‘Zo houden we de aandacht erbij’
Een aandachtsfunctionaris Kindermishandeling is aanspreekpunt voor professionals in een ziekenhuis bij vermoedens van kindermishandeling. Ook zorgen zij voor een opleidingsplan, kennisuitwisseling en professionalisering. ‘Zo houden we de aandacht erbij.’ Dat zij minister Rouvoet tijdens het symposium Aandachtsfunctionarissen Kindermishandeling op 28 september 2010 in Den Haag.
Hieronder de volledige tekst van zijn toespraak.
Geachte dames en heren,
en in het bijzonder geachte aandachtsfunctionarissen,
Om u draait het vandaag. U bent bij elkaar gekomen om kennis met elkaar te delen over de aanpak van kindermishandeling. Om elkaar te ontmoeten, ervaringen uit te wisselen en vragen te stellen. Om aandacht te besteden aan de aanpak van kindermishandeling.
En om die aandacht draait het ook. En om de bereidheid te handelen. Iets doen met een niet-pluis-gevoel. Daar kom ik zo nog even op terug.
Allereerst, stel ik u de vraag: Wat was voor u het moment waarop u dacht en nu is het genoeg! Ik moet er werk van maken. Dat gevoel van urgentie en betrokkenheid. Wanneer was dat voor u?
Ik heb al heel wat keren over de aanpak van kindermishandeling gesproken in mijn ambtstermijn. De feiten wennen niet. Het blijft schokkend om te moeten constateren dat in ons land nog zoveel kinderen mishandeld worden. In 2007 werd bekend dat zo’n 107.000 kinderen te maken hebben met een vorm van mishandeling. Veel meer dan we tot dan toe hadden aangenomen.
Nog steeds wordt het aantal slachtoffers van kindermishandeling onderschat, zo bleek ook uit recent onderzoek van Motivaction. Zij ondervroegen ‘de gewone man’ – zogezegd- naar zijn kennis over kindermishandeling. Wat bleek? De meeste ondervraagden denken wel dat kindermishandeling in hun directe omgeving voorkomt. Maar hoe dichter bij huis hoe kleiner ze die kans achten.
Toch heeft gemiddeld 1 kind in een klas te maken met een vorm van mishandeling: slaag, verwaarlozing geestelijk of emotioneel, of worden zonder ontbijt naar school gestuurd. Gemiddeld 1 kind per schoolklas maakt een vorm van mishandeling mee. Toen de cijfers in 2007 bekend werden, was voor mij de maat vol. Dat was het moment waarop ik dacht: daar wil ik als minister voor Jeugd en Gezin echt iets aan doen! Ik heb het bovenaan mijn prioriteitenlijstje gezet.
Al snel na mijn aantreden heb ik een actieplan voor de bestrijding van kindermishandeling in gang gezet. Dat loopt dit jaar af, maar ik kan u verzekeren dat we hard werken aan een vervolg. Zodat een volgende minister ermee verder kan, want we zijn er nog niet.
Er is de afgelopen jaren veel in gang gezet. We zijn druk bezig met het invoeren van een verplichte meldcode voor tal van professionals die met kinderen werken. De doorlooptijden bij de AMK’s zijn een stuk korter. We investeren in een sluitende aanpak in de regio’s. We proberen het besef van mensen te vergroten met de publiekscampagne.
Voor de ziekenhuizen is de Inspectie voor de gezondheidszorg een belangrijke katalysator. Denk aan de ontwikkeling van een veldnorm waarin de invulling van de functie van aandachtsfunctionaris een belangrijk plek heeft.
Deze ontwikkelingen zijn de mensen hier in het Medisch Centrum Haaglanden trouwens niet vreemd. Ik heb veel over uw activiteiten gehoord en het valt mij op dat hier pioniers zitten als het gaat om de aanpak van kindermishandeling. Het Haagse protocol levert meer meldingen van vermoedens van kindermishandeling op en meer kinderen worden geholpen. Een mooi voorbeeld voor andere ziekenhuizen. Die zie je ook op andere plaatsen. Bijvoorbeeld in Groningen, Utrecht, Friesland en Zeeland om maar wat te noemen.
