Regeling integriteit financiële markten BES

DIrectie Financiële Markten

23 september 2010, nr. FM2010-16910M, Staatscourant 2010, 14617

Regeling van de Minister van Financiën en de Minister van Justitie houdende bepalingen ter uitvoering van bij en krachtens de Wet identificatie bij dienstverlening BES, de Wet melding ongebruikelijke transacties BES en enige andere wetten gestelde regels (Regeling integriteit financiële markten BES)


De Minister van Financiën en de Minister van Justitie,

Gelet op de artikel 6 van de Wet assurantiebemiddelingsbedrijf BES, artikel 2, tweede lid, van de Wet grensoverschrijdende geldtransporten BES, de artikelen 1 tot en met 5a en 8a van de Wet identificatie bij dienstverlening BES, de artikelen 4 en 6 van de Wet melding ongebruikelijke transacties BES, de artikelen 3, 3a, 4, 42b en 46 van de Wet toezicht bank- en kredietwezen 1994 BES, de artikelen 4, 9, 15 en 18 van de Wet toezicht beleggingsinstellingen en administrateurs BES, de artikelen 3, 8, 9, 11 en 12 van de Wet toezicht trustwezen BES, de artikelen 17a en 81 van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf BES, bijlage A, deel I, onderdeel D, bij het Besluit indicatoren ongebruikelijke transacties creditcards en money transfers BES, en de bijlagen A, deel I, onderdeel E, B, deel I, onderdeel 4, C, deel I, onderdeel 6, D, deel I, onderdeel C, en E, deel I, onderdeel C, bij het Besluit indicatoren ongebruikelijke transacties BES,

Besluiten:

§1 Inleidende bepalingen

Artikel 1

In deze regeling wordt, tenzij anders bepaald, verstaan onder:
instelling:
1º. een administrateur;
2º. een assurantiebemiddelaar;
3º. een beleggingsinstelling;
4º. een geldtransactiekantoor;
5º. een kredietinstelling;
6º. een trustkantoor;
7º. een verzekeraar;
openbaar lichaam: het openbaar lichaam Bonaire, Sint Eustatius of Saba;
toezichtautoriteit:
a. de Bank voor zover deze regeling strekt tot uitvoering van bepalingen van de Wet toezicht bank- en kredietwezen 1994 BES, de Wet toezicht trustwezen BES of de Wet toezicht verzekeringsbedrijf BES;
b. de Autoriteit Financiële Markten voor zover deze regeling strekt tot uitvoering van bepalingen van de Wet assurantiebemiddelingsbedrijf BES of de Wet toezicht beleggingsinstellingen en administrateurs BES;
c. een ingevolge artikel 8a, eerste lid, van de Wet identificatie bij financiële dienstverlening BES aangewezen persoon voor zover deze regeling strekt tot uitvoering van die wet.

§2 Betrouwbaarheid en deskundigheid

Artikel 2

Voor de toepassing van deze paragraaf wordt verstaan onder
instelling:
1º. een administrateur;
2º. een assurantiebemiddelaar;
3º. een beleggingsinstelling;
4º. een geldtransactiekantoor;
5º. een kredietinstelling;
6º. een trustkantoor.

Artikel 3

1. Het beleid van een instelling wordt bepaald of medebepaald door personen wier betrouwbaarheid buiten twijfel staat. Indien binnen de instelling een orgaan is belast met toezicht op het beleid en de algemene gang van zaken van de instelling, wordt dit toezicht gehouden door personen wier betrouwbaarheid buiten twijfel staat.

2. De betrouwbaarheid van een persoon als bedoeld in het eerste lid staat voor de duur van drie jaren buiten twijfel wanneer dat door de toezichtautoriteit voor de toepassing van deze regeling is vastgesteld, zolang niet een wijziging in de relevante feiten of omstandigheden een redelijke aanleiding geeft tot een nieuwe beoordeling.

3. De toezichtautoriteit kan tot en met 31 december 2011 de opneming van Bonaire, Sint Eustatius en Saba in het Nederlandse staatsbestel aanmerken als een wijziging in de relevante feiten of omstandigheden in de zin van het tweede lid.

Artikel 4

1. De toezichtautoriteit stelt vast of de betrouwbaarheid van een persoon als bedoeld in artikel 3, eerste lid, buiten twijfel staat op basis van diens voornemens, handelingen en antecedenten.

2. De toezichtautoriteit neemt bij de vaststelling, bedoeld in het eerste lid, in ieder geval in aanmerking:

a. de in de onderdelen 1 en 2 van Bijlage A genoemde strafrechtelijke antecedenten;
b. de in onderdeel 3 van Bijlage A genoemde financiële antecedenten;
c. de in onderdeel 4 van Bijlage A genoemde toezichtantecedenten;
d. de in onderdeel 5 van Bijlage A genoemde fiscaal bestuursrechtelijke antecedenten; en
e. de in onderdeel 6 van Bijlage A genoemde overige antecedenten.

3. In geval de betreffende instelling haar zetel in een openbaar lichaam heeft, neemt de toezichtautoriteit bij de vaststelling, bedoeld in het eerste lid, voorts in aanmerking de in onderdeel 7 van Bijlage A genoemde zakelijk financiële antecedenten.

Artikel 5

1. De toezichtautoriteit verkrijgt inzicht in de in artikel 4, eerste lid, bedoelde voornemens, handelingen en antecedenten op grond van:
a. door betrokkene verstrekte gegevens en inlichtingen;
b. door de procureur-generaal uit inlichtingen van de justitiële documentatiedienst verstrekte gegevens;
c. gegevens en inlichtingen, verkregen van de rijksbelastingdienst;
d. gegevens en inlichtingen, verkregen van Nederlandse of buitenlandse overheidsinstanties dan wel van Nederlandse of buitenlandse van overheidswege aangewezen instanties die belast zijn met het toezicht op financiële markten of op personen die op die markten werkzaam zijn;
e. ambtsberichten van het Openbaar Ministerie;
f. inlichtingen, verkregen van door betrokkene opgegeven referenties;
g. gegevens uit openbare bronnen;
h. inlichtingen, verkregen van curatoren of bewindvoerders met betrekking tot faillissementen, surseances, schuldsaneringen, bewindvoeringen of noodregelingen waarbij de in artikel 3 bedoelde persoon betrokken is geweest; of
i. inlichtingen, verkregen van organisaties van huidige of voormalige beroepsgenoten van betrokkene.

2. Indien de gegevens of inlichtingen, verkregen overeenkomstig het eerste lid, de toezichtautoriteit aanleiding geven tot nader onderzoek, kan de toezichtautoriteit ook inlichtingen inwinnen en gegevens opvragen bij andere personen of instanties dan genoemd in dat lid. De toezichtautoriteit stelt de betrokkene in dat geval vooraf schriftelijk in kennis van:
a. de reden van het nadere onderzoek;
b. de personen of instanties bij wie nadere gegevens of inlichtingen zullen worden ingewonnen; en
c. de aard van de nadere gegevens of inlichtingen.

Artikel 6

1. De betrouwbaarheid van een persoon als bedoeld in artikel 3 staat niet buiten twijfel indien deze veroordeeld is terzake van een misdrijf, genoemd in onderdeel 1 van bijlage A, tenzij er sinds het onherroepelijk worden van de uitspraak acht jaren of meer zijn verstreken.

2. De toezichtautoriteit kan op grond van de omstandigheden of belangen, genoemd in artikel 7, afwijken van het eerste lid.

Artikel 7

De toezichtautoriteit neemt bij de vaststelling, bedoeld in artikel 4, in aanmerking:
a. het onderlinge verband tussen de aan een antecedent ten grondslag liggende gedraging of gedragingen en de overige omstandigheden van het geval;
b. de belangen die de Wet toezicht bank- en kredietwezen 1994 BES, de Wet toezicht trustwezen BES, de Wet toezicht verzekeringsbedrijf BES, de Wet assurantiebemiddelingsbedrijf BES en de Wet toezicht beleggingsinstellingen en administrateurs BES beogen te beschermen; en
c. de overige belangen van de instelling of verzekeraar en de betrokkene.

Artikel 8

Een verklaring van geen bezwaar als bedoeld in artikel 46, eerste lid, van de Wet toezicht bank- en kredietwezen 1994 BES of artikel 81, eerste lid, van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf BES wordt verleend tenzij de betrouwbaarheid van de aanvrager niet buiten twijfel staat. De artikelen 3, tweede lid, tot en met 7 zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 9

1. Een bestuurder van een trustkantoor, zijnde een natuurlijke persoon, beschikt naar het oordeel van de toezichtautoriteit over voldoende relevante kennis en ervaring voor de bedrijfsvoering van het trustkantoor.

2. Een beleidsbepaler, zijnde een natuurlijke persoon, niet zijnde een bestuurder, van een trustkantoor beschikt naar het oordeel van de toezichtautoriteit over voldoende relevante kennis en ervaring voor het bepalen of mede bepalen van het beleid van het trustkantoor.

3. Indien een bestuurder van een trustkantoor of een beleidsbepaler, niet zijnde een bestuurder, van een trustkantoor een rechtspersoon is, beschikt iedere natuurlijke persoon die de rechtspersoon in deze vertegenwoordigt naar het oordeel van de toezichtautoriteit over voldoende relevante kennis en ervaring voor de bedrijfsvoering van het trustkantoor onderscheidenlijk voor het bepalen of mede bepalen van het beleid van het trustkantoor.

4. Indien aanwezig, beschikt de Raad van Commissarissen van een trustkantoor bestaande uit natuurlijke personen, als geheel naar het oordeel van de toezichtautoriteit over voldoende relevante kennis en ervaring voor het toezicht op de bedrijfsvoering van het trustkantoor.

Artikel 10

1. Het dagelijks beleid van een trustkantoor wordt te allen tijde bepaald door minstens één bestuurder, zijnde een natuurlijke persoon die woonachtig is in de openbare lichamen, in Curaçao of in Sint Maarten.

2. De benoeming van een persoon als bedoeld in artikel 9 vindt niet plaats dan na voorafgaand schriftelijk verzoek aan en schriftelijke goedkeuring door de toezichtautoriteit. De toezichtautoriteit kan de goedkeuring onthouden indien de betrouwbaarheid van de desbetreffende persoon niet buiten twijfel staat. De artikelen 4 tot en met 7 zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 11

Een trustkantoor beschikt voor haar activiteiten, met inbegrip van de beheersdiensten die onder haar verantwoordelijkheid worden verleend door personen geplaatst op de bijlagen A en B bij haar vergunning, over voldoende expertise om te kunnen voldoen aan het bepaalde ingevolge de artikelen 12 en 13 van de Wet toezicht trustwezen BES.

Artikel 12

1. Een beleidsbepaler of medebeleidsbepaler, zijnde een natuurlijke persoon, van een op de bijlage A bij de vergunning van een trustkantoor geplaatste persoon, beschikt naar het oordeel van de toezichtautoriteit over voldoende relevante kennis en ervaring om beheersdiensten onder de verantwoordelijkheid van het trustkantoor te verlenen.

2. Indien een beleidsbepaler of medebeleidsbepaler van een op de bijlage A bij de vergunning van een trustkantoor geplaatste persoon een rechtspersoon is, beschikt iedere natuurlijke persoon die de rechtspersoon in deze vertegenwoordigt naar het oordeel van de toezichtautoriteit over voldoende relevante kennis en ervaring om beheersdiensten onder de verantwoordelijkheid van het trustkantoor te verlenen.

3. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op een op bijlage B bij de vergunning van een trustkantoor geplaatste natuurlijke persoon.

4. Indien aanwezig, beschikt de Raad van Commissarissen van een op de bijlage A bij de vergunning van een trustkantoor geplaatste persoon bestaande uit natuurlijke personen, als geheel naar het oordeel van de toezichtautoriteit over voldoende relevante kennis en ervaring voor het toezicht op de bedrijfsvoering van die persoon.

