Bijlage-Verslag SO - Kamerbrief inzake Schriftelijk overleg met het oog op de Raad Buitenlandse Zaken van 25 oktober 2010

VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG RBZ 25 OKTOBER 2010

Vastgesteld 14 oktober 2010

Binnen de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken bestond bij vijf fracties de behoefte de minister van Buitenlandse Zaken enkele vragen en opmerkingen voor te leggen over zijn brief d.d. 11 oktober 2010 inzake de geannoteerde agenda van de Raad Buitenlandse Zaken van 25 oktober 2010 (21501-02, nr. 992).

De minister heeft op de vragen en opmerkingen geantwoord bij brief van …. 2010. De vragen en opmerkingen van de fracties en de antwoorden van de minister zijn hieronder afgedrukt.

De fungerend voorzitter van de commissie,

Ormel

De griffier van de commissie,

Van Toor

Algemeen

De leden van de PvdA-fractie danken de minister voor het verslag van de vorige RBZ-raad en de geannoteerde agenda voor de komende Raad van 25 oktober.

De leden van de CDA-fractie feliciteren de minister van Buitenlandse Zaken met zijn benoeming en hopen op een goede samenwerking.

De leden van de fractie van GroenLinks betreuren het dat er geen algemeen overleg kan plaatsvinden over de EU Raad Buitenlandse Zaken. GroenLinks wenst de nieuwe minister via deze schriftelijke weg succes bij zijn eerste optreden in dit gremium.

Midden-Oosten Vredesproces

Over het Midden-Oosten Vredesproces vragen de leden van de PvdA-fractie zich af waarom de minister het nodig acht de EU en de lidstaten op te roepen de inspanningen van de VS en het Kwartet om de vredesbesprekingen succesvol af te ronden te blijven onderstenen? Heeft de minister indicaties dat sommige EU-lidstaten de steun aan het lopende vredesproces zouden willen intrekken? Zo ja, om welke reden? Zo nee, is het dan geen loze oproep aangezien verwacht mag worden dat iedereen blijft hopen op succesvolle afronding van de vredesbesprekingen? De leden van de PvdA-fractie kunnen de minister steunen dat partijen zich moeten onthouden van eenzijdig optreden dat de vredesonderhandelingen kan verstoren. Israël moet inderdaad geen bouwactiviteiten ondernemen op de Westelijke Jordaanoever en de Palestijnen moeten niet nu al overgaan tot het uitroepen van een Palestijnse staat. Indien één van de partijen toch eenzijdig optreedt, welke consequenties zou dat volgens de minister moeten hebben? Op welke wijze wil de minister dat de EU laat merken dat die oproep haar ernst is? Is de minister het met de leden van de PvdA-fractie eens dat ook de EU zich lopende de vredesonderhandelingen moet onthouden van eenzijdige stappen die één van de onderhandelende partijen bevoordelen? Te denken valt bijvoorbeeld aan de uitbreiding van de relatie tussen de EU en Israël.

De leden van de CDA-fractie zijn van mening dat de Europese Unie volop moet streven naar de totstandkoming van een twee-statenoplossing en dat de EU zowel bij Israël als de Palestijnen moet aandringen op onderhandelingen die daartoe leiden. De CDA-fractie vindt dat de EU een nadrukkelijkere rol moet spelen en is niet tevreden met de huidige rol van de EU. Graag een reactie.

De geannoteerde agenda stelt dat de onderhandelingspartijen Israël en Palestina zich moeten onthouden van eenzijdig optreden. Is de minister met de leden van de SP-fractie van mening dat de herstart van de bouw van nederzettingen hoe dan ook niet mag doorgaan, omdat het de basis van vertrouwen van onderhandelingen vernietigt? Daaruit volgt dat de leden van de SP-fractie van mening zijn dat deze boodschap met kracht in de EU en het kwartet moet worden ingebracht. Pogingen om de bouw van nederzettingen op de bezette Westelijke Jordaanoever slechts tijdelijk te laten gelden, in ruil voor andere maatregelen, zoals de Israëlische loyaliteitswet moeten met kracht worden afgewezen. Is de minister bereid dit in de EU te bepleiten?

De leden van de fractie van GroenLinks maken zich zorgen over de situatie waarin het Midden-Oosten Vredesproces zich bevindt. Met het beëindigen van de bouwstop door Israël, en het belang van overeenstemming over land en grenzen, is het voor de Palestijnen bijna niet mogelijk om erop te vertrouwen dat Israel de intentie heeft om het vredesproces tot een goed einde te brengen. Hoe oordeelt de minister over het beëindigen van de bouwstop door Israël? Welke mogelijkheden ziet de minister om het vredesproces weer op gang te krijgen? Is hij bereid zich hiervoor in te spannen? De leden van de fractie van GroenLinks maken zich ook ernstig zorgen over de recente ontwikkelingen rond de ‘loyaliteitswet’ in Israël, waarbij elke niet-Jood die in aanmerking wil komen voor Israëlisch staatsburgerschap loyaliteit moet verklaren aan Israël ‘als Joodse en democratische staat’. De Israëlische regering heeft verklaard dat het wetsvoorstel gewenst is uit veiligheidsoverwegingen.

Wat is de opvatting van de minister over deze wet? Maakt hij zich net als deze leden zorgen over de implicaties voor de niet-joodse bevolking van Israel en de precedentwerking die het kan hebben voor deze bevolkingsgroep? Deelt de minister de mening van de Israëlische regering dat de wet de veiligheid bevordert? Hoe ziet de minister dit precies?

De leden van de SGP-fractie merken op, dat er steeds meer berichten zijn waaruit blijkt dat Hezbollah zich opmaakt – met actieve steun van Iran - voor een nieuwe strijd tegen Israël. Ondanks alle VN-resoluties die herbewapening van deze terreurgroep verbieden. Wat doet de internationale gemeenschap concreet? Wat komt er terecht van controle door de VN in Zuid-Libanon? Laten we toe dat er een herhaling plaats vindt van de escalatie van enige jaren geleden? Erkent de minister dat op deze wijze Israël gedwongen wordt om op een geëigend moment militair in te grijpen? De leden van de SGP-fractie informeren naar de precieze inhoud van het aanbod van de Israëlische regering om te komen tot een nieuwe bouwstop in ruil voor Palestijnse erkenning van de joodse staat. Hoe beoordeelt de minister dit aanbod? Hoe verklaart de minister dat de Palestijnse leiders dit aanbod direct van tafel hebben geveegd? Wat zegt dit over de perspectieven voor het vredesproces, als erkenning van de Joodse staat door de Palestijnse autoriteiten feitelijk een onmogelijkheid schijnt? Is erkenning van de Joodse staat door de Palestijnse autoriteiten geen conditio sine qua non voor een acceptabel vredesakkoord?

