Commissie verzoekt. De Tweede Kamer heeft ook om een dergelijk breedbandplan gevraagd (motie Vendrik en Van der Ham5).
Er zijn twee accentverschillen tussen het Europese en het Nederlandse breedbandbeleid:
Veel aandacht van de Commissie gaat naar (co)financiering door de overheid. De strekking van het Nederlandse beleid is dat gemeenten en provincies eerst moeten kijken naar wat ze kunnen doen om investeringskosten te verlagen en investeringszekerheid te vergroten (zoals gecoördineerd graven in de ondergrond). Pas als uiterste middel is een overheidsbijdrage te overwegen – en dan strikt binnen nationale en Europese kaders voor mededinging en staatssteun. Het verschil tussen de Europese en nationale visie hangt sterk samen met het feit dat Nederland veel minder afgelegen en dunbevolkte (en dus onrendabele) gebieden kent dan de andere lidstaten.
De breedbandmededeling van de Commissie richt zich op infrastructuur. In Nederland zijn de Europese doelstellingen voor 2020 op het gebied van breedband al vrijwel gehaald.
Fiche 2: mededeling kansen en uitdagingen voor de Europese film in het digitale tijdperk
1. Algemene gegevens
Titel voorstel
Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de
Raad, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s inzake kansen en uitdagingen voor de Europese film in het digitale tijdperk
Datum Commissiedocument
24 september 2010
Nr. Commissiedocument
COM (2010) 487
Pre-lex
ec.europa.eu/prelex/detail_dossier_real.cfm?CL=fr&DosId=199669
Nr. impact assessment Commissie en Opinie Impact-assessment Board
Niet opgesteld
Behandelingstraject Raad
Via raadswerkgroep Audiovisueel naar de Onderwijs, Jeugd, Cultuur en Sportraad van 18-19 november 2010 (Raadsconclusies).
Eerstverantwoordelijk ministerie
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Essentie voorstel
De mededeling beschrijft het belang van de Europese film bij de vorming van Europese identiteiten en de rol die de film speelt in de Europese agenda voor cultuur. De snelle verandering van het audiovisuele landschap wereldwijd biedt talloze kansen voor de Europese film en de audiovisuele industrie, mits een oplossing wordt gevonden voor de uitdagingen inzake investeringen in (digitale) uitrusting, opleiding en nieuwe businessmodellen. De mededeling is een uitvloeisel van de Digitale Agenda 5 (een van de kerninitiatieven van de Europa 2020 strategie) en bouwt voort op het werk van een groep van deskundigen en een publieksraadpleging.
Een van de uitdagingen volgens de mededeling zal zijn om bioscopen in stand te houden ondanks de drempel van de hoge kosten die digitale uitrusting met zich meebrengt. De Europese Commissie zal een actieplan opstellen voor de digitalisering van bioscopen.
3. Kondigt de Commissie acties, maatregelen of concrete wet- en regelgeving aan voor de toekomst? Zo ja, hoe luidt dan het voorlopige Nederlandse oordeel over bevoegdheidsvaststelling, subsidiariteit en proportionaliteit en hoe schat Nederland de financiële gevolgen in?
De Commissie wil een kader scheppen voor de ondersteuning van de digitale bioscoopvertoning in Europa. Daartoe wil de Commissie een actieplan opzetten. Onderdelen van dit actieplan zijn o.a.:
het opstellen van een voortgangsverslag over de normalisatie van digitale projectie (2010);
het verstrekken van een opdracht tot een studie over de kosten van digitale uitrusting van bioscopen;
het opzetten van een nieuw MEDIA-steunprogramma voor digitalisering (2010);
het uitbreiden van het onderzoek naar de mogelijkheden van het productiegarantiefonds van het MEDIA programma om daarmee de toegang tot financiering van digitalisering te vergemakkelijken (2011);
het uitbrengen van een aanbeveling over het bevorderen van de digitalisering van de Europese film (2011);
het uitbrengen van een mededeling over de filmsector met o.a. criteria om overheidssteun aan digitalisering van bioscopen te evalueren (2012).
Bevoegdheidsvaststelling
De EU is op basis van artikel 167 VWEU bevoegd het cultuurbeleid van de lidstaten te ondersteunen en aan te vullen. Tevens kan hier gedacht worden aan de bevoegdheid van de EU om op basis van artikel 173 VWEU de aanpassing van de industrie aan structurele wijzigingen te bespoedigen en een gunstig klimaat voor de ontwikkeling van ondernemingen in de gehele Unie, met name voor het midden- en kleinbedrijf, te bevorderen.