Artikel 13

1. Het dagelijkse beleid van een op de bijlage A bij de vergunning van een trustkantoor geplaatste persoon wordt te allen tijde bepaald door minstens één natuurlijke persoon die woonachtig is in de openbare lichamen, in Curaçao of in Sint Maarten.

2. De benoeming van een in het eerste lid bedoelde natuurlijke persoon, en van iedere natuurlijke persoon die het beleid van een op de bijlage A bij de vergunning van een trustkantoor geplaatste persoon bepaalt of medebepaalt, en indien aanwezig de leden van de Raad van Commissarissen van die persoon, vindt niet plaats dan na een voorafgaand schriftelijk verzoek aan en een schriftelijke goedkeuring door de toezichtautoriteit.

3. De toezichtautoriteit kan indien noodzakelijk met het oog op de activiteiten van een trustkantoor en de deskundigheid van de beleidsbepalers en medebeleidsbepalers van een trustkantoor in afwijking van het eerste lid bepalen dat het dagelijkse beleid van het trustkantoor wordt bepaald door een groter aantal personen. Het trustkantoor geeft daaraan gevolg binnen de door de toezichtautoriteit gestelde termijn.

4. Het derde lid is van overeenkomstige toepassing op een op de bijlage A bij de vergunning van een trustkantoor geplaatste persoon.

5. Indien dagelijkse beleid van een trustkantoor onderscheidenlijk een op de bijlage A bij de vergunning van een trustkantoor geplaatste persoon niet meer wordt bepaald door ten minste het ingevolge het eerste lid en artikel 10 voorgeschreven aantal personen, dan dient dit direct schriftelijk door het trustkantoor aan de Bank te worden gemeld. Daarbij wordt aangegeven de termijn waarbinnen het trustkantoor respectievelijk de desbetreffende persoon weer zal voldoen aan het door de Bank gestelde aantal.

6. Bij het verblijf buiten de openbare lichamen, Curaçao en Sint Maarten van alle bestuurders van een trustkantoor met zetel in de openbare lichamen of de personen belast met het dagelijkse beleid van een op de bijlage A bij de vergunning van een trustkantoor geplaatste persoon met zetel in de openbare lichamen, dient een in de openbare lichamen, Curaçao of Sint Maarten gevestigde natuurlijke persoon vooraf aan dat verblijf in het trustkantoor te zijn aangesteld, als de persoon die zo nodig door de toezichthouder als aanspreekpersoon aangemerkt moet worden.

§3 Integere uitoefening van het bedrijf

Artikel 14

Voor de toepassing van deze paragraaf wordt verstaan onder:

back-to-back lening:

kredietinstrument waarbij de kredietnemer geld of financiële instrumenten ter beschikking krijgt, waartegenover de kredietverstrekker een zekerheid ontvangt, direct of indirect, uit eigen liquide middelen van de kredietnemer;

incident:

gedraging of gebeurtenis die een ernstig gevaar vormt voor de integere uitoefening van het bedrijf van de desbetreffende instelling;

integriteitsrisico:

gevaar voor aantasting van de reputatie of bestaande of toekomstige bedreiging van vermogen of resultaat van een instelling als gevolg van een ontoereikende naleving van hetgeen bij of krachtens enig wettelijk voorschrift is voorgeschreven.

Artikel 15

1. Een instelling draagt zorg voor een integriteitsbewuste bedrijfscultuur, geïntegreerd in de bedrijfsvoering en gebaseerd op een systematische analyse van integriteitsrisico's. Zij legt haar intenties ter zake vast in een openbare verklaring.

2. Een instelling legt schriftelijk haar beleid vast met betrekking tot het bepaalde in het eerste lid, eerste volzin, en informeert haar cliënten over de doelstellingen van de in deze paragraaf gestelde regels, de Sanctiewet 1977 en de met betrekking tot het financieel verkeer op grond van die wet gestelde regels, en de bij of krachtens de Wet identificatie bij dienstverlening BES en de Wet melding ongebruikelijke transacties BES gestelde regels.

3. Een instelling wijst ten minste één functionaris op managementniveau aan die op onafhankelijke en effectieve wijze de naleving controleert van op grond van wettelijke voorschriften op die instelling rustende verplichtingen met betrekking tot de integere uitoefening van het bedrijf en van interne regels ter zake die de instelling zelf heeft opgesteld alsmede van de regels bedoeld in het tweede lid. De functionaris kan binnen korte tijd beschikken over transactiegegevens, alsmede over gegevens die de instelling heeft vastgelegd ingevolge de hoofdstukken 3, 4 en 5 of de Wet identificatie bij dienstverlening BES en andere voor zijn taak relevante gegevens. Een instelling beschikt over procedures die erin voorzien dat gesignaleerde tekortkomingen of gebreken worden gerapporteerd aan de functionaris. Een instelling beoordeelt periodiek de interne controlesystemen op hun effectiviteit en actualiteitswaarde en stelt deze zo nodig bij.

4. Een instelling waarborgt dat kennis die wordt opgedaan bij de uitvoering van het derde lid en de resultaten van maatregelen genomen naar aanleiding van de controle bedoeld in dat lid binnen haar organisatie beschikbaar blijven.

Artikel 16

1. Een instelling beschikt over procedures en maatregelen met betrekking tot de omgang met en vastlegging van incidenten. Die procedures en maatregelen voorzien in elk geval in een degelijke administratieve vastlegging van:

1º. de kenmerken van het incident;
2º. gegevens over degene(n) die het incident heeft (hebben) bewerkstelligd;
3º. de naar aanleiding van het incident genomen maatregelen.

2. De instelling neemt naar aanleiding van een incident maatregelen die zijn gericht op het beheersen van de opgetreden risico’s en het voorkomen van herhaling.

3. De instelling informeert de toezichtautoriteit onverwijld schriftelijk omtrent incidenten.

Artikel 17

1. Een instelling houdt een overzicht bij van de integriteitsgevoelige functies in haar onderneming, en van de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden behorende bij elk van die functies.

2. Een instelling maakt een onderbouwde beoordeling van de betrouwbaarheid van personen die zij wil benoemen in een integriteitsgevoelige functie.

3. Een instelling draagt zorg voor de beoordeling van de betrouwbaarheid van personen die, anders dan op grond van een arbeidsovereenkomst, werkzaamheden in een integriteitgevoelige functie verrichten.

4. Een instelling maakt voortdurend een onderbouwde beoordeling van de betrouwbaarheid van personen die benoemd zijn of werkzaamheden verrichten in een integriteitsgevoelige functie.

5. Een instelling beschikt over procedures en maatregelen die waarborgen dat zij voldoet aan het tweede tot en met het vierde lid. De werkzaamheden die zijn verricht ten behoeve van de naleving van die leden en de uitkomsten van die werkzaamheden worden door de instelling schriftelijk vastgelegd.

6. De toezichtautoriteit kan nadere regels stellen met betrekking tot de wijze waarop een instelling de betrouwbaarheid beoordeelt van personen als bedoeld in het tweede tot en met het vierde lid en de vastlegging van gegevens ingevolge het vijfde lid.

Artikel 18

1. Omtrent een persoon van wie zij de betrouwbaarheid heeft beoordeeld ingevolge artikel 17, tweede tot en met vierde lid, verstrekt een instelling desgevraagd schriftelijk inlichtingen aan een andere instelling ten behoeve van de beoordeling door die andere instelling van die persoon ingevolge artikel 17, tweede tot en met vierde lid, zodanig dat over de betrouwbaarheid een juist en zo volledig mogelijk beeld bestaat.

2. Een instelling onthoudt zich van handelingen waarvan zij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat deze een onjuist beeld kunnen doen ontstaan van een persoon als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 19

1. Een instelling beschikt met het oog op een integere uitoefening van het bedrijf over procedures en maatregelen met betrekking tot de acceptatie van cliënten.

2. De toezichtautoriteit kan met het oog op een integere uitoefening van het bedrijf regels stellen met betrekking tot het door kredietinstellingen te voeren beleid met betrekking tot afgeschermde rekeningen en rekeningen waarop waarden worden aangehouden ten behoeve van derden.

3. De toezichtautoriteit kan voorts regels stellen met het oog op het voorkomen van misbruik van technische toepassingen voor witwassen of financiering van terrorisme.

Artikel 20

1. Een kredietinstelling beschikt over procedures met betrekking tot de verstrekking van back-to-back leningen.

2. Indien de kredietinstelling voornemens is een back-to-back lening te verstrekken, onderzoekt zij of het krediet voor legitieme doeleinden gebruikt zal worden.

3. Indien er een back-to-back lening wordt verstrekt, legt de kredietinstelling de overeenkomst met vermelding van de gestelde essentiële zekerheden, deugdelijk vast.

4. Dit artikel is niet van toepassing op een kredietinstelling met zetel buiten de openbare lichamen.

Artikel 21

1. Een instelling beschikt over procedures en maatregelen die waarborgen dat zij, in geval van verzoek van de toezichtautoriteit, onderzoekt of in haar administratie bepaalde personen of instellingen voorkomen die in verband met vermoede terroristische activiteiten of daarmee verband houdende activiteiten, de integriteit van de financiële sector kunnen schaden.

2. De in het eerste lid bedoelde procedures en maatregelen waarborgen voorts dat de instelling de uitkomst van het in het eerste lid bedoelde onderzoek verstrekt aan de toezichtautoriteit binnen een door de toezichtautoriteit te stellen termijn.

Artikel 22

1. Een instelling waarborgt dat zij procedures en maatregelen heeft getroffen ter naleving van:
a. de Sanctiewet 1977 en de met betrekking tot het financieel verkeer op grond van die wet gestelde regels;
b. de bij of krachtens de Wet identificatie bij dienstverlening BES en de Wet melding ongebruikelijke transacties BES gestelde regels.

2. De maatregelen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, zien ten minste op een adequate controle van de administratie van de instelling op het overeenkomen van de identiteit van een relatie met een (rechts)persoon of entiteit, als bedoeld in de Sanctieregelgeving, met het oog op het bevriezen van de financiële middelen van die relatie of het voorkomen van het ter beschikking stellen van financiële middelen of diensten aan die relatie.

3. Voor de toepassing van het tweede lid wordt verstaan onder relatie: een ieder die betrokken is bij een financiële dienst of een financiële transactie.

Artikel 23

1. Een trustkantoor draagt zorg voor een deugdelijke administratie, en waarborgt dat zij maatregelen heeft getroffen om de rechten, met betrekking tot gelden of geldswaarden, van ondernemingen waaraan door het trustkantoor beheersdiensten zullen worden verleend en van derden te beschermen. De maatregelen strekken in elk geval tot een volledige scheiding tussen de vermogensbestanddelen van elk van die ondernemingen, iedere derde en van het trustkantoor en de rechtspersonen die ingevolge artikel 6 van de Wet toezicht trustwezen BES op bijlage A van haar vergunning zijn geplaatst.

2. Een trustkantoor houdt op haar kantoor op een overzichtelijke wijze ten minste voor de Bank beschikbaar:
a. de schriftelijke overeenkomsten tussen het trustkantoor en haar cliënten en andere overeenkomsten die het trustkantoor heeft gesloten terzake van de door het trustkantoor geleverde diensten;
b. de in bijlage B bedoelde bescheiden en gegevens.

