Kamervragen over gelijke behandeling van banken

Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA 'S-GRAVENHAGE


Datum 5 februari 2010
Betreft Kamervragen CDA over gelijke behandeling van banken

Ons kenmerk
BFI/2010/226 U
Uw brief (kenmerk)
2010Z00719
2010Z01806
Bijlagen

Geachte Voorzitter,

Op 15 januari 2010 ontvingen wij schriftelijke vragen van de leden De Nerée tot Babberich en Ten Hoopen over het artikel in het Financieele Dagblad “Alle banken gelijk behandeld”.
Dezelfde leden hebben hierop aanvullende vragen gesteld die wij ontvingen op 29 januari 2010. Deze aanvullende vragen zien op het artikel “Halvering ING is strafmaatregel” in het NRC Handelsblad.

Bijgaand sturen wij u de antwoorden op deze vragen.

Hoogachtend,
de Minister van Financiën, de Minister van Economische Zaken,

Wouter Bos Maria J.A. van der Hoeven


2010Z00719

1.
Heeft u kennisgenomen van het artikel “Alle banken gelijk behandeld” van eurocommissaris Kroes? 1)
Ja.

2.
In hoeverre bestaat er volgens u nog een gelijk speelveld in de bancaire sector in Nederland? Indien hier geen sprake van is, welke beleidsinitiatieven kunnen wij op dit terrein verwachten om het gelijke speelveld te herstellen?
Nederlandse financiële instellingen hebben in verschillende mate gebruik gemaakt van de crisisgerelateerde overheidsprogramma’s, hetgeen het gelijk speelveld zou kunnen beïnvloeden. Deze programma’s beogen echter behoud van een gelijk speelveld. Staatssteun wordt immers slechts onder voorwaarden toegestaan en is, als gevolg van de door de Staat in rekening gebrachte rente, niet goedkoop. Staatssteun is dan ook een ‘last resort’ voor financiële instellingen. In dit kader worden de overheidstransacties en overheidsprogramma’s in de financiële sector aan de Europese Commissie (hierna EC) voorgelegd, die vergaande maatregelen kan opleggen om een gelijk speelveld te behouden. Zoals vermeld in het artikel in het NRC, waar uw vragen d.d. 29 januari 2010 naar verwijzen, heeft de EC hiertoe nieuwe richtlijnen opgesteld om onder de buitengewone omstandigheden in de financiële sector een gelijk speelveld te kunnen behouden. Additionele beleidsinitiatieven achten wij gezien de twee bovenstaande mitigerende factoren niet nodig.

3.
In hoeverre heeft volgens u de uitvoering van het Europese mededingbeleid ten aanzien van de bancaire sector het gelijke speelveld in deze sector bevorderd?
De EC eist van financiële instellingen die relatief veel staatssteun hebben ontvangen een herstructureringsplan dat goedgekeurd moet worden door de EC.
De beoordeling door de EC van de reikwijdte van de noodzakelijke herstructurering, gebeurt aan de hand van criteria waarbij de EC eist dat:

1. de bank levensvatbaar is onder redelijke aannames van een stresssituatie zonder dat additionele kapitaalinjecties door de overheid nodig zijn
2. de bank voor een aanzienlijk deel bijdraagt aan de herstructureringskosten door verkoop van activa of door andere middelen
3. concurrentieverstoringen, gecreëerd door de steun, voldoende worden geadresseerd door aanzienlijke afname van activiteiten.

De EC heeft dus bevordering van gelijk speelveld van gesteunde en niet-gesteunde financiële instellingen expliciet als goedkeuringscriterium voor de vereiste herstructureringsplannen benoemd. De EC heeft daarbij de verantwoordelijkheid om de toetsingscriteria op dit gebied consistent toe te passen. Tegelijkertijd geeft de EC aan dat iedere casus maatwerk vereist om het beoogde doel, behoud van gelijk speelveld, te bereiken.
U vraagt naar het effect van bovengenoemd beleid van de EC. Dit beleid is recent door de EC geformuleerd en wordt momenteel op vele casussen toegepast. Of het doel van het Europese mededingings- en staatssteunbeleid – behoud van gelijk speelveld – in de praktijk gerealiseerd wordt, kunnen wij op dit moment nog niet overzien.

4.
In hoeverre is de kritiek van ING bestuursvoorzitter Jan Hommen op het beleid van de eurocommissaris terecht? 2) In hoeverre wordt door dit beleid de concurrentiepositie van een Nederlandse bank niet benadeeld?
De voornaamste kritiek van ING in bovengenoemd artikel is dat bij banken uit andere lidstaten die staatssteun hebben ontvangen, minder zwaar is ingegrepen dan bij ING.