Subsidiariteit en proportionaliteit
Voor wat betreft het formuleren van een kader voor ondersteuning van de digitale bioscoopvertoning is de beoordeling van de subsidiariteit en proportionaliteit positief. Het formuleren van het kader op zichzelf past binnen de aanvullende/ondersteunende bevoegdheid van de EU. Het voorgestelde Europese optreden gaat niet verder dan noodzakelijk. Lidstaten houden de bevoegdheid om nationaal filmbeleid te formuleren.
De in de mededeling genoemde maatregelen die onderdeel zullen worden van een nog vast te stellen actieplan kunnen pas definitief worden beoordeeld op subsidiariteit (en proportionaliteit) zodra deze maatregelen zijn uitgewerkt in concrete acties. Het kabinet acht het echter niet wenselijk om de overgang van een analoge naar een digitale uitrusting van bioscopen via de Europese begroting te financieren, zoals wordt gesuggereerd door enkele aangekondigde maatregelen. Het is primair aan marktpartijen om bioscoopuitrusting te moderniseren, zoals marktpartijen zich in Nederland hebben verenigd (Cinemadigitaal.nl) om de digitalisering binnen twee jaar te realiseren.
Financiële gevolgen
Nederland zal de Commissie vragen precies aan te geven wat het financiële beslag van de toekomstige voorstellen zal zijn. Nederland is van mening dat de financiële middelen gevonden dienen te worden binnen de bestaande financiële kaders van de EU-begroting. Budgettaire gevolgen worden ingepast op de begroting van de beleidsverantwoordelijke departementen, conform de regels van de budgetdiscipline.
4. Nederlandse positie over de mededeling
Nederland kan op hoofdlijnen instemmen met de conclusies van de Commissie. De definitieve beoordeling van de acties zoals voorzien voor het actieplan zal op een later moment geschieden. Nederland deelt de analyse van Europese Commissie zoals beschreven in de mededeling: de kleine, weinig draagkrachtige, bioscoopexploitanten en niet-commerciële filmtheaters (in Nederland gaat het om circa 220 van de in totaal 700 filmdoeken) hebben het extra moeilijk in het VPF (Virtual Print Fee) 6 -model. De reden hiervoor is dat zij veel minder first runsdraaien of zelfs helemaal geen toegang hebben tot het VPF-model omdat zij vrijwel uitsluitend Europese kwaliteitsfilms draaien.
Eventuele Europese steun aan filmexploitanten, mag niet ten koste gaan van de bestaande Europese budgetten voor filmproducenten.
Fiche 3: mededeling doorgifte van passagiersgegevens (PNR) aan derde landen
1. Algemene gegevens
Titel voorstel
Mededeling van de Commissie over de algemene aanpak van de doorgifte van passagiersgegevens (Passenger Name Record – PNR) aan derde landen.
Datum Commissiedocument
21 september 2010
Nr. Commissiedocument
COM (2010) 492
Pre-lex
http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=COM:2010:0492:FIN:EN:PDF
Nr. impact assessment Commissie en Opinie Impact-assessment Board
Niet opgesteld.
Behandelingstraject Raad
JBZ-attachés, Cats een JBZ-Raad (tijdens Belgisch voorzitterschap).
Eerstverantwoordelijk ministerie
Ministerie van Veiligheid en Justitie
2. Essentie voorstel
In deze mededeling geeft de Europese Commissie aan dat de aanpak van de doorgifte van PNR-gegevens aan landen buiten de EU moet worden herzien. PNR (Passenger Name Record) is een bestand van reisgegevens van een passagier en bevat alle informatie die een luchtvaartmaatschappij nodig heeft om reserveringen te kunnen verwerken en controleren. Het betreft onder anderereisdata en reistraject, contact- en adresgegevens van passagiers. De mededeling van de Commissie heeft betrekking op PNR-gegevens van passagiers die reizen tussen de Europese Unie en een derde land.
Als aanleiding voor de herziening ziet de Commissie de toename van het gebruik van PNR-gegevens. PNR-gegevens worden steeds vaker gebruikt als een regulier en noodzakelijk aspect van de rechtshandhaving. De Commissie wil ervoor zorgen dat er stevige garanties zijn voor de gegevensbescherming en eerbiediging van de grondrechten van passagiers.
PNR-gegevens worden momenteel verstrekt door luchtvaartmaatschappijen in de EU aan Australië, Canada en de Verenigde Statenop grond van overeenkomsten tussen de EU en deze landen. Deze mededeling zal ook het uitgangspunt vormen voor de sluiting van nieuwe PNR-overeenkomsten met deze landen.
Het overgrote deel van de criteria in de mededeling heeft betrekking op een goede bescherming van de privacy van reizigers. Veel van deze criteria maken al onderdeel uit van geldende Europese en/of nationale regelgeving. De criteria zullen worden gebruikt als onderhandelingsrichtsnoeren tussen de EU en alle derde landen die een verzoek doen om een overeenkomst te sluiten over de doorgifte van PNR-gegevens.
