Bijlage Verslag - Kamerbrief inzake Verslag van de Raad Buitenlandse Zaken van 25 oktober 2010

Verslag Raad Buitenlandse Zaken van 25 oktober 2010

Voorbereiding Toppen

De Raad Buitenlandse zaken (RBZ) sprak over de voorbereiding van de EU-VS top (20 november as.), van top van de Unie voor de Mediterrane Regio (UMR, 20-21 november as.) en van de EU-Oekraïne top (22 november as.). De Europese Raad (ER) van 28/29 oktober zal de hoofdlijnen van de EU-positie voor de toppen met de VS, Oekraïne en Rusland vaststellen.

De Raad benadrukte dat de EU-VS top de gemeenschappelijke wil van de EU en VS moet markeren om voortgang te maken ten aanzien van de grote mondiale vraagstukken, zoals bestrijding van de economische crisis, klimaatverandering en veiligheid. Meerdere ministers noemden dat onder andere versterkte afstemming van het macro-economisch beleid aan de orde moet komen, evenals samenwerking in de aanloop naar de klimaattop in Cancún en nauwere samenwerking op veiligheidsgebied, bijvoorbeeld bij de bestrijding van terrorisme en piraterij en in regio’s als Soedan en Pakistan.

De ministers benadrukten het belang van goede samenwerking met de Mediterrane regio en de mogelijkheden die de UMR biedt voor dialoog tussen de mediterrane partners onderling. Zij deelden de wens dat de top nu werkelijk zou doorgaan. De Raad zal op een later moment terugkomen op de kwestie van het Europese co-voorzitterschap van de UMR.

De Raad sprak over de strategische betekenis van Oekraïne op het gebied van energie, handel en regionale stabiliteit en het belang van een verstevigde relatie tussen de EU en Oekraïne, en sprak de wens uit dat de top voor nieuw momentum zal zorgen in de onderhandelingen over een Associatieovereenkomst en een zogenaamd Diep en Veelomvattend Handelsakkoord. Daarnaast werd gewezen op de gelegenheid om bij Oekraïne aan te dringen op economische hervormingen en op handhaving van democratische waarden. De ministers onderschreven het doel van visumliberalisatie met Oekraïne op lange termijn. Nederland drong er bij de Commissie op aan om voorafgaand aan een eventueel besluit over een Actieplan, een impact assessment te overleggen, dat onder andere de implicaties van visumvrijdom voor nationale veiligheid behandelt.

Cuba

De RBZ besprak de relatie met Cuba ter evaluatie van het sinds 1996 geldende Gemeenschappelijke Standpunt. Bij de discussie kwamen de toegezegde (en deels al uitgevoerde) vrijlating van 52 politieke gevangen en de recente economische hervormingen aan de orde.

Voor een groot aantal lidstaten, waaronder Nederland, vormden de ontwikkelingen in Cuba onvoldoende aanleiding om het Gemeenschappelijk Standpunt te herzien. Dat blijft dus ongewijzigd van kracht. Een aanzienlijk deel van de ministers benadrukte dat de EU kritisch moet blijven bezien hoe de Cubaanse autoriteiten hun toezeggingen nakomen.

De ministers waren het eens dat de Cubaanse stappen een reactie van de Europese Unie rechtvaardigen. Over de aard van deze reactie konden zij echter geen gemeenschappelijke visie bepalen. De ministers concludeerden dat het reflectieproces moet worden voortgezet en verzochten de HV de mogelijkheden voor volgende stappen te onderzoeken.

Georgië

Er was onder de ministers waardering voor de inspanningen van Georgië op het gebied van democratisering. De lokale verkiezingen van 30 mei jl. hebben laten zien dat Georgië voortgang heeft geboekt in de naleving van democratische standaarden. Het is zaak dat Georgië deze positieve lijn voortzet en verdere hervormingen realiseert. De aanbevelingen van de ODIHR missie zullen moeten worden doorgevoerd voor de eerstvolgende verkiezingen, voorzien in 2012 (parlementsverkiezingen) en 2013 (presidentsverkiezingen).

