Kamerbrief inzake antwoorden op vragen van de leden Kortenoeven en Wilders over de aanzwellende islamitische jihad in Indoensië tegen christenen

Geachte Voorzitter,

Graag bied ik u hierbij de antwoorden aan op de schriftelijke vragen gesteld door

de leden Kortenoeven en Wilders (beiden PVV) aan de minister van

Buitenlandse Zaken over de aanzwellende islamitische jihad in Indonesië tegen

christenen. Deze vragen werden ingezonden op 12 oktober 2010 met kenmerk

2010Z14506.

Dr. U. Rosenthal

Minister van Buitenlandse Zaken

Vragen van de leden Kortenoeven en Wilders (beiden PVV) aan de minister van Buitenlandse Zaken over de aanzwellende islamitische jihad in Indonesië tegen christenen. (Ingezonden 11 oktober 2010)

Vraag 1
Kent u het bericht ‘Vrijheid van godsdienst in Indonesië zwaar onder vuur’? 1)

Antwoord op vraag 1

Ja.

Vraag 2

Hoe beoordeelt u de berichten over de aanzwellende islamitische jihad tegen Indonesische christenen?

Antwoord op vraag 2

Ik neem met bezorgdheid kennis van de berichten over toenemende intolerantie en incidenten jegens religieuze minderheden in Indonesië, waaronder christenen en Ahmadiyah-aanhangers.

Vraag 3
Bent u nog steeds niet van mening dat de Indonesische overheid religieuze intolerantie gedoogt? 2)

Vraag 4
Bent u bereid de situatie van de Indonesische christenen aan de orde te stellen in internationale organisaties zoals de Mensenrechtenraad in Genève? Zo nee, waarom niet?

Antwoord op vragen 3 en 4

In algemene zin ben ik die mening nog steeds toegedaan. Religieuze pluriformiteit en godsdienstvrijheid zijn in de Indonesische grondwet vastgelegd. Er bestaan kleine groeperingen die deze pluralistische grondhouding niet erkennen en hun heil zoeken in radicale oplossingen, zoals het aanvallen van gebouwen en personen van religieuze stromingen waartegen zij zich menen te moeten verzetten (zie ook de beantwoording van uw kamervragen d.d. 5 juli 2010, kamerstuk 32 431). Deze groeperingen zijn de laatste tijd actiever geworden. Het ontbreekt lokale overheden vaak nog aan de capaciteit, maar soms ook aan de wil, om hier tegen op te treden.

De Nederlandse regering volgt de mensenrechtensituatie, waaronder de situatie ten aanzien van de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging in Indonesië, op de voet, vraagt hiervoor regelmatig aandacht bij de Indonesische autoriteiten en zal dit ook in de toekomst blijven doen. Ook tijdens de EU-Indonesië mensenrechtendialoog van 29 juni 2010 is deze kwestie opgebracht bij de Indonesische autoriteiten.

In algemene zin geldt dat Nederland in diverse internationale fora opkomt voor de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging en de bescherming van (religieuze) minderheden. Zo heeft Nederland actief bijgedragen aan de EU resolutie inzake de bestrijding van religieuze intolerantie, die thans in de derde commissie van de VN wordt uitonderhandeld. Mede op Nederlands initiatief wordt hierin expliciet het recht erkend van een ieder om van godsdienst te veranderen dan wel afstand te doen van de eigen religie. Verder heeft Nederland zich ingespannen voor het EU actieplan inzake bevordering van godsdienstvrijheid in derde landen. Dit plan voorziet in het consequent aan de orde stellen van de vrijheid van godsdienst in veertig landen, waar deze sterk onder druk staat. De volgende zitting van de Mensenrechtenraad is in maart 2011. Nederland zal hier zeker aandacht besteden aan godsdienstvrijheid, de positie van religieuze minderheden en indien nodig plaatsen waar deze vrijheid onder druk staat. In hoeverre hierbij specifieke gevallen ter sprake moeten worden gebracht, zal tegen die tijd worden bezien.

1) De Volkskrant, ‘Vrijheid van godsdienst in Indonesië zwaar onder vuur’, 7 oktober 2010

2) Kamerstuk 32 431