Antwoord van de minister :

De regering kan de PvdA-fractie melden dat er geen indicaties zijn dat EU-partners hun steun voor de inspanningen van de VS en het Kwartet willen intrekken. De oproep maakt duidelijk dat de regering van mening is dat activiteiten van de EU en haar lidstaten niet in de plaats kunnen komen van het proces dat onder leiding van de VS plaatsvindt, maar ter ondersteuning daarvan dienen. De EU-inbreng dient in nauwe afstemming met de VS en overige Kwartetpartners verzorgd te worden.

De PvdA- en de SP-fractie vragen naar eenzijdig optreden van partijen. De regering is tegen eenzijdig optreden, aangezien dit de voortgang van het vredesproces kan verstoren. Een duurzame oplossing zal slechts in overleg kunnen worden gevonden en de inspanningen van de internationale gemeenschap moeten daarvan ten dienste staan. De regering acht het juist nu noodzakelijk dat de internationale gemeenschap beide partijen stimuleert om de rechtstreekse onderhandelingen te hervatten.

Intensivering van de relaties met Israël, waar de PvdA-fractie naar verwijst, is de beste manier waarop de EU Israël kan beïnvloeden. Nederland is ook voorstander van een op maat gesneden opwaardering van de relatie van de EU met de Palestijnse Autoriteit (PA). Een dergelijke parallelle intensivering moet worden gezien als een aanmoediging aan beide partijen om de compromissen te sluiten die noodzakelijk zijn voor succesvolle onderhandelingen.

In antwoord op vragen van de fracties van de SP en GroenLinks wijst de regering erop dat Nederland steeds krachtig heeft gepleit, zowel in bilateraal als multilateraal kader, voor een onvoorwaardelijk moratorium op de bouw van nederzettingen, zowel op de Westelijke Jordaanoever als in Oost-Jeruzalem, zonder mitsen of maren. Deze opvatting draagt de EU ook uit. Alle partijen moeten zich houden aan de verplichtingen die zij zijn aangegaan. Voor Israël betekent dat – in de context van de implementatie van de Routekaart – beëindiging van de uitbreiding van bestaande nederzettingen en verwijdering van zgn. illegal outposts . Nederland betreurt dan ook het Israëlische besluit om de gedeeltelijke bouwstop op de Westelijke Jordaanoever niet te verlengen en dat deze geen betrekking had op Oost-Jeruzalem. Nederland dringt er in EU-verband, maar ook bilateraal bij Israël op aan ervoor te zorgen dat het verlopen van het moratorium niet leidt tot hervatting van bouwactiviteiten. Betrokken partijen dienen vertrouwenwekkende maatregelen te nemen en de directe besprekingen te hervatten. Alleen onderhandelingen zullen leiden tot het gewenste resultaat: een tweestatenoplossing, gebaseerd op de grenzen van 1967, met een veilig Israël en een onafhankelijk Palestina die in vrede naast elkaar bestaan. Nederland zal de inspanningen van de Verenigde Staten en het Kwartet gericht op succesvolle afronding van de directe vredesbesprekingen tussen Israël en de Palestijnse Autoriteit blijven ondersteunen.

De gesuggereerde uitruil tussen de nederzettingenbouwstop en de loyaliteitswetgeving, waar de SP-fractie naar vraagt, wijst de regering af. De bouwstop is een onderdeel van de Israëlische verplichtingen onder de Routekaart voor de Vrede. Daaraan is Israël gehouden uitvoering te geven, zoals de Palestijnen gehouden zijn uitvoering te geven aan hun verplichtingen, waaronder de strijd tegen terreur.

De CDA-fractie vraagt naar de rol van de EU in het MOVP. De EU is als lid van het Kwartet reeds nauw betrokken bij de totstandkoming van een tweestatenoplossing, en wordt door de VS, die het huidige proces leidt, voortdurend op de hoogte gehouden van de onderhandelingen tussen de PA en Israël. In dit verband vindt overleg plaats tussen de leden van het Kwartet, te weten de ministers van BZ van de VS en Rusland, de SGVN en de Hoge Vertegenwoordiger en tussen hun speciale gezanten voor het Midden-Oosten. Een aanvullende rol van de EU als rechtstreekse onderhandelingspartner zou het vinden van een oplossing op dit moment niet katalyseren. De regering meent dat de EU alleen een eigenstandige rol zou moeten willen spelen als dit het proces zou bespoedigen – het gaat om resultaten, niet om de zichtbaarheid van de EU.

De fractie van GroenLinks vraagt naar de zgn. ‘loyaliteitswet’. Het Israëlische kabinet heeft op 10 oktober 2010 een wetsvoorstel aangenomen dat stelt dat nieuwe niet-Joodse immigranten die het Israëlische staatsburgerschap aanvragen, trouw moeten zweren aan de staat Israël als een Joodse en democratische staat. De stemming in het Israëlische kabinet was niet unaniem: 22 leden van het kabinet stemden voor, 8 leden stemden tegen. Dit wetsvoorstel dient nu door het parlement te worden aangenomen. De regering wil afwachten hoe dit debat zal verlopen, zodat beter beoordeeld kan worden wat de implicaties ervan zijn voor de niet-Joodse bevolking van Israël -- ook wanneer een persoon deze eed niet zou willen afleggen -- en voor de veiligheid van Israël.

Ofschoon de berichten rondom de bewapening van Hezbollah, waar de SGP-fractie naar vraagt, vooralsnog niet verifieerbaar zijn gebleken door onafhankelijke bronnen, geven zij aanleiding om de situatie zeer nauwlettend te blijven volgen. Zo houdt de Special Coordinator for Lebanon van de VN, Michael Williams, toezicht op de naleving door partijen van de verplichtingen voortvloeiende uit onder andere VN-Veiligheidsraad resolutie 1701 en rapporteert hij hierover regelmatig aan de Veiligheidsraad. Ondertussen assisteert de vredesmacht UNIFIL de Libanese strijdkrachten onder meer bij het bestrijden van illegale wapeninvoer en het ontwapenen van milities in Zuid-Libanon. Vastgesteld moet worden dat het werk en de aanwezigheid van deze vredesmacht er in hoge mate aan heeft bijgedragen dat het al vier jaar rustig is in Zuid-Libanon. Ieder land heeft het recht om binnen de grenzen van het internationaal recht de veiligheid van zijn eigen grondgebied en van zijn burgers te beschermen.