De criteria betreffen:
Aspecten voor de privacybescherming:
Doelbinding: de verwerking mag niet verder gaan dan noodzakelijk voor vooraf vastgestelde doeleinden (bijvoorbeeld bestrijding van terrorisme en zware criminaliteit);
Uitwisseling van PNR-gegevens moet beperkt worden tot het minimum en moet evenredig zijn;
Geen gebruik van bijzondere persoonsgegevens, tenzij in uitzonderlijke omstandigheden en dan slechts indien er in het derde land passende waarborgen zijn;
PNR-gegevens moeten worden beveiligd tegen misbruik;
Onafhankelijke instantie met efficiënte interventie- en handhavingsmogelijkheden dient toe te zien op het gebruik van PNR-data;
Passagiers hebben het recht om geïnformeerd te worden over het doel, bestemming en toepasselijk recht van verwerking van hun gegevens;
Passagiers hebben het recht hun gegevens in te zien en deze te laten corrigeren en wissen;
Passagiers hebben het recht om beroep in te stellen wanneer inbreuk is gemaakt op hun privéleven of indien de regels inzake gegevensbescherming zijn overtreden;
Beslissingen die voor individuele passagiers negatieve effecten hebben, mogen niet louter op automatische verwerking zonder menselijke tussenkomst zijn gebaseerd;
PNR-gegevens mogen niet langer worden opgeslagen dan noodzakelijk;
Beperkingen op doorverstrekking naar andere publieke autoriteiten en aan een ander derde land.
Praktische regels voor de doorgifte van PNR-gegevens.
Doel van deze regels is rechtszekerheid te creëren voor de passagiers en voor de luchtvaartmaatschappijen en te zorgen dat de kosten voor de luchtvaartmaatschappijen aanvaardbaar worden gehouden.Normen inzake toezicht op de correcte naleving van de overeenkomst.
Dit betreft toezicht op naleving van de vastgestelde waarborgen op privacybescherming in het derde land en effectieve geschillenbeslechting.Er moet worden gezorgd voor wederkerigheid. Met name dienen derde landen hun bevindingen die zijn afgeleid van PNR-gegevens door te geven aan Europol, Eurojust en de EU-lidstaten.
De mededeling van de Commissie ziet niet op Advance Passenger Information (API-gegevens). API-gegevens betreffen de gegevens op de machineleesbare strook op een paspoort of identiteitskaart. Deze gegevens worden doorgaans niet verwerkt bij het reserveren van een vliegreis, maar pas bij het inchecken. De regels omtrent het gebruik van API-gegevens worden in de Europese Unie bepaald door richtlijn 2004/82/EG.
Kondigt de Commissie acties, maatregelen of concrete wet- en regelgeving aan voor de toekomst? Zo ja, hoe luidt dan het voorlopige Nederlandse oordeel over bevoegdheidsvaststelling, subsidiariteit en proportionaliteit en hoe schat Nederland de financiële gevolgen in?
De Commissie geeft in deze mededeling haar inzet weer met betrekking tot de criteria op basis waarvan toekomstige onderhandelingsmandaten kunnen worden opgesteld voor het sluiten van overeenkomsten tussen de EU en specifieke derde landen over de doorgifte van PNR-gegevens.
Bevoegdheid
De EU heeft de bevoegdheid PNR-overeenkomsten met derde landen te sluiten op grond van de bevoegdheden in het kader van de justitiële samenwerking in strafzaken (hoofdstuk 4 VWEU) en de politiële samenwerking (hoofdstuk 5 VWEU). Samenhangend heeft de EU de bevoegdheid om internationale overeenkomsten te sluiten op basis van artikel 216 VWEU volgens de procedures van artikel 218 VWEU.
Subsidiariteit en proportionaliteit
Een algemene aanpak van de doorgifte van PNR-gegevens voor toekomstige onderhandelingen met derde landen zal bijdragen aan uniformiteit bij het gebruik van PNR-gegevens door derde landen. Dat is een belangrijk aspect voor de passagiers (rechtszekerheid) alsook voor de luchtvaartmaatschappijen (eenvormige wijze van verstrekking). Een gemeenschappelijke Europese aanpak geeft de EU-lidstaten (waaronder Nederland) bovendien een sterke positie ten opzichte van derde landen om privacybescherming en de eerbiediging van de grondrechten van de betrokken burgers te waarborgen. Ook is een gemeenschappelijke aanpak van belang om te voorkomen dat lidstaten op individuele basis verstrekking van PNR-gegevens aan derde landen toestaan aan hun luchtvaartmaatschappijen en zodoende luchtvaartmaatschappijen uit andere EU-lidstaten die ook (willen) opereren op vluchtroutes naar het betreffende derde land maar waar verstrekking van PNR-gegevens niet is toegestaan, wegconcurreren. Dit heeft ook negatieve gevolgen voor het level playing fielden de aantrekkelijkheid van de aangeboden (doorvoer)routes vanuit luchthavens.