§4 Grensoverschrijdende geldtransporten en bij geldelijke overmakingen te voegen informatie over de betaler

Artikel 24

Voor de toepassing van deze paragraaf wordt verstaan onder:

betaler:

een rekeninghouder, zijnde een natuurlijke persoon of rechtspersoon, die een geldelijke overmaking vanaf de door hem gehouden rekening toestaat, of bij ontbreken van een rekening, een natuurlijke of rechtspersoon die de opdracht tot het overmaken van geld geeft;

betalingsdienstaanbieder:

kredietinstelling of geldtransactiekantoor;

begunstigde:

natuurlijke persoon of rechtspersoon die de beoogde uiteindelijke ontvanger van de overgemaakte gelden is;

blokovermaking:

meerdere afzonderlijke geldelijke overmakingen die zijn gebundeld met het oog op de transmissie ervan;

geldelijke overmaking:

transactie die door een betalingsdienstaanbieder langs elektronische weg wordt uitgevoerd voor rekening van een betaler met de bedoeling bij een betalingsdienstaanbieder gelden beschikbaar te stellen voor een begunstigde, ongeacht of de betaler en de begunstigde een en dezelfde persoon zijn;

intermediaire betalingsdienstaanbieder:

betalingsdienstaanbieder die noch handelt in opdracht van de betaler, noch van de begunstigde, en die betrokken is bij de uitvoering van geldelijke overmakingen;

unieke identificatiecode:

een combinatie van letters, cijfers of symbolen, door de betalingsdienstaanbieder bepaald, overeenkomstig de protocollen van het betalings- en afwikkelingssysteem of het berichtensysteem dat voor de geldelijke overmaking is gebruikt.

Artikel 25

De bepalingen van deze paragraaf zijn niet van toepassing op geldelijke overmakingen die met behulp van een krediet- of debetkaart worden verricht, mits:
a. de begunstigde een overeenkomst met de betalingsdienstaanbieder heeft op grond waarvan de betaling voor de levering van goederen en de verrichting van diensten mogelijk is; en
b. bij de geldelijke overmaking een unieke identificatiecode is gevoegd die het mogelijk maakt deze geldelijke overmaking terug te traceren naar de betaler.

Artikel 26

De bepalingen van deze paragraaf zijn niet van toepassing op geldelijke overmakingen die via een mobiele telefoon of een ander digitaal of Informatie Technologie (IT)-toestel werden verricht, indien dergelijke geldelijke overmakingen vooraf zijn betaald en het bedrag van USD 150 niet overschrijden.

Artikel 27

De bepalingen van deze paragraaf zijn niet van toepassing op:
a. geldelijke overmakingen waarbij de betaler geld van zijn eigen rekening afhaalt;
b. geldelijke overmakingen waarbij er sprake is van een incassomachtiging tussen twee partijen op grond waarvan betalingen tussen deze partijen via rekeningen kunnen worden verricht, mits bij de geldelijke overmaking een unieke identificatiecode is gevoegd die het mogelijk maakt de transactie naar de natuurlijke of de rechtspersoon te traceren;
c. geldelijke overmakingen waarbij ingehouden cheques worden gebruikt;
d. geldelijke overmakingen aan de overheid voor belastingen, boetes of andere heffingen binnen de openbare lichamen;
e. geldelijke overmakingen waarbij zowel de betaler als de begunstigde betalingsdienstaanbieders zijn die voor eigen rekening handelen.

Artikel 28

1. De volledige informatie over de betaler bestaat uit zijn volledige naam of namen, adres en rekeningnummer.

2. Het adres mag worden vervangen door de geboorteplaats en -datum van de betaler, zijn cliëntidentificatienummer of zijn nationaal identiteitsnummer.

3. Bij gebreke van het rekeningnummer van de betaler vervangt de betalingsdienstaanbieder van de betaler dit door een unieke identificatiecode aan de hand waarvan de geldelijke overmaking terug kan worden getraceerd naar de betaler.

Artikel 29

1. Betalingsdienstaanbieders zorgen ervoor dat de volledige informatie over de betaler bij de geldovermakingen wordt gevoegd.

2. De betalingsdienstaanbieder van de betaler bewaart gedurende vijf jaar de volledige informatie over de betaler welke bij geldovermakingen wordt gevoegd.

3. In afwijking van het eerste lid wordt bij geldelijke overmakingen waarbij zowel de betalingsdienstaanbieder van de betaler als de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde in een openbaar lichaam is gevestigd, alleen het rekeningnummer van de betaler gevoegd of een unieke identificatiecode aan de hand waarvan de geldelijke overmaking terug kan worden getraceerd naar de betaler.

4. In geval het derde lid toepasselijk is, stelt de betalingsdienstaanbieder van de betaler evenwel op verzoek van de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde uiterlijk drie werkdagen na ontvangst van dit verzoek de volledige informatie over de betaler ter beschikking van de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde.

Artikel 30

1. Wanneer de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde buiten de openbare lichamen is gevestigd, wordt bij geldovermakingen de volledige informatie over de betaler gevoegd.

2. Wanneer de betalingsdienstaanbieders van de begunstigden buiten de openbare lichamen zijn gevestigd, is bij blokovermakingen die afkomstig zijn van één betaler het eerste lid niet van toepassing op de gebundelde afzonderlijke geldovermakingen, mits het batchbestand de in dat lid bedoelde informatie bevat en bij de afzonderlijke geldovermakingen het rekeningnummer van de betaler of een unieke identificatiecode is gevoegd.

Artikel 31

Een betalingsdienstaanbieder beschikt over procedures en maatregelen die ertoe strekken dat hij, indien een andere betalingsdienstaanbieder regelmatig nalaat de vereiste informatie over de betaler te verstrekken, overweegt te besluiten alle toekomstige geldovermakingen van deze betalingsdienstaanbieder te weigeren of zijn relatie met die betalingsdienstaanbieder al dan niet te beperken of te beëindigen.

Artikel 32

De betalingsdienstaanbieder van de begunstigde controleert of de velden voor informatie over de betaler in het berichtensysteem of het betalings- en afwikkelingssysteem dat voor de geldovermaking gebruikt wordt, zijn ingevuld met karakters of invoer die toegelaten zijn volgens de procedures van het berichten- of het betalings- en afwikkelingssysteem. Deze betalingsdienstaanbieder beschikt over effectieve procedures om het ontbreken van de volgende informatie over de betaler op te merken:
a. bij geldovermakingen waarbij de betalingsdienstaanbieder van de betaler in een openbaar lichaam is gevestigd, de uit hoofde van artikel 29, derde lid, vereiste informatie;
b. bij geldovermakingen waarbij de betalingsdienstaanbieder van de betaler buiten de openbare lichamen is gevestigd, de in artikel 28, eerste lid, bedoelde volledige informatie over de betaler, of, in voorkomend geval, de uit hoofde van artikel 36 vereiste informatie;
en
c. bij blokovermakingen waarbij de betalingsdienstaanbieder van de betaler buiten de openbare lichamen is gevestigd, dient de in artikel 28, eerste lid, bedoelde volledige informatie over de betaler alleen in de blokovermaking te staan, en niet bij de daarin gebundelde afzonderlijke geldovermakingen.

Artikel 33

Ingeval de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde bij de ontvangst van geldelijke overmakingen constateert dat de krachtens de bepalingen van deze paragraaf vereiste informatie over de betaler onvolledig is, weigert hij de overmaking tot hij de bedoelde informatie heeft ontvangen.

Artikel 34

De betalingsdienstaanbieder van de begunstigde houdt alle over de betaler ontvangen informatie gedurende vijf jaar bij.

Artikel 35

Intermediaire betalingsdienstaanbieders dragen ervoor zorg dat alle ontvangen informatie over de betaler welke bij een geldelijke overmaking is gevoegd, bij die overmaking blijft.

Artikel 36

1. Dit artikel is van toepassing wanneer de betalingsdienstaanbieder van de betaler buiten de openbare lichamen is gevestigd en de intermediaire betalingsdienstaanbieder in een openbaar lichaam is gevestigd.

2. Tenzij de intermediaire betalingsdienstaanbieder bij de ontvangst van een geldelijke overmaking constateert dat de krachtens de bepalingen van deze paragraaf vereiste informatie over de betaler ontbreekt of onvolledig is, kan hij een betalingssysteem met technische beperkingen gebruiken dat belet dat de informatie over de betaler bij de geldelijke overmaking blijft om de geldovermakingen naar de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde te sturen.

3. Wanneer de intermediaire betalingsdienstaanbieder bij ontvangst van een geldelijke overmaking constateert dat de krachtens deze paragraaf vereiste informatie over de betaler ontbreekt of onvolledig is, gebruikt hij enkel een betalingssysteem met technische beperkingen als het de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde hierover kan inlichten, hetzij binnen een berichten- of betalingssysteem dat voorziet in de melding van dit feit, hetzij via een andere procedure, mits deze communicatiewijze door beide betalingsdienstaanbieders is aanvaard of overeengekomen.

4. Wanneer de intermediaire betalingsdienstaanbieder een betalingssysteem met technische beperkingen gebruikt, stelt hij op verzoek van de betalingsdienstaanbieder van de begunstigde uiterlijk drie werkdagen na ontvangst van dit verzoek alle ontvangen informatie over de betaler ter beschikking van deze betalingsdienstaanbieder, ongeacht of die informatie volledig is of niet.

5. In de in het tweede en derde lid vermelde gevallen bewaart de intermediaire betalingsdienstaanbieder alle ontvangen informatie gedurende vijf jaar.

Artikel 37

Een instelling beschikt over procedures en maatregelen die waarborgen dat zij op verzoek van de toezichtautoriteit onverwijld de bij geldovermakingen te voegen informatie over de betaler en de daarop betrekking hebbende bewijsstukken verstrekt aan de toezichtautoriteit.

Artikel 38

Het model voor het aangiftebiljet voor de aanmelding van een grensoverschrijdend geldtransport, bedoeld in artikel 2, tweede lid, van de Wet grensoverschrijdende geldtransporten BES, is vastgesteld overeenkomstig de bij deze regeling behorende bijlage C.

§5 Cliëntonderzoek

Artikel 39

1. Voor de toepassing van deze paragraaf wordt verstaan onder:
lidstaat: een lidstaat van de Europese Unie;
politiek prominente personen: natuurlijke personen die een prominente publieke functie bekleden of hebben bekleed en directe familieleden of naaste geassocieerden van deze personen;
wet: de Wet identificatie bij dienstverlening BES;
zakelijke relatie: een relatie als bedoeld in artikel 5a van de wet.

2. Voor de toepassing van het eerste lid wordt verstaan onder:
prominente publieke functies: de functies, tenzij bekleed door middelbare of lagere ambtenaren, van:
1º. staatshoofden, regeringsleiders, ministers en staatssecretarissen;
2º. parlementsleden;
3º. leden van hooggerechtshoven, constitutionele hoven en andere hoge rechterlijke instanties die arresten wijzen waartegen doorgaans geen verder beroep mogelijk is, behalve in uitzonderlijke omstandigheden;
4º. leden van rekenkamers of van directies van centrale banken;
5º. ambassadeurs, zaakgelastigden en hoge legerofficieren;
6º. leden van bestuurs-, leidinggevende of toezichthoudende organen van overheidsbedrijven;
inclusief posten op of internationaal niveau;
directe familieleden:
1º. de echtgenoot of echtgenote;
2º. een partner die naar nationaal recht als gelijkwaardig met een echtgenoot of echtgenote wordt aangemerkt;
3º. de kinderen en hun echtgenoten of partners;
4º. de ouders;
naaste geassocieerde:
a. een natuurlijke persoon van wie bekend is, dat deze met een persoon die een prominente publieke functie bekleedt of heeft bekleed de gezamenlijke uiteindelijke begunstigde is van juridische entiteiten of juridische constructies of met die persoon andere nauwe zakelijke relaties heeft;
b. een natuurlijke persoon die alleen de juridisch begunstigde is van een juridische entiteit of juridische constructie waarvan bekend is, dat deze is opgezet ten behoeve van de feitelijke begunstiging van een persoon die een prominente publieke functie bekleedt of heeft bekleed.

Artikel 40

1. De bedragen, bedoeld in artikel 1, onderdeel b, onder 5º en 6º, van de wet worden bepaald op nihil.

2. Het bedrag bedoeld in artikel 1, onderdeel b, onder 7º, van de wet wordt bepaald op USD 11.000.

Artikel 41

Artikel 2, eerste lid, van de wet is eveneens van toepassing indien:
a. er indicaties zijn dat de cliënt betrokken is bij witwassen of financieren van terrorisme;
b. de dienstverlener twijfelt aan de betrouwbaarheid van eerder verkregen gegevens van de cliënt.