De leden van de SGP-fractie informeren naar de precieze inhoud van het aanbod van de Israëlische regering om te komen tot een nieuwe bouwstop in ruil voor Palestijnse erkenning van de joodse staat. De regering is voorstander van een onvoorwaardelijke bouwstop, conform Israëls verplichtingen onder de Routekaart. Het geconditioneerde aanbod, waarin sprake zou zijn van een koppeling tussen de erkenning van het Joodse karakter van de staat Israël en deze tijdelijke bouwstop, past niet binnen dit uitgangspunt. Naar het oordeel van de regering dienen partijen in de directe onderhandelingen zelf overeenstemming te vinden over de vraag of en hoe het karakter van de staat Israël vastgelegd moet worden. Het is aan landen zelf om hun nationale karakter te definiëren, en dit staat los van de vraag om voorafgaande erkenning van de staat Israël zelf door de Palestijnen. De erkenning van de staat Israël is één van de drie Kwartetvoorwaarden en daarmee een conditio sine qua non voor deelname aan het vredesproces. De PLO heeft aan deze voorwaarde voldaan en zich daarmee de basis verschaft voor het vredesproces.

Cuba:

Ten aanzien van Cuba meldt de minister dat binnen de EU draagvlak lijkt te ontstaan voor een positief signaal richting Cuba. Hoe groot is dat draagvlak? Hoeveel lidstaten zijn voorstander van zo’n positief signaal, zo vragen de leden van de PvdA-fractie? Bevindt Nederland zich met de opstelling dat het Gemeenschappelijk Standpunt nog niet moet worden herzien dan bij een minderheid die nog geen positief signaal wil afgeven? Is overeenstemming mogelijk over het voorbereiden van onderhandelingen over een vereenvoudigd bilateraal akkoord onder de voorwaarde dat er voldoende zekerheid is dat dergelijke besprekingen Cuba stimuleren om de mensenrechtensituatie structureel te verbeteren? De leden van de PvdA-fractie zouden graag van de minister weten hoe hij staat ten opzichte van het verbinden van conditionaliteit aan de start van besprekingen over of het afsluiten van een vereenvoudigd bilateraal akkoord, bijvoorbeeld dat alle 52 politieke gevangen van wie is toegezegd dat ze worden vrijgelaten ook daadwerkelijk worden vrijgelaten? Welke voordelen zou een vereenvoudigd bilateraal akkoord Cuba opleveren? En de EU?

De leden van de CDA-fractie waarderen de stappen die worden gezet in Cuba, waaronder de vrijlating van politiek gevangenen, maar is van mening dat de ontwikkelingen in Cuba nog niet voldoende aanleiding geven tot herziening van het gemeenschappelijk EU-standpunt. Het goede nieuws is dat een aantal politiek gevangenen zijn vrijgelaten, echter moeten zij wel instemmen met ballingschap in Spanje en zitten er nog steeds 150 politiek gevangenen vast. Ook houdt de repressie onverminderd aan en is de ruimte voor initiatieven van maatschappelijke en kerkelijke organisaties nog altijd gering. Vandaar dat de leden van de CDA-fractie vinden dat het tweesporenbeleid ten aanzien van Cuba gehandhaafd moet blijven. Wel vragen deze leden zich af wat de onderhandelingen over een vereenvoudigd bilateraal akkoord zouden inhouden. Op welke wijze zou hierbij de druk op verbetering van de mensenrechtensituatie gewaarborgd kunnen blijven inclusief het toestaan van de monitoring door de Cubaanse autoriteiten hiervan?

De leden van de SP-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van de voorgenomen economische hervormingen in Cuba. Deze leden menen dat het nodig is dat de Amerikaanse blokkade van het land wordt beëindigd en dat ook EU de voorbereidingen voor een vereenvoudigd bilateraal akkoord moet aanvangen. Het spreekt vanzelf dat de politieke mensenrechten daarbij een rol van betekenis spelen.

Antwoord van de minister :

De leden van de PvdA-fractie vragen naar het krachtenveld binnen de EU inzake de omgang met Cuba. De recente ontwikkelingen in Cuba worden EU-breed positief beoordeeld, maar de meningen over hoe als EU hierop te reageren, zijn nog niet uitgekristalliseerd. Voorlopig lijkt een substantieel aantal lidstaten, waaronder als u bekend tevens Nederland, van mening dat het Gemeenschappelijk Standpunt dient te worden gehandhaafd, ook wanneer tot de voorbereiding van onderhandelingen over een vereenvoudigd bilateraal akkoord zou worden besloten.

In essentie zou een eventueel vereenvoudigd bilateraal akkoord bestaande elementen in de EU-Cuba relatie, waaronder de politieke dialoog, codificeren. Specifieke onderwerpen van wederzijds belang, zoals migratie, drugsbestrijding, klimaatverandering etc., zouden eveneens in het akkoord aan bod kunnen komen. Ook zou het akkoord ervoor zorgen dat de EU op een meer structurele en substantiële wijze met Cuba kan spreken over mensenrechten dan op dit moment mogelijk is. De regering wil dat de EU kritisch beziet en blijft bezien hoe de Cubaanse autoriteiten hun toezegging ten aanzien van de 52 politieke gevangenen nakomen en is van mening dat de EU zowel in de onderhandelingsfase als na de totstandkoming van een eventueel akkoord de ruimte moet nemen om bij een verslechtering van de mensenrechtensituatie de onderhandelingen dan wel het akkoord op te schorten.

Somalië

De leden van de PvdA-fractie steunen de minister vanzelfsprekend in zijn streven naar overeenkomsten tussen de EU en Mauritius en Kenia over de overdracht van piraterijverdachten. De minister zegt dat de overeenkomsten zeker moeten stellen dat berechting en detentie moeten voldoen aan internationale standaarden. Wat zijn de internationale standaarden ten aanzien van de berechting en detentie van minderjarigen? Werd in het verleden door de EU voldoende toegezien op de behandeling van minderjarigen?

De leden van de fractie van GroenLinks horen graag van de minister wat de plannen van de EU in 2011 en verder zijn ten aanzien van Somalië. Hoe wordt de piraterijbestrijding vormgegeven en welke andere instrumenten worden ingezet om de bron van de problematiek aan te pakken? Zal de EU geïntegreerd beleid invoeren om piraterij tot een definitief einde te brengen?

Antwoord van de minister :

De leden van de PvdA-fractie vragen naar de internationale standaarden inzake berechting en detentie, waaronder die voor minderjarigen. De belangrijkste relevante mensenrechtenverdragen ter zake zijn het Internationale Verdrag inzake Burgerlijke en Politieke Rechten (artikel 10, lid 2(b)) en, waar het minderjarigen betreft, het Verdrag inzake de Rechten van het Kind (artikel 40). Het laatste artikel kent een uitvoerige opsomming van de rechten van minderjarigen die met justitie in aanraking komen. Namens de internationale gemeenschap houdt UNODC toezicht op overgedragen verdachten van piraterij en de mogelijke minderjarigen onder hen.