De ministers onderschreven het belang van blijvende betrokkenheid van de EU bij Georgië, onder meer met het oog op de stabiliteit in de regio. Zo is van belang dat de EU Georgië blijft ondersteunen bij het zoeken van toenadering tot de afvallige gebieden Abchazië en Zuid-Ossetië. Verder wees een aantal ministers op het belang van een sterke, zichtbare EU presentie in Georgië, die vorm moet worden gegeven door de EU-delegatie ter plekke en EUMM. Ministers onderstreepten het nut van de vredesbesprekingen in Genève, ondanks het moeizame verloop ervan, en de noodzaak van een blijvend constructieve en ondersteunende rol van de EU hierbij.

Sahel

De ministers spraken hun zorgen uit over de veiligheidssituatie in de Sahel. Criminaliteit en toenemend extremisme vormen een bedreiging voor zowel de mensen in de regio, als voor de Unie en haar burgers. De bedreigingen worden mede gevoed door de zwakke staatsstructuren in de regio en de slechte sociaal-economische en maatschappelijke situatie waarin de lokale bevolking verkeert. In dit licht heeft de Raad de HV verzocht in samenwerking met de Commissie een geïntegreerde strategie voor de regio aan de Raad voor te leggen. Deze zal mogelijke instrumenten moeten identificeren op het gebied van zowel diplomatie als ontwikkelingssamenwerking, GVDB en goed bestuur. Ook dient de strategie zoveel mogelijk bij bestaande initiatieven aan te sluiten. Afstemming en stroomlijning van EU-activiteiten met initiatieven van lidstaten en andere spelers is van belang. Naar verwachting zal de HV de strategie in het begin van volgend jaar presenteren.

MOVP

De ministers bespraken de stand van het Midden-Oosten Vredesproces (MOVP). Zij bevestigden hun steun aan de inspanningen van de VS en het Kwartet om de directe vredesbesprekingen tussen Israël en de Palestijnse Autoriteit voort te zetten en vervolgens tot een goed einde te brengen. De HV onderstreepte daarbij dat de EU, in aanvulling op de VS, een rol te vervullen heeft. De EU heeft invloed door haar traditioneel sterke banden in de regio en door haar steun aan de partijen via projecten. Diverse ministers benadrukten dat het belangrijk was goed contact te houden met alle partijen in Israel. Juist ook Israel kan via verdieping van de samenwerking met de EU worden gestimuleerd om voortzetting van de besprekingen mogelijk te maken. Onder anderen de HV noemde dat EU de situatie in Gaza goed moet blijven monitoren en bij partijen moet blijven benadrukken dat ook exporten van groot belang zijn

Europees Nabuurschapsbeleid (ENB)

HV Ashton en Commissaris Füle (uitbreiding en nabuurschap) gingen in op het reflectieproces over het Europees Nabuurschapsbeleid (ENB). Zeven jaar na de instelling van het ENB bezien zij met de Raad of en hoe dit beleid effectiever en coherenter kan worden gemaakt. De uitdaging is om de resultaten te consolideren en verder uit te bouwen, en daarbij voldoende oog te houden voor de verschillende uitgangssituaties en belangen van partnerlanden. In conclusies bevestigde de Raad deze analyse. De ministers wezen erop dat de betrokkenheid van de partnerlanden en hun toewijding aan gedeelde waarden en beginselen, zoals democratie, ‘rule of law’, respect voor menrechten en goed bestuur, bepalend zijn voor de voortgang op het bilaterale spoor van het ENB.

De ministers spraken steun uit voor de lange termijn doelstelling van visumliberalisatie voor de landen van het Oostelijk Partnerschap. Meerdere lidstaten, waaronder Nederland, benadrukten het belang van een zorgvuldig proces, waarbij voortgang wordt gemaakt op basis van het voldoen aan duidelijke, objectieve criteria. De ministers verzochten de Commissie om de Raad goed en vroegtijdig te informeren over de voortgang op dit vlak in de verschillende landen. (Zie onder ‘voorbereiding toppen’ voor nadere informatie over Oekraïne.)

De Commissie is voornemens in de eerste helft van 2011 een mededeling over dit onderwerp te presenteren.

Iran

De Raad stelde de sanctieverordening Iran vast, waarmee het Raadsbesluit van 26 juli jl. volledig kan worden geïmplementeerd. Er vond geen inhoudelijke bespreking plaats.