Artikel 42

1. Vrijstelling van artikel 2, eerste lid, onderdeel a, van de wet wordt verleend aan dienstverleners, voor zover deze:
a. diensten verlenen aan een cliënt ten aanzien waarvan onderzoek conform artikel 2, eerste lid, onderdeel a, van de wet is uitgevoerd door een andere dienstverlener; en
b. beschikken over afschriften van alle stukken aan de hand waarvan dat onderzoek heeft plaatsgevonden alsmede over naam, adres en overige contactgegevens van die andere dienstverlener en van de persoon die binnen de organisatie van die andere dienstverlener verantwoordelijk is voor het bedoelde onderzoek.

2. Vrijstelling van artikel 2, eerste lid, van de wet wordt verleend aan dienstverleners, voor zover deze diensten verlenen aan:
a. een onderneming of instelling als bedoeld in artikel 2, vierde lid, van de wet;
b. een beleggingsinstelling of administrateur die over een vergunning als bedoeld in artikel 3 onderscheidenlijk artikel 14 van de Wet toezicht beleggingsinstellingen en administrateurs BES beschikt;
c. een trustkantoor dat over een vergunning als bedoeld in artikel 2, tweede lid, van de Wet toezicht trustwezen BES beschikt;
d. een assurantiebemiddelaar die is ingeschreven in het register, bedoeld in artikel 4 van de Wet assurantiebemiddelingsbedrijf BES;
e. een natuurlijke persoon of rechtspersoon die is aangesloten bij een effectenbeurs die lid is van de Fédération Internationale des Bourses de Valeurs, en die is gevestigd in de openbare lichamen, een lidstaat van de Europese Unie of in een staat, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie, die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, of in Aruba, Australië, Bahrein, Canada, Curaçao, HongKong, Japan, Jemen, Koeweit, Nieuw Zeeland, Qatar, Saoedi-Arabië, Singapore, Sint Maarten, Turkije, de Verenigde Arabische Emiraten, de Verenigde Staten van Amerika, of Zwitserland;
f. een onderneming of instelling waaraan door de bevoegde autoriteiten van de openbare lichamen, van een lidstaat van de Europese Unie, of van een staat, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie, die partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, of van Aruba, Australië, Bahrein, Canada, Curaçao, HongKong, Japan, Jemen, Koeweit, Nieuw Zeeland, Qatar, Saoedi-Arabië, Singapore, Sint Maarten, Turkije, de Verenigde Arabische Emiraten, de Verenigde Staten van Amerika, of Zwitserland, vergunning is verleend voor de uitoefening van het bedrijf van kredietinstelling, beleggingsinstelling, levensverzekeraar, effectenbemiddeling of vermogensbeheer.

3. Behoudens in de omstandigheid van artikel 41, onderdeel a, wordt vrijstelling van artikel 2, eerste lid, van de wet verleend aan dienstverleners, voor zover deze een dienst verlenen als bedoeld in:
a. artikel 1, onderdeel b, onder 5º, van de wet, en de daar bedoelde premie is kleiner of gelijk aan:
1º. USD 1.400 per jaar indien het een periodieke premie betreft; of
2º. USD 2.800 indien het een eenmalige premie betreft;
b. artikel 1, onderdeel b, onder 6º, van de wet, en de daar bedoelde uitkering is kleiner of gelijk aan USD 11.000.

4. Een dienstverlener verzamelt voldoende gegevens om te kunnen vaststellen of het tweede lid op een cliënt van toepassing is.

Artikel 43

1. Indien een cliënt niet fysiek aanwezig is voor identificatie neemt een dienstverlener maatregelen om het daaruit voortvloeiende hogere risico op witwassen of financieren van terrorisme te compenseren. De dienstverlener kan aan de vorige volzin voldoen indien hij:
a. de identiteit van de cliënt verifieert aan de hand van aanvullende documenten, gegevens of informatie;
b. de overgelegde documenten beoordeelt op echtheid; of
c. waarborgt dat de eerste betaling die met de zakelijke relatie of transactie verband houdt, wordt gedaan ten gunste of ten laste van een rekening van de cliënt bij een bank met zetel in een lidstaat van de Europese Unie of in een door de Minister van Financiën aangewezen staat die beschikt over een vergunning om in die lidstaat onderscheidenlijk die staat haar bedrijf te mogen uitoefenen.

2. Een dienstverlener draagt er zorg voor dat hij over procedures beschikt om te bepalen of de cliënt zijn woonplaats of vestiging heeft in een land of gebied met een verhoogd risico voor witwassen of de financiering van terrorisme dan wel een politiek prominent persoon is.

3. Onverminderd het eerste lid draagt een dienstverlener die een zakelijke relatie aangaat met of een transactie verricht voor een cliënt die een zijn woonplaats of vestiging heeft in een land of gebied met een verhoogd risico voor witwassen of de financiering van terrorisme dan wel een politiek prominent persoon is, er tevens zorg voor dat:
a. de beslissing tot het aangaan van die relatie of het verrichten van die transactie wordt genomen of wordt goedgekeurd door personen die daartoe door de dienstverlener zijn gemachtigd;
b. hij adequate maatregelen treft om de bron van het vermogen vast te stellen dat bij de zakelijke relatie of transactie wordt gebruikt; en
c. hij doorlopend controle uitoefent op de zakelijke relatie.

4. Het derde lid is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van:
a. het aangaan van een zakelijke relatie met of het verrichten van een transactie gericht op private banking;
b. het aangaan van een zakelijke relatie met of het verrichten van een transactie voor een cliënt die betrokken is bij de exploitatie van hazardspelen waaronder speelcasino’s, al dan niet via internet.

5. Onderdeel b van het derde lid is van overeenkomstige toepassing op een kredietinstelling die een geldelijke overmaking als bedoeld in artikel 24 verricht in opdracht van een cliënt die geen rekeninghouder is.

Artikel 44

Een kredietinstelling die met een kredietinstelling buiten het Koninkrijk een vaste relatie aangaat voor de afwikkeling van transacties of de uitvoering van opdrachten draagt er zorg voor dat:
a. zij voldoende informatie over de betrokken kredietinstelling verzamelt om een volledig beeld te krijgen van de aard van haar bedrijfsactiviteiten, en op basis van openbaar beschikbare informatie de reputatie van de bank en de kwaliteit van het toezicht dat op de kredietinstelling wordt uitgeoefend beoordeelt;
b. zij de procedures en maatregelen ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme van de betrokken kredietinstelling beoordeelt;
c. indien het een nieuwe correspondentbankrelatie betreft, de beslissing tot het aangaan van die relatie wordt genomen of goedgekeurd door personen die daartoe door de kredietinstelling gemachtigd zijn;
d. de verantwoordelijkheden van beide kredietinstellingen schriftelijk worden vastgelegd;
e. de betrokken kredietinstelling de cliënt heeft geïdentificeerd en zijn identiteit heeft geverifieerd en daarnaast doorlopend toezicht houdt op de cliënten die rechtstreeks toegang hebben tot transitrekeningen en dat deze in staat is om haar op verzoek de relevante cliëntgegevens te verstrekken.

Artikel 45

De gegevens die in het uittreksel dan wel de verklaring, bedoeld in artikel 3, tweede lid, van de wet, moeten zijn opgenomen, zijn:
a. van de rechtspersoon: de rechtsvorm, de statutaire naam, de handelsnaam, het volledige adres, de plaats van vestiging, land van zetel, persoonsgegevens van bestuurders, statutaire bepalingen betreffende de bevoegdheid de rechtspersoon te binden, en indien de rechtspersoon bij een Kamer van Koophandel en Nijverheid, of soortgelijke instantie, is geregistreerd, het registratienummer en de staat of het openbaar lichaam of ander onderdeel van het Koninkrijk waarin een zodanige Kamer, of soortgelijke instantie, is ingesteld;
b. van alle gemachtigden en vertegenwoordigers: de naam, de geboortedatum en het document aan de hand waarvan identificatie heeft plaatsgevonden.

Artikel 46

Als staat in de zin van artikel 4, tweede en derde lid, en artikel 5, vijfde lid, van de wet worden aangewezen: de lidstaten van de Europese Unie, de staten, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie, die partij zijn bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, Aruba, Australië, Bahrein, Canada, Curaçao, HongKong, Japan, Jemen, Koeweit, Nieuw Zeeland, Qatar, Saoedi-Arabië, Singapore, Sint Maarten, Turkije, de Verenigde Arabische Emiraten, de Verenigde Staten van Amerika, en Zwitserland.

Artikel 47

1. Onverminderd het bepaalde bij of krachtens de artikelen 2, tweede lid, en 3, derde lid, van de wet waarborgt een dienstverlener die een zakelijke relatie met een cliënt is aangegaan, dat zij de gegevens van die cliënt die zij heeft vastgelegd ingevolge artikel 6, onderdelen a en b, van de wet voortdurend controleert en waar nodig aanpast zodat deze blijven overeenstemmen met de werkelijkheid.

2. Een dienstverlener als bedoeld in het eerste lid beschikt over procedures en maatregelen met betrekking tot de analyse van gegevens van cliënten, mede in relatie tot de aan de cliënt verleende diensten, en ter zake van de detectie van afwijkende transactiepatronen. Aan de hand van voornoemde procedures en maatregelen bepaalt de dienstverlener tevens de risico’s van bepaalde cliënten of diensten.

3. De dienstverlener draagt zorg voor de documentatie en vastlegging met betrekking tot de bewaking van het handelen van cliënten, en van de gegevens omtrent het onderzoek naar de herkomst van het vermogen van een cliënt. Dergelijke gegevens worden tot vijf jaar na de dienstverlening of het beëindigen van de relatie bewaard.

Artikel 48

1. Een trustkantoor beschikt over gegevens aan de hand waarvan is bepaald wie als uiteindelijk belanghebbende kwalificeert en aan de hand waarvan de identiteit van de uiteindelijk belanghebbende is vastgesteld, alsmede over gegevens waaruit de eigendoms- en zeggenschapsstructuur van de cliënt blijkt.

2. Indien een cliënt geen uiteindelijk belanghebbende heeft, beschikt het trustkantoor over gegevens aan de hand waarvan dit is bepaald.

3. Een trustkantoor verleent geen dienst voordat aan het eerste of tweede lid is voldaan.

Artikel 49

1. Indien een trustkantoor optreedt als trustee van een trust, kent het trustkantoor de identiteit van de insteller van de trust en van de uiteindelijk belanghebbende bij de trust en beschikt het trustkantoor over gegevens aan de hand waarvan is bepaald wie de insteller is en welke natuurlijke persoon als uiteindelijk belanghebbende kwalificeert. Ook beschikt het trustkantoor over gegevens aan de hand waarvan de identiteit van de insteller en van de uiteindelijk belanghebbende is vastgesteld.

2. Indien er geen uiteindelijk belanghebbende is, beschikt het trustkantoor over gegevens aan de hand waarvan dit is bepaald.

3. Het trustkantoor heeft bij het verlenen van de in het eerste lid genoemde dienst kennis van de herkomst van het vermogen van de insteller van de trust en legt de gegevens omtrent het onderzoek naar de herkomst van het vermogen vast.

Artikel 50

Een trustkantoor bewaart de gegevens bedoeld in de artikelen 48 en 49 op toegankelijke wijze gedurende ten minste vijf jaar.

§6 Melding ongebruikelijke transacties

Artikel 51

1. Voor het register van het Meldpunt wordt een reglement vastgesteld overeenkomstig de bij deze regeling behorende bijlage D.

2. Het in het eerste lid bedoelde reglement kan worden aangehaald als: Reglement register Meldpunt Ongebruikelijke Transacties.

Artikel 52

Het Meldpunt verstrekt aan De Nederlandsche Bank N.V. gegevens betreffende meldingen inzake transacties waarbij als wederpartij optreedt, dan wel op andere wijze betrokken is, een natuurlijke persoon, rechtspersoon, groep of entiteit die is vermeld op een van de lijsten, bedoeld in artikel 54.