In antwoord op vragen van leden van de GroenLinks-fractie kan gesteld worden dat de EU ook in 2011 nauw bij Somalië betrokken zal blijven. De maritieme inzet zal vooralsnog gericht blijven op het begeleiden van VN-voedseltransporten, piraterijbestrijding en het beschermen van koopvaardijschepen.

Naast de voortzetting van de Atalanta-missie bestudeert de EU momenteel de mogelijkheden om bij te dragen aan de opbouw van maritieme capaciteiten in landen in de regio, zodat op termijn deze landen zelf kunnen zorgen voor piraterijbestrijding. Om de berechting van piraterijverdachten te verbeteren heeft de EU bijgedragen aan het VN-programma om strafrechtketens in de regio te versterken.

Naast de piraterijbestrijding zet de EU zich in om, samen met andere internationale partners als de VN, de totstandkoming van een meer stabiel en vreedzaam Somalië te ondersteunen. Daaronder vallen steun aan de ontwikkeling van bestuur en vergroting van de veiligheid, verschillende activiteiten op het gebied van economische groei en armoedebestrijding, alsook humanitaire hulp en ondersteuning van AMISOM. De EU-bijdrage voor Somalië bedroeg in 2010 circa 270 miljoen euro. In 2011 is het vooral van belang dat de Somalische transitieperiode succesvol wordt afgerond, met een nieuwe grondwet die de basis biedt voor het toekomstig bestuur in Somalië. De brede inzet van maritieme en civiele middelen, gecombineerd met politiek overleg met de TFG en in relevante internationale en regionale fora vormen een geïntegreerd beleid.

Status EU en de VN

De leden van de SP-fractie kunnen zich de bezwaren wel voorstellen van landen die tegen de resolutie hebben gestemd. Het is toch waar dat een opgewaardeerde status van de EU niet ten koste gaat van de status van de EU-lidstaten in de VN, en daarmee de facto een versteviging is van de invloed van de EU en haar lidstaten? Waarom kan niet worden volstaan met dat (één of meer) lidstaten van de EU besluiten HV Ashton het woord namens de EU te gunnen in hun (bij elkaar opgetelde) spreektijd? Is dit idee een overweging geweest om uit te voeren? Is er überhaupt vanuit de EU voorgesteld in ruil voor een verstevigde status van de EU in de VN de invloed van de lidstaten aan banden te leggen, bijvoorbeeld door af ter spreken dat lidstaten niet in VN-verband handelen indien de EU op basis van een gemeenschappelijk standpunt dat ook kan? Zouden deze voorstellen, zo vragen deze leden zich af, alsnog kunnen worden gedaan in plaats van geheel te vertrouwen op het succesvol wegnemen van ‘misconcepties’?

Antwoord van de minister :

Op 14 september jl. heeft de Algemene Vergadering van de VN (AVVN) naar aanleiding van een door Caricom ingediende motie besloten om de ontwerpresolutie inzake een versterkte positie van de EU binnen de VN niet in behandeling te nemen. Dit betekent dat er niet is gestemd over de resolutie waarin de EU om een verhoogde status vraagt en dat deze resolutie op een later tijdstip alsnog kan worden ingediend.

De resolutie heeft als doel ervoor te zorgen dat de EU-status van waarnemer bij de VN in lijn wordt gebracht met het Verdrag van Lissabon, waarbij de EU wordt vertegenwoordigd door de Hoge Vertegenwoordiger voor Buitenlandse Zaken en Veiligheidsbeleid en haar EU-delegatie in New York. Door de resolutie zou de EU-delegatie bij de VN vroeger in het debat kunnen spreken en het recht krijgen documenten te verspreiden, voorstellen te doen en amendementen voor te stellen. De resolutie zou niets veranderen aan de bestaande rechten van de EU-lidstaten. Wel zouden de EU-lidstaten voortaan niet meer worden vertegenwoordigd door het roulerende voorzitterschap, maar door de EU-delegatie. De spreektijd van de EU zou dezelfde zijn als de spreektijd van één enkele VN-lidstaat. Wanneer de EU namens de EU-lidstaten spreekt, zullen de EU-lidstaten niet over hetzelfde thema het woord voeren, waardoor de facto de door de SP-fractie gesuggereerde vermindering van spreektijd tot stand komt.

Sahel

De leden van de PvdA-fractie vragen welke analyse de minister zelf maakt van de veiligheidssituatie in de Sahel-regio? Welke landen rekent de minister allemaal tot de Sahel-regio, aangezien de Sahel zich uitstrekt van oost naar west met grote regionale verschillen? Ook willen de leden van de PvdA-fractie weten hoe groot de minister de dreiging acht die uitgaat van Al Qaida in de Maghreb, voor burgers van de EU? Bestaat die dreiging alleen in de Sahel-regio zelf of ook daarbuiten?

De leden van de CDA-fractie vragen of in de discussie over de Sahel-regio ook het voortdurende conflict tussen Marokko en de Westelijke Sahara wordt betrokken. Deze leden vinden dat deze kwestie wel betrokken zou moeten worden in deze discussie. Wat is de beoordeling van de minister van dit conflict?

De leden van de SP-fractie vragen de minister om toe te lichten wat onder de geïntegreerde EU-strategie in de Sahel moet worden verstaan? Is het waar dat de (vertegenwoordigers van de) EU woensdag 13 en donderdag 14 aanwezig waren bij een G8 bijeenkomst over dit onderwerp in Bamako? 1 Wat zijn de uitkomsten hiervan? Is het waar dat Frankrijk reeds militairen in dit gebied heeft gelegerd? Is dit met instemming van alle betrokken landen (dus ook bijvoorbeeld Algerije) gebeurd? Hoe beoordeelt de minister de uitspraak van de Malinese kolonel Yamoussa Camara dat het Westen terughoudend moet zijn in deelneming in militaire operaties tegen AQIM? 2 Hoe beoordeelt de minister de uitspraken van de heer Antil van het Franse IFRI dat het probleem van illegale handel veel groter is dan de dreiging van het terrorisme in de Sahel? 3 Worden bankrekeningen van individuele AQIM-leden bevroren, zoals UNSCSC voorstelt? Hoe beoordeelt de minister de uitspraak van Daniel Volman dat de dreiging van het terrorisme in de Sahel (door de VS) overdreven wordt teneinde toegang te krijgen tot Afrika’s energiebronnen? 4 Kan de minister hierbij de opmerking van kolonel Michael Calmeyer Meijburg betrekken dat Africom “ook vanwege de rijke bodemschatten” is opgezet? 5 Om hoeveel AQIM-leden gaat het (naar schatting)? Kan de minister tenslotte een reactie geven op de uitspraken van Giles de Kerchven en Cecilia Ruthstrom in het Europees Parlement dat armoede, droogte en de voortdurende voedselcrisis het proces van radicalisering in de Sahel versterken en dat vooral hier iets aan moet worden gedaan (door onder meer scholing aan jongeren)? 6

In de geannoteerde agenda is te lezen dat de EU mogelijk een geïntegreerde EU-strategie wil ontwikkelen voor de Sahel, met als doel terroristische en daaraan verbonden dreigingen in en vanuit de regio beter te bestrijden. De leden van de fractie van GroenLinks vragen of de minister ook bereid is juist naar preventieve maatregelen op zoek te gaan om radicalisering van de bevolking te voorkomen.