Een meldcode heeft effect. Dat is een belangrijke reden de meldcode Huiselijk geweld en Kindermishandeling verplicht te stellen voor professionals. Zo’n code is een essentieel instrument voor de omgang met vermoedens van kindermishandeling. Mijn complimenten, want sinds die tijd zijn steeds meer professionals doordrongen van de urgentie van de aanpak van kindermishandeling.
En zien we dat het contact tussen het AMK en de ziekenhuizen toeneemt.
Dames en heren,
Een minister kan wel willen dat mensen hun vermoedens melden. Maar zo eenvoudig is dat niet. Ik begrijp heel goed dat je heen en weer geschud wordt door twijfel: heb ik het goed gezien? heb ik het goed gevoeld? En wat als het toch niet klopt? Het melden van een vermoeden heeft gevolgen. Voor het kind, voor de ouders, en voor je eigen vertrouwenspositie. Dat brengt een dilemma met zich mee. De keuze tussen twee onaantrekkelijke scenario’s: een onterechte beschuldiging of het laten voortduren van een onveilige situatie voor een kind of zelfs van reële mishandeling.
Om een besluit te kunnen nemen - melden of niet melden- is het belangrijk dat collega’s met elkaar en andere deskundigen kunnen praten. Daarom is consultatie ook een onderdeel van de meldcode. De aandachtsfunctionaris heeft de taak een werkwijze te creëren waarin die consultatie ook normaal is.
Uit het onderzoek van Motivaction – dat ik eerder noemde- blijkt overigens dat 6 van de 10 keer dat omstanders vermoedens van kindermishandeling melden, er ook echt iets aan de hand is. De mens heeft een radar en die radar is behoorlijk scherp. Bij professionals die met kinderen werken is die radar nog scherper afgesteld. Maar een melding moet zorgvuldig afgewogen worden. Daarbij moet worden gezocht naar een balans tussen voorzichtigheid en alertheid. Je wilt niet iemand aan de schandpaal nagelen die onschuldig is. Het Advies en Meldpunt Kindermishandeling – het AMK- is er daarom niet alleen voor meldingen. Maar juist ook voor advies.
Maar dat neemt niet weg dat professionals hun deskundigheid verder moeten uitbreiden. Kennis moet je blijven voeden. De aandachtsfunctionaris is niet alleen aanspreekpunt voor het bespreken van vermoedens en het stimuleren van het gesprek. Maar heeft ook de rol van aanjager als het gaat om professionaliseren.
Daarom bent u hier, dames en heren, om te zorgen dat de functie van aandachtsfunctionaris verder vorm krijgt. U heeft zich zelfs verenigd in een vakgroep.
Dat zegt mij dat u het serieus aanpakt. Niet alleen inspelen op de eisen van de IGZ, maar verder denken en meteen professioneel aanpakken. Dat betekent scholing en kennis delen. Zo houden we de aandacht erbij!
Begin volgend jaar verwachten we nieuwe cijfers met betrekking tot kindermishandeling. Ik hoop vurig dat er nu al minder slachtoffers zijn. Maar ook als dat niet zo is, dan moeten we het weten. We moeten weten welke kinderen er mee te maken hebben, want alleen dan kunnen we ze helpen. Daarbij moeten we allemaal de aandacht er bij houden. Iedereen. Iedereen die kinderen in zijn omgeving treft, en zeker iedereen die met kinderen werkt. Ik ben ervan overtuigd dat de aandachtsfunctionaris een belangrijke rol kan spelen om die aandacht vast te houden.
Dames en heren, ik ga afronden. Ik hoop dat u tijdens dit congres kennis heeft opgedaan over de aanpak van kindermishandeling en het signaleren ervan. Dat u contact heeft gelegd met mensen die hetzelfde doen als u, of juist in het verlengde werken. Dat u samen inspiratie heeft kunnen opdoen om de functie van aandachtsfunctionaris zo goed mogelijk vorm te geven. Ik hoop dat u geïnspireerd weer naar huis gaat. Ik wens u in ieder geval veel succes met het vervullen van uw functie. En als het even tegenzit, ga dan in gedachten terug naar het moment waarop u dacht: en nu is het genoeg!
Hartelijk dank!