Artikel 53

1. Een verzoek tot verstrekking van gegevens op grond van artikel 2:13, tweede lid, onderdeel b of c, van het Besluit politiegegevens wordt gericht aan de officier van justitie die door de Minister van Justitie is aangewezen als Landelijk officier van justitie inzake MOT-aangelegenheden.

2. De Landelijk officier van justitie inzake MOT-aangelegenheden bepaalt de wijze waarop een verzoek als bedoeld in het eerste lid wordt ingediend.

3. De Landelijk officier van justitie inzake MOT-aangelegenheden geleidt een verzoek als bedoeld in het eerste lid door naar het Meldpunt tenzij naar zijn oordeel
a. het verzoek niet voldoet aan de op grond van het tweede lid gestelde voorschriften; of
b. in geval van een verzoek op grond van artikel 2:13, tweede lid, onderdeel c, van het Besluit politiegegevens niet is voldaan aan de eisen gesteld in dat onderdeel.

4. Het Meldpunt verstrekt gegevens op grond van artikel 2:13, tweede lid, onderdeel b of c, van het Besluit politiegegevens niet voor zover naar het oordeel van de Landelijk officier van justitie inzake MOT-aangelegenheden belangen inzake de opsporing zich daartegen verzetten.

Artikel 54

Als transacties die zouden kunnen duiden op de financiering van terrorisme in de zin van bijlage A bij het Besluit indicatoren ongebruikelijke transacties creditcards en money transfers BES en bijlagen A tot en met E bij het Besluit indicatoren ongebruikelijke transacties BES worden in elk geval aangemerkt transacties waarbij als wederpartij optreedt, dan wel op andere wijze betrokken is, een natuurlijke persoon, rechtspersoon, groep of entiteit die is vermeld op:
1°. de bijlage, behorende bij de artikelen 1 en 4 van het Gemeenschappelijk Standpunt 2001/931/GBVB van de Raad van de Europese Unie van 27 december 2001 betreffende de toepassing van specifieke maatregelen ter bestrijding van het terrorisme (PbEG L 344);
2°. de lijst, vastgesteld op grond van artikel 2, derde lid, van verordening (EG) nr. 2580/2001 van de Raad van de Europese Unie van 27 december 2001 inzake specifieke beperkende maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten met het oog op de strijd tegen het terrorisme (PbEG L 344); of
3°. bijlage I bij Verordening (EG) nr. 881/2002 van de Raad van de Europese Unie van 27 mei 2002 tot vaststelling van bepaalde specifieke beperkingen tegen sommige personen en entiteiten die banden hebben met Usama bin Laden, het Al-Qa'ida-netwerk en de Taliban, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 467/2001 van de Raad tot instelling van een verbod op de uitvoer van bepaalde goederen en diensten naar Afghanistan, tot versterking van het verbod op vluchten en verlenging van de bevriezing van tegoeden en andere financiële middelen ten aanzien van de Taliban van Afghanistan (PbEG L 139).

§7 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 55

De Regeling identificatie bij dienstverlening BES en het Reglement register Meldpunt Ongebruikelijke Transacties BES worden ingetrokken.

Artikel 56

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling integriteit financiële markten BES.

Artikel 57

Deze regeling treedt in werking op het tijdstip waarop artikel I, tweede lid, van de Rijkswet wijziging Statuut in verband met de opheffing van de Nederlandse Antillen in werking treedt.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Financiën,

De Minister van Justitie,

J.C. de Jager

E.M.H. Hirsch Ballin

Bijlage A

1. Strafrechtelijke antecedenten als bedoeld in artikel 4, tweede lid, onderdeel a

1.1. Veroordelingen

Bij onherroepelijk vonnis is betrokkene in de openbare lichamen of in het buitenland veroordeeld terzake van een poging tot, voorbereiding van, doen plegen van, uitlokking van, medeplegen van, medeplichtigheid aan of plegen van:

– het in of vanuit een land in het Koninkrijk, beschikkende over voorwetenschap, verrichten of bewerkstelligen van transacties in bepaalde effecten (artikelen 8 en 9 van de Wet toezicht effectenbeurzen BES);
– deelneming aan een organisatie, die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven of het plegen van terroristische misdrijven (artikelen 146 en 146a van het Wetboek van Strafrecht BES
- meineed (artikel 213 van het Wetboek van Strafrecht BES);
– valsheid in geschrifte (artikelen 230 tot en met 239 van het Wetboek van Strafrecht BES);
– diefstal onder verzwarende omstandigheden (artikelen 324 tot en met 325 en 312 van het Wetboek van Strafrecht BES);
– verduistering (artikel 334 van het Wetboek van Strafrecht BES);
– benadeling van schuldeisers of rechthebbenden (artikelen 353 tot en met 361 van het Wetboek van Strafrecht BES);
– opzetheling (artikel 431 van het Wetboek van Strafrecht BES);
– witwassen (artikelen 435a tot en met 435c van het Wetboek van Strafrecht BES);
– overtreding van een bepaling uit de financiële toezichtswetgeving, als misdrijf strafbaar gesteld en waarvoor betrokkene is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf of een geldboete van ten minste de vierde categorie; of
– overtreding van een of meer in het buitenland geldende strafbepalingen, vergelijkbaar met de hierboven genoemde.

2. Overige strafrechtelijke antecedenten als bedoeld in artikel 4, tweede lid, onderdeel a

2.1. Veroordelingen

Bij vonnis is betrokkene in Nederland of in het buitenland veroordeeld terzake van poging tot, voorbereiding van, doen plegen van, uitlokking van, mislukte uitlokking van, medeplegen van, medeplichtigheid aan of plegen van:

Wetboek van Strafrecht BES:
– openbare orde en discriminatie (artikelen 136bis tot en met 157);
– gemeengevaarlijke misdrijven (artikelen 163 tot en met 182b);
– openbaar gezag (artikelen 182c tot en met 212 );
– muntmisdrijven (artikelen 214 tot en met 220);
– andere valsheiddelicten dan muntmisdrijven (artikelen 222 tot en met 239);
– misdrijven tegen de zeden (artikelen 248 tot en met 261);
– bedreiging met geweld of misdrijf (artikelen 297 en 298);
– geweldsmisdrijven tegen het leven (artikelen 300 tot en met 312);
– mishandeling (artikelen 313 tot en met 316);
– dood en lichamelijk letsel door schuld (artikelen 320 en 321);
– eenvoudige diefstal (artikel 323);
– diefstal onder verzwarende omstandigheden (artikelen 324 en 324a);
– diefstal met geweld (artikel 325);
– afpersing (artikelen 330 en 331);
– verduistering (artikelen 334 tot en met 336);
– bedrog (artikelen 339 tot en met 350);
– benadeling van schuldeisers of rechthebbenden (artikelen 353 tot en met 361);
– vernieling (artikelen 366 tot en met 370);
– ambtsmisdrijven (artikelen 372bis tot en met 393);
– heling en schuldheling (artikelen 431 tot en met 432bis);
– witwassen (artikelen 435a tot en met 435c);
– opgave van valse naam, titel etc. (artikel 454);
– onbevoegd uitoefenen beroep (artikel 456);
– indruk wekken van officieel gesteund of erkend optreden (artikel 454b);
– eigenmachtig handelen tijdens surséance (artikel 462).

Belastingwet BES:
– overtreding fiscale wetgeving (artikel 8.74).

Opiumwet 1960 BES:
– met opzet smokkelen, bereiden, verkopen, afleveren, aanwezig hebben, etc. van harddrugs of softdrugs (artikelen 2 tot en met 4).

Wet identificatie bij dienstverlening BES:
- met opzet overtreden van de voorschriften bedoeld in artikel 9 van de Wet identificatie bij dienstverlening BES.

Wet melding ongebruikelijke transacties BES:
- met opzet overtreden van de voorschriften bedoeld in artikel 25 van de Wet melding ongebruikelijke transacties BES.

Vuurwapenwet BES:
- onbevoegd voorhanden hebben van een vuurwapen (artikel 3).

Wapenwet BES:
- onbevoegd voorhanden hebben van een wapen (artikel 1).

Wet van 20 april 1932, betreffende botsing, aan- of overrijding met motorrijtuigen en ontzegging van de rijbevoegdheid BES:
- motorvoertuig besturen na ontzegging (artikel 5), andere feiten de verkeersveiligheid betreffende bedoeld in artikel 3.

Douane- en Accijnswet BES:
– overtreding douanewetgeving (artikelen 2.126 – 2.142).

Buitenlandse strafbepalingen
Onder veroordelingen worden ook verstaan veroordelingen in het buitenland wegens overtreding van een of meer in het buitenland geldende strafbepalingen, vergelijkbaar met de hierboven genoemde.

2.2. Transacties

Betrokkene heeft een transactie als bedoeld in artikel 76 van het Wetboek van Strafrecht BES gedaan ter zake van een of meer van de hiervoor onder 2.1 genoemde strafbare feiten. Onder transacties wordt ook verstaan een daarmee vergelijkbare overeenkomst met betrekking tot niet-vervolging ter zake van met de hiervoor bedoelde vergelijkbare strafbare feiten in het buitenland, gesloten met de daartoe bevoegde autoriteit.

2.3. (Voorwaardelijk) sepot, vrijspraak of ontslag van rechtsvervolging

Betrokkene wordt ter zake van een of meer van de hiervoor onder 2.1 genoemde strafbare feiten niet of niet verder vervolgd of voorwaardelijk niet of niet verder vervolgd, of is vrijgesproken of ontslagen van rechtsvervolging.

Onder al dan niet voorwaardelijk sepot, niet verdere vervolging, vrijspraak of ontslag van rechtsvervolging worden ook verstaan soortgelijke uitspraken en maatregelen in het buitenland ter zake van overtreding van een of meer daar geldende strafbepalingen vergelijkbaar met de hiervoor genoemde.

2.4. Andere feiten of omstandigheden

Andere feiten of omstandigheden die redelijkerwijs voor de toezichtautoriteit van belang kunnen zijn voor de beoordeling van de betrouwbaarheid van betrokkene, zoals blijkend uit door tot de opsporing van strafbare feiten bevoegde ambtenaren opgemaakte processen-verbaal of rapporten die erop wijzen dat betrokkene betrokken is (geweest) bij een of meer van de onder 2.1 genoemde strafbare feiten. Onder processen-verbaal of rapporten wordt ook verstaan soortgelijke documenten met gelijke bewijskracht, opgemaakt door tot de opsporing van strafbare feiten bevoegde ambtenaren in het buitenland ter zake van daar geldende strafbepalingen, vergelijkbaar met de onder 2.1 genoemde.

3. Financiële antecedenten als bedoeld in artikel 4, tweede lid, onderdeel b

3.1. Persoonlijk

– betrokkene heeft belangrijke persoonlijke financiële problemen gehad en deze hebben tot juridische, invorderings- of incassoprocedures geleid;
– ten aanzien van betrokkene is surséance van betaling, faillissement, schuldsanering of schuldeisersakkoord aangevraagd of uitgesproken;
– betrokkene is thans in Nederland of elders verwikkeld in één of meer juridische procedures naar aanleiding van persoonlijke financiële problemen, dan wel verwacht daarin betrokken te raken; of
– de persoonlijke financiële verplichtingen van betrokkene staan naar algemene maatstaven niet in een gezonde verhouding tot diens inkomsten of vermogen.

3.2. Zakelijk

– de huidige of één van de voormalige werkgever(s) van betrokkene of enige vennootschap of rechtspersoon, waarbij betrokkene een functie bekleedt of bekleedde als beleidsbepalende of medebeleidsbepalende persoon, feitelijke zeggenschap over het beleid uitoefent of uitoefende of anderszins (mede)verantwoordelijk is of was voor het beleid, heeft belangrijke financiële problemen gehad en deze hebben tot juridische procedures in de openbare lichamen of elders geleid;
– met betrekking tot de huidige of één van de voormalige werkgevers of enige vennootschap of rechtspersoon, waarbij betrokkene een functie als beleidsbepalende of medebeleidsbepalende persoon bekleedt of bekleedde, feitelijke zeggenschap over het beleid uitoefent of uitoefende of anderszins (mede)verantwoordelijk is of was voor het beleid, is surséance van betaling of faillissement aangevraagd of uitgesproken; of
– betrokkene is veroordeeld tot voldoen van openstaande schulden wegens aansprakelijkheid voor het faillissement van een vennootschap of rechtspersoon op grond van de toepasselijke bepalingen van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek BES (artikel 16).