Antwoord van de minister :

De veiligheidssituatie in de Sahel-regio is de laatste jaren verslechterd. Hierbij gaat het met name om de landen Mali, Niger, Mauritanië, Algerije, Burkina Faso en Tsjaad. De afgelopen jaren hebben ontvoeringen plaatsgevonden waarbij ook burgers van de EU slachtoffer waren. Deze worden in veel gevallen toegeschreven aan AQIM ( Al-Qaida in the Islamic Maghreb ). In antwoord op de vragen van leden van de PvdA-fractie bericht ik u dat ik de (ontvoerings)dreiging die uitgaat van AQIM ten opzichte van burgers van de EU aanzienlijk acht, vooral in de landen Mali, Niger en Mauritanië.

In antwoord op de vragen van de CDA-fractie diene dat het conflict rond de Westelijke Sahara al geruime tijd vast zit. De Persoonlijk Gezant van de secretaris-generaal van de VN, Christopher Ross, bezocht 18 oktober jl. de regio en in de VN-Veiligheidsraad wordt op dit moment een resolutie voorbereid waarin alle bij het conflict betrokken partijen (wederom) worden opgeroepen de dialoog met de VN voort te zetten om zo tot een voor alle partijen aanvaardbare politieke oplossing te komen die tot zelfbeschikkingsrecht van de bevolking van de Westelijke Sahara leidt. De regering steunt dit initiatief. Het conflict rond de Westelijke Sahara heeft in zijn algemeenheid negatieve consequenties voor de regionale samenwerking op diverse terreinen, en dit geldt helaas ook voor het terrein van veiligheid en terrorismebestrijding. Nederland acht een oplossing van het conflict daarom ook vanuit het oogpunt van regionale veiligheid van belang.

In antwoord op de vragen van de SP- en GroenLinks-fracties kan gesteld worden dat in de Raad een oriënterend debat gevoerd zal worden over de situatie in de Sahel. Bij het bespreken van een mogelijke strategie zal Nederland bepleiten dat deze regionaal is en dat de veiligheidsproblematiek op geïntegreerde wijze benaderd wordt, waarbij elementen als goed bestuur, sociaal-economische ontwikkeling, veiligheid en diplomatie in onderlinge samenhang worden bezien en wordt gekeken hoe de reeds bestaande programma’s van de Europese instellingen en lidstaten (waaronder Nederland) in de regio hier op aan kunnen sluiten.

Voorts kan in antwoord op vragen van de SP-fractie bevestigd worden dat op 13 en 14 oktober jl in Bamako een bijeenkomst plaatsvond van een werkgroep van de G8 waar is gesproken over de regionale veiligheidsproblematiek in de Sahel-regio. Een aantal lidstaten van de EU, w.o. Nederland, en de Europese Commissie waren voor deze bijeenkomst uitgenodigd. Dat gold ook voor landen uit de regio zelf en diverse multilaterale instellingen, zoals de Verenigde Naties. De bijeenkomst diende om te komen tot een gedachtewisseling en om aan de regio de zorg van de internationale gemeenschap over de veiligheidsproblematiek over te brengen.

In het kader van bilaterale overeenkomsten tussen Frankrijk en sommige landen in de Sahel bevinden zich Franse militairen in de regio.

Nederland is van mening dat het, behoudens bijzondere omstandigheden, primair aan de landen in de regio zelf is om op te treden tegen AQIM. Het buitenland kan hierbij wel ondersteuning bieden in de vorm van technische assistentie en training. AQIM en een aantal personen dat tot AQIM behoort, staan op de VN-terrorismelijst (onder resolutie 1267(1999) met betrekking tot Al Qaida en de Taliban en daarmee geassocieerde personen en organisaties). VN-lidstaten zijn onder andere verplicht de tegoeden te bevriezen van alle personen en organisaties die op deze lijst staan en te voorkomen dat deze personen kunnen inreizen. De harde kern van AQIM in de Sahel wordt geschat op enkele honderden strijders.

De regering beziet de dreiging vanuit de Sahel voor Nederlandse belangen op een integrale wijze: zowel terrorisme, drugs- en mensenhandel als andere vormen van grensoverschrijdende criminaliteit zijn in dit verband relevant. Deze problematiek vergt een geïntegreerde benadering, die rekening houdt met het multidimensionale karakter van de problematiek Het is niet zinvol een prioriteit aan te geven ten aanzien van de diverse vormen van dreiging. Factoren die kunnen bijdragen aan radicalisering in de Sahel zijn divers en hangen samen met politieke factoren (ontbreken goed bestuur en participatie), culturele factoren (wegvallen traditionele structuren), religieuze factoren (wahhabistische beïnvloeding vanuit het buitenland) en sociaal-economische factoren (armoede, gebrek aan onderwijs). De uitspraken door de heer Volman zijn voor zijn eigen rekening. Kolonel Calmeijer Meijburg sprak niet over de oprichting van Africom in dit verband, maar over de toegenomen focus op Afrika in het algemeen.

Nabuurschapsbeleid:

De leden van de SGP-fractie informeren welke ontwikkelingen zich voordoen in Wit-Rusland ten aanzien van de godsdienstvrijheid, maar ook ten aanzien van de ruimte voor de registratie van politieke partijen, in het bijzonder voor de Belarusian Christian Democracy Party. Wat is de houding van de Wit-Russische overheden ten aanzien van laatstgenoemde partij? In hoeverre is er nog steeds sprake van intimidaties jegens deze partij? Op welke wijze worden de Wit-Russische autoriteiten hierop aangesproken vanuit de internationale gemeenschap? Met welk resultaat?

Antwoord van de minister :

Het is onacceptabel dat nieuwe kerkgenootschappen en politieke partijen problemen ondervinden bij het registreren en soms zelfs te maken krijgen met intimidatie. Nederland heeft er in EU verband voor gepleit dat een duidelijke en strenge boodschap over deze kwesties werd overgebracht aan de Wit-Russische autoriteiten. Hierbij heeft Nederland specifiek aandacht gevraagd voor de situatie van de Belarusian Christian Democracy Party en voor de New Life Church . De EU heeft in verschillende verklaringen en demarches haar zorgen kenbaar gemaakt aan Wit-Rusland. Nederland heeft in bilaterale contacten meerdere malen de Wit-Russische autoriteiten aangesproken op deze kwestie en zal dat blijven doen, mede met het oog op de presidentsverkiezingen in Wit-Rusland op 19 december a.s.