Er zijn instellingen die met minder omvangrijke herstructureringsplannen de goedkeuring van de EC hebben gekregen. De omvang van de steun aan ING was echter aanzienlijk, ook in een Europese vergelijking. Om deze verstoring te mitigeren, moet ING ingrijpender herstructureren dan sommige andere instellingen, hetgeen haar concurrentiepositie kan benadelen. Een voorbeeld van dergelijke ingrijpende herstructurering wordt ook genoemd in het artikel in het NRC waar uw vragen d.d. 29 januari 2010 aan refereren. Dit betreft het afstoten van gezonde bedrijfsonderdelen om concurrentieverstoringen, gecreëerd door de steun, voldoende te adresseren. Dit beïnvloedt per definitie de concurrentiepositie van een bank maar is tegelijkertijd volgens de EC een vereiste om een gelijk speelveld te waarborgen, zie ook de drie criteria genoemd in het antwoord op vraag 3.

5.
In hoeverre verhoudt het artikel van mevrouw Kroes zich tot de strekking van haar brief aan de minister van Financiën, d.d. 2 oktober 2009, waarin zij zich duidelijk uitspreekt tegen alternatieven voor de verkoop van HBU aan Deutsche Bank? 3)
In het artikel van 9 januari 2010 beschrijft commissaris Kroes haar aanpak bij door lidstaten gesteunde banken. Ze beschrijft de staatssteunregels, en hoe gesteunde banken een gelijke behandeling krijgen voor wat betreft de maatregelen die de EC oplegt.

De brief van 2 oktober 2009 van commissaris Kroes waar u aan refereert, ziet op de voorwaarden voor de overname van ABN door Fortis die volgden uit het fusietoezicht van de EC. Om tegemoet te komen aan de bezwaren van de EC – overname van ABN door Fortis zou de mededinging op de Nederlandse markt beperken – heeft Fortis aangeboden enkele onderdelen van ABN af te stoten. Daartoe is een overeenkomst getekend met Deutsche Bank tot verkoop van HBU en IFN. De brief is verzonden in de tijd dat onderhandelingen over het afstoten van bedrijfsonderdelen nog gaande waren. In haar brief geeft commissaris Kroes aan dat zij twijfelt of alternatieven voor de verkoop van HBU en IFN aan Deutsche Bank voldoende tegemoetkomen aan de mededingingsbezwaren van de EC.

Het artikel en de brief verhouden zich ons inziens prima met elkaar. De brief ziet met name op fusietoezicht. Het artikel betreft toezicht op staatssteun.

6.
Kunt u bevorderen dat de beschikking van de Europese Commissie voor wat betreft ING zo snel mogelijk openbaar gemaakt wordt?
Ja, wij hebben ons daarvoor ingezet en verwachten spoedig publicatie.


1) Het Financieele Dagblad, 9 januari 2010
2) Het Financieele Dagblad, 9 januari 2010: “ING verwijt Kroes banken ongelijk te behandelen”
3) Kamerstuk 31 789, nr. 33, bijlage 4

2010Z01806

Vragen van de leden De Nerée tot Babberich en Ten Hoopen (beiden CDA) aan de ministers van Financiën en van Economische Zaken over het artikel “Halvering ING is strafmaatregel”. (Ingezonden 29 januari 2010)

1
Heeft u kennisgenomen van het artikel “Halvering ING is strafmaatregel”? 1)
Ja

2
Kunt u de argumenten zoals die in dit artikel naar voren worden gebracht, meenemen bij de eerder over dit onderwerp gestelde vragen?
Ja

3
Op welke wijze zou volgens u de uitzonderlijke situatie ten aanzien van de financiële stabiliteit in Nederland, zoals bij de staatssteun aan ING destijds, meegewogen moeten worden bij de beoordeling door de Europese Commissie of er sprake is van marktverstoring?
Bij de beoordeling of er sprake is van marktverstoring, speelt de uitzonderlijke situatie ten aanzien van de financiële stabiliteit, naar onze mening geen rol. Deze uitzonderlijke situatie dient naar onze mening wel te worden meegewogen bij de beoordeling of staatssteunmaatregelen in overeenstemming zijn met de gemeenschappelijke markt.

De Europese Commissie heeft daar rekening mee gehouden: zij heeft maatregelen goedgekeurd, die zij onder normale omstandigheden niet zou hebben goedgekeurd.

Een voorbeeld daarvan is de back-up faciliteit voor de Alt A portefeuille van ING. Deze transactie is gebaseerd op de economische waarde van de betreffende illiquide portefeuille, niet op de marktwaarde, hetgeen onder normale omstandigheden het uitgangspunt van de Europese Commissie was geweest voor goedkeuring. De Europese Commissie heeft ons inziens terecht deze transactie goedgekeurd, maar zou dat onder normale omstandigheden vermoedelijk niet hebben gedaan.

1) NRC Handelsblad, 25 januari 2010

Toelichting:
Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen ter zake van de leden De Nerée tot Babberich en Ten Hoopen (beiden CDA), ingezonden 15 januari 2010 (vraagnummer 2010Z00719)