Brief over maatregelen ter beperking van het risico van uitlekken van informatie bij toepassing van de noodregeling
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
Datum: 7 oktober 2010
Betreft: Maatregelen beperken risico uitlekken informatie bij toepassing van de noodregeling
Ons kenmerk: FM/2010/17333 M
Geachte voorzitter,
Op 29 juli 2010 heeft de minister van Justitie u geïnformeerd over de ruimere openbaarmaking van het Rijksrechercheonderzoek naar het DSB-lek. Naar aanleiding hiervan heeft u per brief van 13 september 2010 de minister van Justitie, in afschrift aan mij, verzocht u te informeren over de stappen die inmiddels zijn gezet respectievelijk nog zullen worden gezet om in de toekomst het risico op uitlekken bij de toepassing van de noodregeling tot een minimum te beperken. Na overleg met de minister van Justitie is besloten dat ik uw vraag zal beantwoorden.
Ik wil u in antwoord op uw vraag in eerste instantie verwijzen naar mijn brief van 15 april jl. (Kamerstukken II, 31 371, nr. 334), waarin ik inga op de maatregelen die DNB heeft getroffen ter beperking van het risico van het lekken van informatie. Sindsdien is binnen DNB - naast de reguliere bewustwordingsacties op het gebied van informatiebeveiliging - specifiek aandacht besteed aan de aard en strekking van het (aanvullende) protocol.
In mijn brief van 15 april jl. heb ik tevens aangegeven voor het overige de bevindingen van de commissie-Scheltema hieromtrent af te wachten. De commissie heeft over het lek het volgende opgemerkt:
“Het is de Commissie gebleken dat een deugdelijke voorbereiding van de noodregeling bij een bank als DSB met zich brengt dat het inlichten van een aantal externe partijen noodzakelijk is. Zonder dat kan de noodregeling niet onmiddellijk ingaan en kunnen geen flankerende maatregelen worden getroffen. De Commissie plaatst daarom vraagtekens bij de mogelijkheid om de kring van personen die van een aanvraag voor de noodregeling op de hoogte is, te beperken tot een kleine groep. Dit kan aanleiding zijn de procedure aan een nadere evaluatie te onderwerpen. Een en ander neemt overigens niet weg dat er wel een duidelijk protocol voor het omgaan met de geheimhoudingsplicht behoort te zijn.”1
DNB is naar aanleiding van het Rijksrechercherapport nagegaan of de bestaande procedure voldeed en is tot de conclusie gekomen dat deze op een aantal punten aanscherping behoefde. Hiertoe dient het aanvullende protocol, dat van toepassing is indien DNB overweegt een ingrijpende maatregel te nemen in het geval van een zorgelijke situatie bij een onder toezicht staande bank. Dit protocol ziet er specifiek op dat de omvang van de groep van betrokkenen (intern en extern) zo beperkt mogelijk blijft en op het zo mogelijk nog beter beveiligen van informatie. Hierin is bijvoorbeeld opgenomen dat externe partijen maar een beperkt aantal personen binnen de eigen organisatie op de hoogte mogen brengen.
Hoogachtend,
de minister van Financiën,
mr.drs. J.C. de Jager
1 Zie rapport van de commissie van Onderzoek DSB Bank, Den Haag, 23 juni 2010, pagina 23-24.