Mede naar aanleiding van het uitblijven van verbeteringen in de naleving van godsdienstvrijheid in Wit-Rusland is Nederland net als de andere lidstaten voorstander van verlenging van het sanctieregime tegen Wit-Rusland. De ministers zullen tijdens de Raad besluiten tot verlenging van dit regime met een jaar.

Voorbereiding EU-VS Top

De leden van de SP-fractie hebben vooral vragen over de agenda. Wat wordt de inzet van de klimaattop in Cancún? Is de EU bereid vaart te zetten achter de klimaatdoelstellingen en niet af te wachten omdat als gevolg van de economische crisis uitstoot van broeikasgassen is verminderd, maar de structurele maatregelen om verdere doelen te bereiken niet worden doorgevoerd. Onduidelijk is of de bespreking piraterijbestrijding voor een deel van de wereld geldt, of dat er geen grens wordt gesteld. De leden van de SP-fractie missen bij het agendapunt herstel wereldeconomie uitdrukkelijke vermelding van de punten Tobintax en bankenbelasting. Wordt hierin wel degelijk voorzien en als dat niet zo is, bent u bereid deze punten alsnog te agenderen?

Antwoord van de minister:

Uw Kamer is met de brief van de regering van 1 oktober jl. (Kamerstuk nr. 30 495) over de Nederlandse inzet voor de klimaatonderhandelingen in Cancún geïnformeerd. De bespreking over piraterijbestrijding heeft betrekking op de wereld, maar specifieke aandacht zal uitgaan naar de Hoorn van Afrika. Binnen de EU bestaat (vooralsnog) geen overeenstemming over invoering van de in de vraag van de SP genoemde Tobintax en bankenbelasting. De regering is, nog afgezien van de inhoud van deze maatregelen, van mening dat eerst binnen de EU overeenstemming zou moeten bestaan over dergelijke maatregelen alvorens deze met de VS onderwerp van discussie zouden kunnen zijn.

Vragen Voorbereiding EU-Oekraïne Top:

De leden van de PvdA-fractie vragen de minister te verduidelijken waarom de onderhandelingen over een handelsakkoord met Oekraïne momenteel stroef verlopen. Verlopen de onderhandelingen stroef over specifieke punten – zo ja, welke – of is sprake van moeizame verhoudingen? Heeft het onderhandelen met Oekraïne gevolgen voor de EU relatie met Rusland? Wat verstaat de minister onder een diep en veelomvattend handelsakkoord? Is daarbij ook ruimte voor niet-economische afspraken?

Antwoord van de minister :

Dat de onderhandelingen over een zgn. “diepgaande en veelomvattende vrijhandelsovereenkomst” momenteel stroef verlopen, heeft onder meer te maken met het feit dat de vergaande hervormingen en aanpassingen van wet- en regelgeving aan het EU-acquis die zo’n overeenkomst vergt, moeizaam tot stand komen. Daarnaast spelen zorgen van de Oekraïense regering over de effecten op de eigen industrie en economie van de liberalisatie van de handel met de EU een rol. Overigens is de laatste onderhandelingsronde positief verlopen. Het zal echter nog geruime tijd duren voordat een akkoord kan worden bereikt, vanwege de vele technische en economische kwesties die moeten worden opgelost.

De relatie van de EU met Rusland ondervindt geen hinder van de onderhandelingen met Oekraïne. Overigens zijn de betrekkingen tussen Rusland en Oekraïne in het afgelopen jaar sterk verbeterd.

Een “diepgaande en veelomvattende vrijhandelsovereenkomst” wordt gekenmerkt door het feit dat deze niet alleen de liberalisatie van de handel betreft, maar ook de harmonisatie van de wet- en regelgeving van beide partijen aangaande het bilaterale economisch verkeer.

De “diepgaande en veelomvattende vrijhandelsovereenkomst” van de EU met Oekraïne is uit hoofde van het Oostelijk Partnerschap gekoppeld aan de sluiting van een associatieovereenkomst, die ook afspraken op het gebied van politieke samenwerking, mensenrechten en goed bestuur bevat. Voor de goede orde wijs ik er nog eens op dat een associatieovereenkomst geen toetredingsperspectief met zich meebrengt.

De leden van de CDA-fractie vragen of bij dit agendapunt de opstelling van Oekraïne ten opzichte van Transnistrië besproken? Hoe staat het met de bilaterale verhouding tussen Oekraïne en Moldavië?

Antwoord van de minister :

De opstelling van Oekraïne ten opzichte van Transdnjestrië kan mogelijk aan de orde komen tijdens de EU-Oekraïne top. Ik verwacht echter geen diepgaande bespreking van deze kwestie.

Ik hecht aan de blijvende committering van Oekraïne aan het “5+2-overleg” (Moldavië, Transdnjestrië, Rusland, Oekraïne, en de OVSE als volwaardige deelnemers + de EU en de VS als waarnemers), dat het enige overlegforum is voor een definitieve legitieme en duurzame vredesregeling voor de kwestie-Transdnjestrië. De medewerking van Oekraïne, dat nauwe culturele en economische banden heeft met de regio Transdnjestrië, is verder van groot belang voor het goed functioneren van EUBAM ( EU Border Assistance Mission to Ukraine and Moldova ), dat smokkel van en naar Transdnjestrië moet tegengaan.

De bilaterale verhouding tussen Oekraïne en Moldavië is de laatste tijd enigszins moeizaam, vanwege een grensconflict en het uitblijven van bilaterale contacten op hoog niveau.

De leden van de SP-fractie vragen op welke objectieve criteria de minister doelt als gesproken wordt over het stap voor stap liberaliseren van het visumbeleid. Speelt de voorbereiding van het EK voetbal van 2012 een concrete rol in deze discussie? Zo ja, wat is de concrete inzet?

Antwoord van de minister :

De objectieve criteria voor visumliberalisatie zullen worden neergelegd in het zgn. “Actieplan”, waarover op de aanstaande EU-Oekraïne-Top overeenstemming moet worden bereikt. Mede op Nederlands aandringen is afgesproken dat in het kader van zo’n Actieplan ook een zogenaamde “ Impact Assessment ” zal worden uitgevoerd, alvorens er sprake kan zijn van versoepeling of opheffing van de visumplicht voor onze partners.

Dit betreft een technisch-inhoudelijk vooronderzoek naar de risico’s van visumliberalisatie voor nationale veiligheid en openbare orde. Ik zal erop toezien dat aan deze afspraak de hand wordt gehouden.

