Algemene wet bestuursrecht: verzoek inspecteur om heropening zaak afgewezen
De minister laat weten zijn cassatieberoep in te trekken tegen de hofuitspraak dat geen gevolg kan worden gegeven aan het verzoek van de inspecteur om heropening van de procedure.
Aan X bv is een naheffingsaanslag OB opgelegd. Deze aanslag is, na bezwaar, bij uitspraak van de inspecteur verminderd. De rechtbank heeft het tegen die uitspraak ingestelde beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de inspecteur vernietigd en de inspecteur opgedragen een nieuw besluit te nemen over de naheffingsaanslag, met inachtneming van de uitspraak. X bv stelde vervolgens hoger beroep in tegen de uitspraak, terwijl de inspecteur incidenteel hoger beroep ingestelde. Hof Den Haag heeft de uitspraak van de rechtbank voor zover die betrekking heeft op de naheffingsaanslag, alsmede de naheffingsaanslag vernietigd en voor het overige bevestigd. De staatssecretaris stelt daarop cassatieberoep in.
De Hoge Raad stelt vast dat de hofzitting plaatsvond op 8 december 2006, waarna het onderzoek ter zitting is gesloten. Op 19 januari 2007 is vervolgens uitspraak gedaan. Op 13 december 2006 diende de inspecteur bij het hof een verzoek in om heropening van het onderzoek. Dit verzoek is bij het hof in het ongerede geraakt en heeft de voorzitter nimmer bereikt. Volgens de Hoge Raad voorziet art. 8:68 Awb niet uitdrukkelijk in de mogelijkheid dat een partij verzoekt om heropening van het onderzoek. Desondanks staat het partijen vrij het gerecht te verzoeken om van zijn bevoegdheid tot heropening gebruikt te maken. Van een dergelijk verzoek moet het gerecht kennis nemen. Nu dit niet is gebeurd, is de grondslag van de uitspraak ondeugdelijk. De zaak wordt verwezen (nr. 43 904).
Het verwijzingshof ziet geen reden het onderzoek te heropenen. De inspecteur had immers in een eerder stadium kunnen verzoeken de zaak aan te houden voor een nader onderzoek naar de juistheid van de tenaamstelling van de naheffingsaanslag. Nu dit niet is gebeurd, kan het verzoek tot heropening, dat louter is gebaseerd op het bestaan van een beschikking fiscale eenheid, niet worden gehonoreerd.
De minster laat weten dat hij zijn cassatieberoep heeft ingetrokken. Ter toelichting merkt hij op dat het gerecht zijns inziens niet gehouden is bedoeld verzoek in te willigen. Het is immers aan het gerecht om vast te stellen of het onderzoek ter zitting als dan niet volledig is geweest. Het gerecht zal, afhankelijk van de aard, inhoud en strekking van hetgeen aan het verzoek om heropening ten grondslag ligt, moeten motiveren waarom het verzoek wordt afgewezen. De minister ziet overigens redenen waarom het verwijzingshof het verzoek zeer wel had kunnen honoreren. Hij acht de beslissing om niet tot heropening over te gaan echter naar behoren gemotiveerd en niet onbegrijpelijk. Om die reden verwacht hij dat het instellen van cassatie geen kans van slagen heeft.
Intrekking cassatieberoep minister van 31 augustus 2010, nr. DGB 2010-4944 inzake lopende procedure HR n.a.v. uitspraak verwijzingshof van 10 juni 2010, 2010/03109, 01-01-2000 t/m 31-12-2001, Awb 8.68