3.3. Andere feiten of omstandigheden

Andere feiten of omstandigheden die wijzen op betrokkenheid van betrokkene bij één of meer financiële gedragingen, voor zover die redelijkerwijs voor de Nederlandsche Bank van belang kunnen zijn voor de beoordeling van diens betrouwbaarheid.

4. Toezichtantecedenten als bedoeld in artikel 4, tweede lid, onderdeel c

4.1. Toezichtantecedenten

– het onjuist of onvolledig verstrekken van gegevens aan een toezichthouder of toezichthoudende instantie;
– betrokkene of een vennootschap of rechtspersoon waarbij betrokkene een functie als beleidsbepalende of medebeleidsbepalende persoon bekleedt of bekleedde, feitelijke zeggenschap in het bestuur uitoefent of uitoefende of anderszins (mede)verantwoordelijk is of was voor het beleid, is een toelating, vergunning of ontheffing geweigerd door een toezichthouder of toezichthoudende instantie;
– een aan betrokkene of een vennootschap of rechtspersoon waarbij betrokkene een functie als beleidsbepalende of medebeleidsbepalende persoon bekleedt of bekleedde, feitelijk zeggenschap in het bestuur uitoefent of uitoefende of anderszins (mede)verantwoordelijk is of was voor het beleid, verleende toelating, vergunning of ontheffing is ingetrokken door een toezichthouder of toezichthoudende instantie;
– betrokkene, of zijn huidige of één van zijn voormalige werkgevers of een vennootschap of rechtspersoon, waarbij betrokkene een functie als beleidsbepalende of medebeleidsbepalende persoon bekleedt of bekleedde, feitelijk zeggenschap in het bestuur uitoefent of uitoefende of anderszins (mede-) verantwoordelijk is of was voor het beleid, is in conflict geweest met een toezichthouder of toezichthoudende instantie en dit conflict heeft geleid tot enige maatregel jegens betrokkene dan wel jegens de vennootschap of rechtspersoon waarbij betrokkene een functie als beleidsbepalende of medebeleidsbepalende persoon bekleedt of bekleedde, feitelijk zeggenschap over het beleid uitoefent of uitoefende of anderszins verantwoordelijk is of was voor het beleid;
– aan betrokkene of aan een vennootschap of rechtspersoon waarbij betrokkene een functie als beleidsbepalende of medebeleidsbepalende persoon bekleedt of bekleedde, feitelijke zeggenschap in het bestuur uitoefent of uitoefende of anderszins (mede)verantwoordelijk is of was voor het beleid, is een verklaring door de Minister van Justitie ter zake van de oprichting van dan wel van de wijziging van de statuten van een vennootschap geweigerd op gronden genoemd in de artikelen 68, tweede lid, 179, tweede lid, 125, tweede lid, onderscheidenlijk 235, tweede lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. Met deze weigering wordt gelijkgesteld een weigering van een dergelijke verklaring op soortgelijke gronden door een ter zake bevoegde autoriteit in een ander deel van het Koninkrijk.

4.2. Andere feiten of omstandigheden

Andere feiten of omstandigheden die wijzen op betrokkenheid van betrokkene bij één of meer gedragingen ter zake waarvan in Nederlandse of buitenlandse financiële toezichtswetgeving regels zijn gesteld, welke gedraging of gedragingen die redelijkerwijs voor de Nederlandsche Bank van belang kunnen zijn voor de beoordeling van diens betrouwbaarheid.

5. Fiscaal bestuursrechtelijke antecedenten als bedoeld in artikel 4, tweede lid, onderdeel d

5.1. Persoonlijk

Aan betrokkene is op grond van de Belastingwet BES een straf opgelegd ter zake van één of meer van de hieronder genoemde strafbare feiten:
- het niet, onjuist of onvolledig verstrekken van inlichtingen, gegevens of aanwijzingen (artikel 8.74, onderdeel f);
- het niet nakomen van inlichtingenverplichtingen (artikel 8.76).

5.2. Zakelijk

Aan de huidige of één van de voormalige werkgevers of enige vennootschap of rechtspersoon, waarbij betrokkene een functie bekleedt of bekleedde als beleidsbepalende of medebeleidsbepalende persoon, feitelijke zeggenschap in het bestuur uitoefent of uitoefende of anderszins (mede)verantwoordelijk is of was voor het beleid, is op grond van de Belastingwet BES een straf opgelegd ter zake van één of meer van de hieronder genoemde strafbare feiten:

- het niet, onjuist of onvolledig verstrekken van inlichtingen, gegevens of aanwijzingen (artikel 8.74, onderdeel f);
- het niet nakomen van inlichtingenverplichtingen (artikel 8.76).

5.3. Andere feiten of omstandigheden

Andere feiten of omstandigheden die wijzen op betrokkenheid van betrokkene bij één of meer gedragingen op fiscaal gebied die redelijkerwijs voor de toezichtautoriteit van belang kunnen zijn voor de beoordeling van diens betrouwbaarheid.

6. Overige antecedenten als bedoeld in artikel 4, tweede lid, onderdeel e

– betrokkene is onderworpen of onderworpen geweest aan een procedure tot het treffen van tuchtrechtelijke, disciplinaire of andere vergelijkbare maatregelen door of vanwege een organisatie van zijn beroepsgenoten in of buiten de openbare lichamen en deze procedure heeft jegens betrokkene tot maatregelen geleid; of
– betrokkene is betrokken of betrokken geweest bij enig conflict met zijn huidige dan wel een vorige werkgever aangaande de correcte vervulling van zijn functie of naleving van gedragsnormen in verband met die taakvervulling en dit conflict heeft geleid tot het opleggen van een arbeidsrechtelijke sanctie aan betrokkene (zoals bijvoorbeeld in de vorm van een waarschuwing, berisping, schorsing of ontslag).

7. Zakelijk financiële antecedenten als bedoeld in artikel 4, derde lid

- betrokkene heeft of zou verwerven bij dezelfde onderneming die haar bedrijf uitoefent op grond van een vergunning van de toezichtautoriteit meer dan één van de volgende functies:
a. directeur;
b. lid van de Raad van commissarissen;
c. lid van de Raad van toezicht.

- betrokkene heeft of zou verwerven bij meer dan één onderneming die haar bedrijf uitoefent op grond van een vergunning van de toezichtautoriteit één of meer van de volgende functies:
a. directeur;
b. lid van de Raad van commissarissen;
c. lid van de Raad van toezicht.

- betrokkene is eigenaar of zou eigenaar worden van een assurantiebemiddelingsbedrijf.

- betrokkene heeft in een onderneming die haar bedrijf uitoefent op grond van een vergunning van de toezichtautoriteit en die niet deel uitmaakt van de groep waartoe de onderneming behoort waarbij betrokkene beleidsbepaler is of zou worden:
a. een directe of indirecte deelneming van ten minste 5% van het nominaal kapitaal;
b. een zeggenschapsbelang inhoudende het direct of indirect kunnen uitoefenen van ten minste 5% van de stemrechten of een daarmee vergelijkbare zeggenschap.

Bijlage B

Door een trustkantoor op een overzichtelijke wijze op haar kantoor voor de Bank beschikbaar te houden bescheiden en gegevens:

1. De op haar boekhouding en de boekhouding van iedere op haar bijlage “A” geplaatste rechtspersoon betrekking hebbende boeken, bescheiden en andere informatiedragers.

2. Actueel uittreksel van haar inschrijving in het handelsregister van de kamer van Koophandel, en een actueel overzicht van haar bestuurder(s) en beleidsbepalers waarop vermeld ieders volledige naam, adres en woonplaats.

3. Actueel uittreksel van de inschrijving in het handelsregister van iedere op de bijlage “A” geplaatste rechtspersoon, en een actueel overzicht van de beleidsbepalers van die rechtspersoon, waarop vermeld de volledige naam, adres en woonplaats van iedere beleidsbepaler.

4. Actueel overzicht van de inschrijving in het handelsregister van haar bestuurder en beleidsbepaler (niet bestuurder) die rechtspersoon zijn, en van de bestuurder en beleidsbepaler van een bijlage “A” rechtspersoon ingeval deze een rechtspersoon is.

5. Actueel overzicht waarop vermeld de volledige naam, adres, woonplaats van iedere op de bijlage “B” geplaatste persoon, en de functie die de persoon binnen de organisatie van het trustkantoor bekleedt.

6. Afschrift van haar actuele statuten en van iedere op de bijlage “A” geplaatste rechtspersoon, en van de bestuurders en beleidsbepalers genoemd onder punt 4.

7. Structuuroverzicht van de groep waartoe het trustkantoor en de op haar bijlage “A” geplaatste rechtspersonen behoren.

8. Verzameling van het geheel aan actuele interne procedures en richtlijnen ten aanzien van haar bedrijfsvoering en haar organisatieschema, en van iedere op de bijlage “A” geplaatste rechtspersoon.

9. Haar gecertificeerde jaarrekeningen over de afgelopen drie boekjaren danwel haar niet gecertificeerde jaarcijfers indien de gecertificeerde jaarrekeningen over de afgelopen drie boekjaren (nog) niet bestaan.

10. Actueel overzicht van de houders van een gekwalificeerde deelneming in het trustkantoor en in iedere op de bijlage “A” geplaatste rechtspersoon.

11. Actueel overzicht van alle aandeelhouders van de onder punt 10 genoemde houder die een rechtspersoon is.

12. Actueel overzicht van de houders van een gekwalificeerde deelneming in de bestuurder en de beleidsbepaler genoemd onder punt 4.

13. Actueel bestand waarin opgenomen de naam, adres, telefoon, contactpersoon en zo mogelijk e-mail gegevens van iedere buitengaatse onderneming waaraan beheersdiensten wordt verleend.

14. Actueel bestand waarin opgenomen de naam, adres, telefoon, contactpersoon en zo mogelijk e-mail gegevens van iedere buitengaatse onderneming waaraan geen beheersdiensten meer worden verleend.

Bijlage C

The Netherlands Customs Service (Bonaire, Sint Eustatius, Saba)

REPORT OF INTERNATIONAL TRANSPORTATION OF CURRENCY OR MONETARY INSTRUMENTS

Part I

For a person departing from or entering Bonaire, Sint Eustatius or Saba, or a person shipping, mailing, or receiving currency or monetary instruments exceeding USD 10.000. If acting for anyone else, also complete part II below

1. Name (Last of family, first, and middle) and maiden name

2. Place of birth
Date of birth Day/Mo/Yr.

3. Nationality

4. Permanent address

5. Address while in Bonaire, Sint Eustatius or Saba

Passport no. & date of issue and country

7. Reason for this mode of transportation

8. Country of origin and source of funds

9. Intended for

□ Purchase………………………
□ Deposit at a bank……………..
□ Other …………………………
………………………………….
………………………………….

Part II

Information about person(s) of business on whose behalf importation or exportation is conducted

10. Name (Last of family, first, and middle) and maiden name

11. Place and date of birth and nationality

12. Permanent address

Part III

Type and amount of currency / monetary instruments

13. Currency and coins

14. Other monetary instruments
(Specify type, issuing entity and date, and serial or other identifying number)

……………………………………………………..
……………………………………………………..
……………………………………………………..

15. Total amount / value

USD………………………………………………..

Part IV

Signature of person completing this report

16. Name and maiden name (print)

17. Signature *)

18 Date of report

__________________________________________________________

19. For official use
Place: …………………. Date: ……………..….. Hour: …..……………..

*) I declare that I have examined this report, and to the best of my knowledge and belief it is true. An incorrect of false report is a violation of the Law “Reporting of international transportation of currency or monetary instruments”

The Netherlands Customs Service (Bonaire, Sint Eustatius, Saba)

INSTRUCTIONS

General Instructions

This report is required by article 2 of the Law Reporting of international transportation of currency or monetary instruments. You should complete each line. If a line does not apply to you please state not applicable (n.a.).