De voorbereiding van het EK voetbal speelt in deze discussie geen rol; dit traject wordt gevolgd door alle landen van het Oostelijk Partnerschap waarmee een visumdialoog wordt gevoerd.

Iran

De leden van de PvdA-fractie hebben uit de media vernomen dat Iran bereid zou zijn tot nieuwe gesprekken over het atoomprogramma. Kan de minister bevestigen dat die signalen zijn afgegeven? Volgens de Amerikaanse bron, “The Atlantic” zou Iran binnen maximaal een jaar over voldoende hoogverrijkt uranium kunnen beschikken voor de productie van een atoombom. Is dat ook de inschatting van de minister? Zo nee, welke inschatting maakt de minister? Hoe zou volgens de minister een overeenkomst met Iran eruit moeten zien? Waaraan dient minimaal voldaan te worden? Zijn fuel swaps voor de minister een aanvaardbare uitkomst, zo vragen deze leden? Hoe beoordeelt de minister de afwijzende reacties van Rusland en China op de aanname van het EU-sanctiepakket? Hebben de EU-sancties een negatieve uitwerking op de samenwerking tussen de vijf permanente leden van de VN-Veiligheidsraad?

De leden van de CDA-fractie zijn ernstig bezorgd over het bezoek van president Ahmadinejad aan Libanon, inclusief zijn bezoek aan de grens met Israël. Deze leden zien dit als een provocatie en is van mening dat de EU zich hierover ook als zodanig moet uitspreken. Is bekend of dit bezoek ook gepaard gaat met wapenleveranties aan Hezbollah?

De leden van de SP-fractie zijn en blijven van mening dat maatregelen tegen Iran door de oppositie moeten worden gesteund, om te voorkomen dat de politieke speelruimte van de oppositie wordt verkleind of teniet gedaan. Tenslotte is het de Iraanse bevolking zelf die democratische veranderingen moet doorvoeren. Deze leden delen daarom de kritische houding tegenover de mensenrechtensituatie in Iran. In hoeverre werken bedrijven in EU die technologie naar Iran exporteren, mee aan het beleid om de internetvrijheid te bevorderen? Is hierin een uniforme aanpak bereikt? De leden van de SP-fractie zien niets in de additionele EU-maatregelen in het geval van de Iraanse kernenergiepolitiek. Het doorkruisen van de VNVR is schadelijk in internationaal rechtelijk zin en de sancties bemoeilijken de politieke positie van de oppositie in Iran.

De leden van de fractie van GroenLinks nemen met instemming kennis van de inspanningen van minister Verhagen om internetvrijheid in Iran te bevorderen en zijn dan ook benieuwd naar de voorstellen voor concrete maatregelen waar de Commissie en het Raadssecretariaat momenteel aan werken. Is de minister bereid deze voorstellen naar de Kamer te sturen zodra deze zijn uitgewerkt?

Wat is de inzet van Nederland tijdens de door Nederland en Frankrijk georganiseerde ministeriële bijeenkomst inzake wereldwijde internetvrijheid op 29 oktober a.s.? Welke resultaten wil de minister daar bereiken? Is de minister bereid hierover voor aanvang van de bijeenkomst een brief naar de Kamer te sturen? Is de minister bereid ook Kamerleden uit te nodigen voor de bijeenkomst?

Antwoord van de minister :

Net als de PvdA-fractie heeft de regering via mediaberichten vernomen dat Iran bereid zou zijn tot nieuwe gesprekken. Evenwel heeft Iran nog niet formeel gereageerd op het voorstel van de Hoge Vertegenwoordiger om half november de gesprekken met de E3+3 te hervatten. Ondertussen gaat de verrijking in Iran gestaag door en groeit de voorraad laag verrijkt uranium. Voor het verkrijgen van voldoende splijtstoffen voor één kernwapen dient 1500 kg laag verrijkt uranium (gehalte 3,5%) omgezet te worden in hoog verrijkt uranium, de zogeheten ‘ break out capability ’.

Die drempel van productie van 1500 kg laagverrijkt uranium heeft Iran reeds lange tijd geleden overschreden (zie ook de brief van mijn voorganger van 24 maart 2010, TK 21501-02, nr 957). Gezien het feit dat de productie van laag verrijkt uranium gestaag doorgaat heeft een ‘fuel swap’ steeds minder zin. Deze kan hooguit nog gezien worden als een eerste vertrouwenwekkende maatregel ter ondersteuning van een nieuwe ronde van gesprekken over het Iraanse nucleaire programma. In de gesprekken zal Iran de internationale gemeenschap dienen te overtuigen dat de nucleaire ambities vreedzaam van aard zijn. Het voldoen aan de geldende VNVR- en IAEA-verplichtingen is daarbij een voorwaarde.

In reactie op een vraag van de CDA-fractie kan de regering bevestigen bekend te zijn met de berichten over leveranties van wapens door Iran aan Hezbollah, al dan niet met tussenkomst van Syrië. Deze berichten zijn vooralsnog niet verifieerbaar gebleken door onafhankelijke bronnen. Dit neemt niet weg dat bewapening van Hezbollah uiterst onwenselijk zou zijn. De regering pleit voor de naleving van verplichtingen voortvloeiend uit de relevante VN-Veiligheidsraadresoluties (Resoluties 1559 en 1701, die beide oproepen tot ontwapening van milities in Libanon). De regering zal de ontwikkelingen nauwlettend blijven volgen. Ik verwijs ook naar de antwoorden op uw vragen over het agendapunt MOVP.

In reactie op vragen van de SP-fractie meent de regering dat de unanieme steun van de vijf permanente leden voor het sanctiepakket van resolutie 1737 duidelijk maakt dat er eensgezindheid is over de noodzaak maatregelen te treffen tegen Iran. Dat de EU de VS en andere gelijkgezinde staten verdergaande maatregelen hebben getroffen, doet hier niet aan af. Voor alle vijf permanente leden staat op dit moment het doel van de sancties voorop: ervoor zorgen dat Iran een constructieve dialoog aangaat met de internationale gemeenschap over zijn nucleaire programma. De regering steunt de inspanningen van E3+3 om deze dialoog te bewerkstelligen. De maatregelen van de EU doorkruisen de VNVR-sancties niet. Integendeel, zij vullen ze aan en maken ze daardoor krachtiger.

De voorstellen voor concrete maatregelen ter bevordering van internetvrijheid in Iran, waar de GroenLinks-fractie naar vraagt, worden door de Commissie en het Raadssecretariaat voorbereid in een breder kader, waarbij bijvoorbeeld ook het tegengaan van jamming van satelliet-TV wordt onderzocht. Zodra deze maatregelen zijn uitgewerkt zal ik uw Kamer daarover nader informeren.