Wat Nederland betreft is daarmee aan de subsidiariteitseis voldaan.
Naar het oordeel van Nederland zijn de criteria die de Commissie in haar mededeling beschrijft proportioneel. PNR-gegevens bevatten details over de reservering en de reisroute van passagiers die noodzakelijk zijn voor bevoegde autoriteiten om de passagiers te detecteren die een risico voor de veiligheid vormen (onbekende verdachten) en om - in combinatie met de API-gegevens - passagiers te identificeren die een misdrijf hebben gepleegd (bekende verdachten). PNR-gegevens kunnen eveneens van groot belang zijn voor derde landen in opsporingsonderzoeken naar zware strafbare feiten. Het gebruik van PNR-gegevens door derde landen mag niet ruimer zijn dan wat nodig is voor het bereiken van de doeleinden (bestrijding van terrorisme en zware grensoverschrijdende criminaliteit). De criteria in het advies van de Commissie bieden voldoende basis om strikte waarborgen op de bescherming van privacy en grondrechten af te spreken en hierop toezicht te houden.
Financiële gevolgen voor Nederland en/of EU
De verwachting is dat uit deze mededeling geen grote financiële gevolgen zullen voortvloeien. Het betreft een herziening van de bestaande aanpak van doorgifte van PNR-gegevens aan derde landen buiten de EU. Voorzover de in deze mededeling genoemde privacycriteria nu nog geen onderdeel uitmaken van geldende Europese en/of nationale regelgeving heeft dit financiële gevolgen. Indien het voorstel budgettaire gevolgen heeft, worden deze ingepast op de begroting van de beleidsverantwoordelijke departementen, conform de regels van de budgetdiscipline. Nederland is verder van mening dat financiële middelen gevonden dienen te worden binnen de bestaande financiële kaders van de EU-begroting.
4. Nederlandse positie over de mededeling
Nederland is voorstander van het streven naar uniformiteit en een goede waarborging van de privacybescherming bij de onderhandelingen met derde landen over de doorgifte van PNR-gegevens. Dit is des te belangrijker gezien de ontwikkeling dat PNR-gegevens steeds vaker worden gebruikt als een regulier en noodzakelijk aspect van de rechtshandhaving bij de bestrijding van terrorisme en zware grensoverschrijdende criminaliteit.
Het advies van de Commissie om deze aspecten in criteria op te nemen die de basis moeten vormen voor toekomstige onderhandelingen van de EU met derde landen over de doorgifte van PNR-gegevens van reizigers uit de EU wordt dan ook als positief beoordeeld. Het kabinet is van mening dat de voorgestelde criteria op adequate wijze invulling geven aan het belang van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en gegevensbescherming. De criteria geven de onderhandelaars voldoende ruimte om tot een overeenkomst te komen tussen de EU en een derde land waarbij rekening kan worden gehouden met de eigenheid van het rechtsstelsel van het derde land in kwestie en de privacybescherming te waarborgen.
Nederland heeft bij onderhandelingen met derde landen in EU-verband een sterkere positie dan individueel. Verder is Nederland ervoor om een gelijk speelveld te bereiken op het gebied van de aantrekkelijkheid van luchthavens in EU-lidstaten. Met een gemeenschappelijke aanpak wordt voorkomen dat lidstaten op individuele basis verstrekking van PNR-gegevens aan derde landen kunnen toestaan aan hun luchtvaartmaatschappijen.
1 Aanbeveling van de Commissie van 20.9.2010 over gereglementeerde toegang tot toegangsnetwerken van de nieuwe generatie (NGA-netwerken) SEC(2010) 1037
2 Zie BNC-fiche 2010(471).
3 De hoge beschikbaarheid van 100Mbps of meer is met name te danken aan de kabelnetten met de nieuwe docsis3.0 standaard. Bron: NLKabel, oktober 2010
4 Handreiking bestemd voor gemeenten, provincies en woningcorporaties die een actieve rol willen spelen in het stimuleren van de uitrol en het gebruik van breedband in hun regio. http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/breedband/handreiking-breedband , http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/breedband/taskforce-ngn
5 COM (2010) 245 van 19-5-2010
6 VPF is een financierings mechanisme voor de eerste aankoop van een digitale bioscoop uitrusting.
9
Bijlage fichedocument, pagina