Who must file

Each person (or a group of persons travelling together) who physically transports, mails, or ships, or causes to be physically transported, mailed or shipped currency or monetary instruments in an aggregate amount exceeding USD 10.000 at one time from any of the islands of Bonaire, Sint Eustatius or Saba to any other of these islands or to any place outside these islands, and each person who receives in Bonaire, Sint Eustatius or Saba currency or other monetary instruments in an aggregate amount exceeding USD 10.000 at one time, which have been transported, mailed, or shipped to the person from any place outside Bonaire, Sint Eustatius and Saba.

When and where to file

Travelers carrying currency or other monetary instruments with them shall file this report at the time of entry into the jurisdiction of Bonaire, Sint Eustatius and Saba or at the time of departure from the jurisdiction of Bonaire, Sint Eustatius and Saba with the Customs officer in charge at any Customs port of entry or departure. This report must be filed before entering the Customs control zone. During absence of Customs officers, reports must be filed at the immigration desk.

Definitions

Monetary instruments:
Coin of currency of any country, travellers cheques in any form, negotiable instruments (including cheques, promissory notes, and money orders) in bearer form, endorsed without restriction, made out to a fictitious payee, or otherwise in such form that title thereto passes upon delivery, incomplete instruments (including cheques, promissory notes, and money orders) that are signed but on which the name of the payee has been omitted and securities in bearer form or otherwise in such form that title thereto passes upon delivery.
Monetary instruments do not include:
- Credit cards
- Warehouse receipts
- Bills of lading
- Diamonds.

Person:
An individual, a corporation, a partnership, a trust or estate, a joint stock company, an association a syndicate, joint venture or other unincorporated organization or group, all entities cognizable as legal personalities.
Bank:
Each agent, agency, branch of office within the jurisdiction of Bonaire, Sint Eustatius and Saba of any person doing business in one of more capacities listed:
- a commercial bank or trust company incorporated under the laws of Bonaire, Sint Eustatius and Saba;
- a private bank, a savings association, savings and loan association, and building and loan association organized under the laws of Bonaire, Sint Eustatius and Saba;
- a savings bank, industrial bank or other thrift institution, a credit union;
- any other organization chartered under the banking laws of Bonaire, Sint Eustatius and Saba.

Penalties

Failure to file a report, filing a report containing a material omission or misstatement, or filing a false of fraudulent report is punishable by a fine of not more than USD 560.000 and imprisonment of not more than four years. In addition the currency or monetary instrument may be subject to seizure and forfeiture. See article 5 and 7 of the Law Reporting of international transportation of currency or monetary instruments.

Note! In Part III of the report the total amount / value must be stated in US dollar.

Aduanas de los Países Bajos (Bonaire, Sint Eustatius, Saba)

INFORMACION DE TRANSPORTACION INTERNACIONAL DE MONEDA O INSTRUMENTOS MONETARIOS

Parte I

Para personas que salen o entran en Bonaire, Sint Eustatius o Saba, o personas que embarcan, envían por correo, o reciben moneda o instrumentos que exceden la cantidad de USD 10.000. Si lo hacen en nombre de otra persona, por favor rellenar también la siguiente parte II.

1. Nombre (Apellido, nombre (primer y segundo) nombre de soltera

2. Lugar de nacimiento
Fecha de nacimiento Día/Mes/Año

3. Nacionalidad

4. Domicilio permanente

5. Dirección durante estadía en Bonaire, Sint Eustatius o Saba

Número de Pasaporte & fecha y país de expedición

7. Razón para este modo de transportación

8. País de origen y origen de los fondos

9. Para los efectos de

□ Compra
□ Depósito bancario
□ Otro ………………………..…
……………………………….….
……………………………….….

Parte II

Información sobre la(s) persona(s) o compañía para quien o para la cual se efectúa la importación o exportación

10. Apellido (primer y segundo nombre) nombre de soltera

11. Lugar y fecha de nacimiento y nacionalidad

12. Domicilio permanente

Parte III

Tipo y cantidad de moneda / instrumentos monetarios

13. Billetes y monedas
Otros instrumentos monetarios

(Especificar tipo, entidad emisora y fecha, y serie u otro
número de identidad)

………………………………………………..…….

………………………………………………..……..
………………………………………………..……..
………………………………………………..……..

14. Montante/valor total

USD…………………………………………..……..

Parte IV

Firma de la persona que ha rellenado este informe

15. Nombre y apellido y nombre de soltera (letra de imprenta)

16. Firma *)

17 Fecha del informe

____________________________________________________________

18. Para uso oficial
Lugar: …………………. Fecha: ……………..….. Hora: …..……………..

*) Declaro haber examinado esta información y, a mi leal saber y entender, es verídica. Una información incorrecta o falsa significa una violación de la Ley “Información sobre la transportación de moneda o instrumentos monetarios”

Aduanas de los Países Bajos (Bonaire, Sint Eustatius, Saba)

Instrucciones Generales

Se requiere esta información bajo el artículo 2 de la Ley “Información sobre la transportación de moneda o instrumentos monetarios”. Por favor rellenar cada línea. Si alguna línea no se aplica a Ud. por favor indicar “no aplicable” (n.a.).

A quien se aplica

A cada persona (o grupo de personas viajando juntas) quien o quienes físicamente transportan, envían por correo, o por embarcación, o que es o son responsables de la transportación física, el envío por correo o por embarcación de moneda o instrumentos monetarios en un montante total que excede la suma de USD 10.000 y de una sola vez desde Bonaire, Sint Eustatius o Saba a cualquier lugar fuera de Bonaire, Sint Eustatius o Saba o dentro de Bonaire, Sint Eustatius o Saba, y a cada persona que recibe en Bonaire, Sint Eustatius o Saba moneda u otros instrumentos monetarios en un montante total que excede la cantidad de USD 10.000 en una sola vez, los cuales han sido transportados, enviados por correo o por embarcación a la persona en cuestión desde cualquier lugar fuera de Bonaire, Sint Eustatius o Saba.

Quien debe rellenar la ficha y cuando

Los pasajeros que llevan moneda y otros instrumentos monetarios deben rellenar esta información al entrar en Bonaire, Sint Eustatius o Saba o al salir de Bonaire, Sint Eustatius o Saba a través del Oficial de Aduanas encargado en el Puerto de salida o entrada. Esta ficha debe ser llenada antes de entrar en la zona aduanera. En el caso de que no se encuentre presente un Oficial de la Aduana, la ficha de información debe ser entregada al Oficial de Inmigración.

Definiciones

Instrumentos monetarios:
Monedas o billetes de cualquier país, cheques de viajero en cualquier forma, instrumentos negociables (incluyendo cheques, notas promisorias, y giros) al portador, endosados sin restricción, a nombre de un destinatario ficticio, o de tal forma que al ser entregados aparece el nombre del titular, instrumentos incompletos (incluyendo cheques, notas promisorias, y giros) firmados pero sin titular y valores y acciones al portador o al contrario, o de tal forma que el nombre des titular aparece al ser entregado.
Dentro de los instrumentos monetarios no se incluyen:
- tarjetas de crédito
- Recibos de almacenes
- Conocimientos de embarque
- Diamantes

Persona: Un individuo, una corporación, una sociedad, una fundación fideicomiso o patrimonio, una asociación, una agrupación, una colaboración entre dos empresas u otra organización o grupo no establecido.
Banco: Cada agente, agencia, sucursal u oficina de cualquiera persona dentro de Bonaire, Sint Eustatius o Saba que efectúa negociaciones en una o más capacidades que se enlistan:
- un banco comercial o compañía de fideicomiso establecida bajo la ley de Bonaire, Sint Eustatius y Saba;
- un banco privado, una asociación de ahorros, una asociación de ahorros y préstamo, y una asociación de construcción y préstamo establecida bajo la ley de Bonaire, Sint Eustatius y Saba;
- un banco de ahorros, un banco industrial u otra institución de ahorros, una asociación de crédito
- cualquiera otra organización constituida bajo la ley bancaria de Bonaire, Sint Eustatius y Saba.

Sanción

Una pena por delito en algunas circunstancias incluyendo una multa que no exceda USD 560.000 y encarcelamiento que no exceda 4 años, se impone a quien se abstenga de rellenar la información, a quien deje de mencionar algún material de información o haya dado información errada, o a quien haya dado una información falsa o fraudulenta. Y además, la moneda o instrumento monetario en cuestión puede ser confiscado o sometido a una multa. Véanse los artículos 5 y 7 de la Ley “Información sobre la transportación de moneda o instrumentos monetarios”.

¡Atención! En la Parte III de la información el montante / valor total debe ser declarado en US dólares.

Bijlage D

Reglement register Meldpunt Ongebruikelijke Transacties

Artikel 1

Voor de toepassing van deze bijlage wordt verstaan onder Meldpuntregister: het register melding ongebruikelijke transacties, bedoeld in artikel 4 van de Wet melding ongebruikelijke transacties BES.

Artikel 2

1. Het Meldpuntregister heeft tot doel de beoordeling mogelijk te maken of de in het Meldpuntregister opgenomen gegevens, al dan niet in combinatie met andere gegevens, van belang kunnen zijn voor het voorkomen en opsporen van witwastransacties alsmede de daaraan ten grondslag liggende misdrijven en die in overeenstemming met de Landsverordening verstrekt moeten worden.

2. Voorts kunnen gegevens uit het Meldpuntregister worden gebruikt voor het maken van statistische en andere overzichten, ten behoeve van de interne bedrijfsstatistiek, de bedrijfsvoering en voor het ontwikkelen van het beleid met betrekking tot het uitoefenen van de taken van het Meldpunt.

Artikel 3

Het hoofd van het Meldpunt is, onder verantwoordelijkheid van de beheerder van het register, belast met de zeggenschap over het Meldpuntregister en draagt zorg voor de naleving van dit reglement. Het hoofd van het Meldpunt treft daartoe onder meer voorzieningen van technische en organisatorische aard ter beveiliging van het Meldpuntregister tegen verlies of aantasting van gegevens en tegen onbevoegde kennisneming, wijziging of verstrekking daarvan. Tevens treft het hoofd van het Meldpunt ter bevordering van de juistheid en volledigheid van de in het Meldpuntregister opgenomen gegevens.

Artikel 4

1. Het hoofd van het Meldpunt wijst de functionarissen aan die worden belast met de dagelijkse leiding van werkzaamheden voor wat betreft het gegevensbeheer ten behoeve van de doelstellingen, bedoeld in artikel 3.

2. De aanwijzing, bedoeld in het eerste lid, wordt schriftelijk vastgelegd.

Toelichting

Algemeen
Deze regeling strekt tot uitvoering van diverse wetten op het terrein van de integriteit van de financiële markten in Bonaire, Sint Eustatius en Saba (BES). Beoogd is de integriteitregels zoveel mogelijk te bundelen en te uniformeren.

Zoals toegelicht bij de aanpassing van de financiële toezichtswetten en anti-witwaswetgeving waarop deze regeling is gebaseerd,1 is het uitgangspunt te voldoen aan internationaal vastgestelde normen waaraan Nederland zich heeft gecommitteerd, met name de aanbevelingen van de Financial Action Task Force (FATF). Waar Europees-Nederlandse en Nederlands-Antilliaanse regels verschillen, zijn Europees-Nederlandse regels in beginsel slechts geïntroduceerd voor zover nodig om aan de bedoelde normen te voldoen.

Om recht te doen aan de verwevenheid van de financiële markten in de BES, Curaçao en Sint Maarten is daarbij zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij bestaande Nederlands-Antilliaanse regels, waaronder de beleidsregels ter zake van de Bank van de Nederlandse Antillen (BNA)2. Formuleringen zijn in bepaalde gevallen ontleend aan Nederlandse regelgeving.