De regering zet voor de ministeriële bijeenkomst in Parijs op 29 oktober a.s. in op een verklaring van de deelnemende landen waarin zij zich committeren aan het wereldwijd respecteren van de vrijheid van meningsuiting op internet, en bedrijven, internationale organisaties, NGO’s en andere betrokken partijen oproepen dat eveneens te doen. Ook wil de regering tijdens de conferentie concrete vervolgstappen identificeren die genomen kunnen worden op het gebied van de vier hoofdthema’s (monitoring, wereldwijde gedragscode, ondersteuning cyberdissidenten, governance) die reeds werden besproken bij de voorbereidende expertmeeting op 8 juli jl. in Parijs (zie ook Kamerstuk 2010Z11028). In het kader van dit Nederlands-Franse initiatief hebben diverse Europese bedrijven reeds te kennen gegeven hun verantwoordelijkheid te nemen en de dialoog met overheden te willen versterken. Na afloop van de conferentie zal de regering ook steun voor de verklaring zoeken bij landen die geen onderdeel uitmaken van de Pilot Group. Bij voldoende draagvlak wil de regering de verklaring en marge van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (AVVN) aandacht geven. Een vervolgbijeenkomst in Nederland in 2011 hoort tot de mogelijkheden voor het zetten van verdere stappen in het kader van dit initiatief.

Ik vertrouw erop u hiermee afdoende over de Nederlandse inzet voor de conferentie te hebben geïnformeerd. Over de uitkomsten van de conferentie, die mede op verzoek van Frankrijk op ministerieel niveau plaatsvindt (slechts aangevuld met enkele experts en andere direct belanghebbenden), zal ik uw Kamer nader informeren.

Westelijke Balkan

De leden van de SP-fractie zien graag een verkenning van de aanwezigheid van Europese troepen in Bosnië-Herzegovina en een bijbehorende exitstrategie. Is de Nederlandse regering bereid daarop in te zetten?

Antwoord van de minister :

In januari 2010 is met een besluit van de Raad Buitenlandse Zaken de transitie periode voor de militaire missie Eufor-Althea in Bosnië-Herzegovina begonnen. In deze fase heeft de missie een hybride taakstelling en is zij naast met haar executieve taak ook belast met capaciteitsopbouw en training van het Bosnische leger. De militaire executieve aanwezigheid wordt noodzakelijk geacht zolang de Hoge Vertegenwoordiger ondersteuning nodig heeft en de duurzaamheid van de veiligheidssituatie in Bosnië-Herzegovina onvoldoende verzekerd is. Er is toen bewust voor gekozen om geen einddatum te noemen voor het executieve mandaat voor de missie. De recent gehouden verkiezingen zijn rustig verlopen, maar bezien moet worden of op afzienbare termijn vooruitgang wordt geboekt met politieke hervormingen die de duurzame stabiliteit van het land kunnen vergroten.

Nederland draagt militairen bij aan beide onderdelen van de missie. Het huidige Nederlandse mandaat van de missie, waarover is bericht aan uw Kamer per brief van 23 maart 2010 (Kamerstuk nr. 29521-137), verloopt in maart 2011. Begin 2011 zal ik u informeren over de politieke en veiligheidssituatie in Bosnië-Herzegovina, de eventuele verlenging van het VN-mandaat, de gevolgen daarvan voor de missie Eufor-Althea en voor de Nederlandse bijdrage daaraan.

Georgië

De leden van de CDA-fractie zijn van mening dat Rusland zich nog steeds niet houdt aan de afspraken met de EU inzake de waarnemingsmissie EUMM en geen toegang verleent tot beide zijden van de administratieve bestandslijnen. Op welke wijze dringt de EU erbij Rusland op aan dat de EUMM toegang wordt verleend?

Antwoord van de minister :

De EU brengt dit onderwerp regelmatig op, zowel in reguliere contacten met Rusland als in het kader van de vredesbesprekingen in Genève. Rusland stelt zich daarbij op het standpunt in deze kwestie geen partij te zijn en is van mening dat afspraken hierover dienen te worden gemaakt met de de-facto autoriteiten van beide afvallige gebieden.

De leden van de SP-fractie zien graag een schets van de naaste politieke toekomst van de waarnemingsmissie EUMM en wat in de ogen van de Nederlandse regering nodig is voor de komende jaren. Daarbij is van belang het voorgenomen streven naar herstel van de territoriale integriteit.

Antwoord van de minister :

Sinds het vertrek van de OVSE en VN (UNOMIG) missies in de zomer van 2009 is de EUMM de enige nog aanwezige internationale waarnemingsmissie in Georgië. Nederland hecht veel waarde aan de EUMM en heeft dan ook de verlenging van de missie tot 14 september 2011 gesteund. De EUMM speelt een belangrijke rol bij de stabilisering en normalisering van de situatie in de regio, door het verwerven en verstrekken van objectieve informatie en het bijdragen aan vertrouwenwekkende maatregelen.

Een volgende verlenging van het mandaat zal in de zomer 2011 aan de orde zijn, waarbij uiteraard opnieuw een afweging over het nut en de inrichting van de missie zal worden gemaakt.
Het moge duidelijk zijn dat voor zowel Nederland als de EU herstel van de Georgische territoriale integriteit essentieel is.

Soedan (niet geagendeerd)

Dit onderwerp staat niet op de agenda. De spanningen nemen toe in aanloop van het referendum in Zuid-Soedan. De leden van de CDA-fractie hebben hierover onlangs ook schriftelijke vragen gesteld. Is de minister bereid dit onderwerp alsnog te agenderen voor deze of voor de volgende Raadsvergadering? Deze leden zijn van mening dat de EU hier een rol heeft te vervullen, met name in de monitoring in de aanloop naar het referendum. Graag een reactie.

Antwoord van de minister :

De regering deelt de zorgen van de CDA-fractie over de recente ontwikkelingen inzake het geplande referendum in Zuid-Soedan. De partijen dienen de gemaakte afspraken uit het Comprehensive Peace Agreement na te leven. Een EU-waarnemingsmissie zal zowel de registratiefase als de referenda zelf waarnemen. Nederland levert een bijdrage aan deze missie. De regering zal ervoor pleiten dat Soedan op één van de volgende Raden geagendeerd wordt.

1 http://af.reuters.com/article/topNews/idAFJOE69C0Q020101013

2 http://www.google.com/hostednews/ap/article/ALeqM5g1vvKXEZnlyG3xJq9p-bzWPwZruwD9IQTED01?docId=D9IQTED01

3 http://www.middle-east-online.com/english/?id=41806

4 Idem

5 Landmacht, 10 oktober jl.

6 http://www.europarl.europa.eu/nl/pressroom/content/20100913IPR82029

14