Enkele aspecten zijn met het oog op FATF-conformiteit in deze regeling uitgebreider behandeld dan thans in bestaande Antilliaanse regelgeving. Dit betreft onder meer de definitie van politiek prominente personen en de informatie die bij geldelijke overmakingen moet worden gevoegd.

In de artikelsgewijze toelichting hieronder zal met name worden ingegaan op verschillen tussen deze regeling en de vigerende Antilliaanse regelgeving.
-------------------------------------------
1 Kamerstukken II, 2009/10, 31 959, nr. 7, blz. 83 tot en met 85
2 De bedoelde beleidsregels van de BNA zijn gepubliceerd op haar website: www.centralbank.an.

Artikelsgewijs

Artikelen 3, 8 en 9 tot en met 13 (betrouwbaarheid en deskundigheid)

Hoofdstuk 2 geeft uitvoering aan de betrouwbaarheids- en deskundigheidsnormen in de financiële toezichtwetten. De bepalingen stemmen inhoudelijk grotendeels overeen met bestaande Nederlands-Antilliaanse regels ter zake.

In artikel 3 is in navolging van bestaande Antilliaanse praktijk geregeld dat de betrouwbaarheidsbeoordeling door de toezichtautoriteit in beginsel geldt voor een periode van drie jaar. Deze periode loopt telkens vanaf de vaststelling van de betrouwbaarheid. De BES-toezichtautoriteiten en de BNA hebben afspraken gemaakt over de uitwisseling van gegevens met betrekking tot onder meer de betrouwbaarheid van beleidsbepalers van financiële instellingen. In de praktijk is voorzien dat de BES-toezichtautoriteiten zich bij hun oordeelsvorming mede zullen baseren op overleg met de BNA.

Uitgangspunt is dat beleidsbepalers die zijn getoetst door BNA na transitie worden getoetst door de BES-toezichtautoriteit na ommekomst van drie jaar na hun toetsing door BNA. Mede gelet op de deels aangepaste wetgeving voor de openbare lichamen is evenwel denkbaar dat de staatkundige hervormingen het in de openbare lichamen wenselijk maken dat de toezichtautoriteit dienaangaande een eigenstandige afweging kan maken. Daartoe is in het derde lid geregeld dat zij tot en met 31 december 2011 de opneming van Bonaire, Sint Eustatius en Saba in het Nederlandse staatsbestel kan aanmerken als een wijziging in de relevante feiten of omstandigheden in de zin van het tweede lid.

De in artikel 4 genoemde Bijlage A bij de regeling is ontleend aan de Beleidsregel betrouwbaarheidstoetsing BNA, en nader ingevuld aan de hand van de desbetreffende bijlage bij het (Europees-Nederlandse) Besluit prudentiële regels Wft. Onderdeel 7 van Bijlage A is ontleend aan de BNA Regeling betreffende het aantal toegestane (mede) beleidsbepalende functies per persoon.

Artikel 8 geeft uitvoering aan de verbodsbepaling in de Wet toezicht bank- en kredietwezen 1994 BES en de Wet toezicht verzekeringsbedrijf BES inzake het houden, verwerven of vergroten van een deelneming in de Wet toezicht bank- en kredietwezen 1994 BES en de Wet toezicht verzekeringsbedrijf BES: een verklaring van geen bezwaar van de toezichtautoriteit wordt slechts verleend indien de betrouwbaarheid van de aanvrager buiten twijfel staat.

De artikelen 9 tot en met 13 zijn ontleend aan de Voorschriften ter uitvoering van de artikelen 3 lid 2, 8 lid 2 en 11 lid 1 van de Landsverordening Toezicht Trustwezen.

Artikelen 20 tot en met 23 (integere uitoefening van het bedrijf)
Hoofdstuk 3 stelt nadere regels inzake de integere uitoefening van het bedrijf. Inhoudelijk komen de bepalingen grotendeels overeen met beleidsregels van de BNA ter zake, met name de BNA Beleidsregel integere bedrijfsvoering bij incidenten en integriteitsgevoelige functies en de diversie Provisions and Guidelines on the Detection and Deterrence of Money Laundering and Terrorist Financing van de BNA.

In artikel 20 zijn specifieke voorschriften gesteld met betrekking tot back-to-back leningen. Deze blijken naar hun aard risicogevoeliger dan andere financiële diensten. Doel van de in dit artikel gestelde eisen is eventueel misbruik te voorkomen. De zinsnede “direct of indirect” is opgenomen met het oog op situaties waarin wordt getracht te doen voorkomen dat degene die de zekerheid stelt, niet de kredietnemer is. De formulering van deze bepaling is ontleend aan artikel 15 van het (Nederlandse) Besluit prudentiële regels Wft.

Artikel 21 verplicht financiële instellingen desgevraagd te onderzoeken of bepaalde van terrorisme verdachte personen en organisaties in hun klantenbestand voorkomen. Doel is dat de instelling en de toezichtautoriteit tijdig op de hoogte zijn van de aanwezigheid van dergelijke tegoeden, zodat deze op een snelle en doeltreffende manier kunnen worden bevroren zodra daarvoor een grondslag bestaat.

In artikel 22 is geregeld dat financiële instellingen maatregelen dienen te treffen om te borgen dat zij de Wet identificatie bij dienstverlening BES, de Wet melding ongebruikelijke transacties BES en de Sanctiewet 1977 naleven. Door deze regeling onder de noemer van integere uitoefening van het bedrijf kan schending van de normen van de genoemde ‘integriteitwetten’ ook consequenties hebben onder de financiële toezichtwetten. Concreet is overtreding van de ‘integriteitwetten’ – in de bestuursrechtelijke handhaving - niet slechts bedreigd met een boete, maar feitelijk ook met intrekking van de vergunning van de instelling.

De term “relatie” in het tweede lid heeft een grotere reikwijdte dan de term “cliënt” in bijvoorbeeld de Wet identificatie bij dienstverlening BES. Onder relatie vallen onder meer de cliënten van een instelling, de begunstigden van een transactie of product (bijvoorbeeld uitkeringen van een levensverzekering), de uiteindelijk belanghebbende van financiële middelen, correspondentbanken en de wederpartij bij een financiële transactie of product (bijvoorbeeld bij een uitkering van een schadeverzekering).

Artikelen 26, 27 en 38 (Grensoverschrijdende geldtransporten en bij geldelijke overmakingen te voegen informatie over de betaler)
Hoofdstuk 4 geeft hoofdzakelijk uitvoering aan artikel 42b van de Wet toezicht bank- en kredietwezen 1994 BES, op grond waarvan kredietinstellingen en geldtransactiekantoren verplicht zijn bij geldovermakingen informatie over de betaler bij te voegen. De bepalingen zijn grotendeels ontleend aan de Europese verordening betreffende bij geldovermakingen te voegen informatie over de betaler3. Verschillen ten opzichte van de beleidsregels van de BNA ter zake betreffen onder meer de uitzonderingen in de artikelen 26 en 27. Verder zijn de regels van de betreffende FATF-aanbeveling opgenomen in de regeling zelf.

Het model voor het aangiftebiljet voor de aanmelding van een grensoverschrijdend geldtransport bedoeld in artikel 38 is ontleend aan de Nederlands-Antilliaanse Ministeriële Beschikking met algemene werking van de 27ste maart 2003 ter uitvoering van artikel 2, tweede lid, van de Landsverordening aanmeldingsplicht van grensoverschrijdende geldtransporten.
----------------------------------
3 Verordening (EG) nr. 1781/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 november 2006 betreffende bij geldovermakingen te voegen informatie over de betaler

Artikelen 39 tot en met 42 en 48 tot en met 50 (cliëntonderzoek)
Hoofdstuk 5 ziet op het cliëntonderzoek zoals verplicht op grond van de Wet identificatie bij dienstverlening BES.

In artikel 39 is de definitie van de term “politiek prominente personen” ontleend aan de Europese richtlijn ter zake4.
------------------------------------
4 Richtlijn 2006/70/EG van de Commissie van 1 augustus 2006 tot vaststelling van uitvoeringsmaatregelen van Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de definitie van politiek prominente personen en wat betreft de technische criteria voor vereenvoudigde klantenonderzoeksprocedures en voor vrijstellingen op grond van occasionele of zeer beperkte financiële activiteiten


Artikel 40 regelt het toepassingsbereik van de wet met betrekking tot transacties betreffende levensverzekeringen onder de wet. In het eerste lid zijn de drempelbedragen bedoeld in artikel 1, onderdeel b, onder 5º en 6º van de wet op nihil gesteld zodat de wet in beginsel op deze transacties van toepassing is, met het oog op de FATF-aanbevelingen. Wel is in artikel 42, derde lid, ten aanzien van die categorieën van transacties voorzien in vrijstelling van een deel van de verplichtingen inzake het cliëntenonderzoek.

In artikel 41 is met het oog op FATF-aanbeveling 5 voorzien dat het cliëntenonderzoek zoals geregeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet identificatie bij dienstverlening BES tevens verplicht is in de hier genoemde gevallen.

Artikel 42 voorziet in een vrijstellingsregeling die is ontleend aan de ministeriële beschikking onder de Landsverordening identificatie bij financiële dienstverlening.

De specifieke regels voor trustkantoren in de artikelen 48 tot en met 50 zijn ontleend aan de (Europees-Nederlandse) Regeling integere bedrijfsvoering Wet toezicht trustkantoren.

Artikel 51 (reglement register Meldpunt Ongebruikelijke Transacties)
In het reglement zijn ten opzichte van de betreffende ministeriële beschikking onder de Landsverordening melding ongebruikelijke transacties5 de onderdelen geschrapt die na transitie door het Besluit politiegegevens worden bestreken.
-----------------------------------
5 Ministeriële beschikking van de 13e oktober 1997 houdende vaststelling van een reglement voor het Meldpuntregister, bedoeld in artikel 4 van de Landsverordening melding ongebruikelijke transacties

Artikel 52 (doormelden transacties financiering terrorisme)
In Europees Nederland worden transacties waarbij personen of entiteiten zijn betrokken die in verband kunnen worden gebracht met terrorisme op grond van de Sanctiewet 1977 rechtstreeks aan de toezichtautoriteit gemeld. Voor de openbare lichamen is, in navolging van de bestaande Antilliaanse praktijk, onder de Wet melding ongebruikelijke transacties BES voorzien dat dergelijke transacties worden gemeld bij het Meldpunt Ongebruikelijke Transacties. De doormelding zoals geregeld in dit artikel strekt ertoe dat de bedoelde transacties ter beschikking komen van de toezichtautoriteit zodat deze verder kunnen worden behandeld zoals in Nederland gebruikelijk.

Artikel 53 (rol Landelijk officier van justitie inzake MOT-aangelegenheden)
Op de verwerking van gegevens door het Meldpunt is ingevolge de Wet melding ongebruikelijke transacties BES het regime van het Besluit politiegegevens van toepassing, inclusief de regels voor het verstrekken van gegevens. In dit artikel is voorzien dat, evenals in Nederland, verzoeken om gegevens in eerste instantie worden gericht tot de Landelijk officier van justitie inzake MOT-aangelegenheden. Deze beoordeelt of de aanvraag voldoet aan de gestelde eisen, en of zwaarwegende opsporingsbelangen zich verzetten tegen het verstrekken van de gevraagde gegevens.

Artikel 54 (aanwijzing lijsten sanctiewetgeving)
Dit artikel geeft invulling aan de meldplicht met betrekking tot transacties die zouden kunnen duiden op de financiering van terrorisme. Die meldplicht geldt onder meer voor transacties met betrokkenheid van (rechts)personen, groepen of entiteiten die zijn vermeld op de in dit artikel genoemde lijsten. De verwijzing naar deze lijsten laat onverlet dat voor dienstverleners het gebruik van andere lijsten in andere jurisdicties van belang kan zijn.

De Minister van Financiën,

De Minister van Justitie,

J.C. de Jager

E.M.H. Hirsch Ballin