Artikel minister Donner (in Trouw)`Bedrijfsleven en overheid moeten gezamenlijk kinderarbeid bestrijden`
Zanger Jan Smit en couturier Frans Molenaar spraken de afgelopen week hun afschuw uit over de mogelijkheid dat hun C&A-kledinglijn met behulp van kinderarbeid is vervaardigd. Terecht wordt in de media aandacht gevraagd voor het grote onrecht van schending van arbeidsnormen, waaronder het gebruik van kinderarbeid vaak de grootste verontwaardiging oproept. Kinderarbeid is in de eenentwintigste eeuw namelijk nog altijd wijdverbreid en komt helaas ook, soms onbewust of ongewild, voor in de toeleveringsketens van Nederlandse bedrijven. Het bedrijfsleven kan kinderarbeid niet eigenhandig uitbannen, maar kan hieraan wel een belangrijke bijdrage leveren. Het is daarom dat de overheid en het bedrijfsleven snel om tafel moeten om hier concrete stappen in te zetten. Een bedrijvennetwerk tegen kinderarbeid in de keten is hard nodig.
Wereldwijd zijn er meer dan 215 miljoen kindarbeiders. Hun aantal is de afgelopen jaren licht gedaald. Maar het zijn nog altijd ruim 215 miljoen kinderen te veel. De daling lijkt bovendien te stagneren door de economische crisis. In de Afrikaanse landen ten zuiden van de Sahara neemt kinderarbeid als gevolg van oorlogen en het grote aantal aidsslachtoffers zelfs toe. De wereld mag de ogen niet sluiten voor deze beschamende werkelijkheid. Wij hebben de plicht ons te blijven inzetten voor de strijd tegen kinderarbeid. Die strijd moet op veel fronten tegelijk worden gevoerd.
Kinderarbeid kan niet worden uitgebannen door het simpelweg te verbieden. Er moet gewerkt worden aan alternatieven voor de kinderen en hun ouders. Alle kinderen moeten onderwijs kunnen volgen. En er zijn ook banen nodig waarmee volwassenen een behoorlijk loon verdienen zodat ze hun kinderen naar school kunnen laten gaan. Kwetsbare gezinnen moeten toegang krijgen tot sociale bescherming en gezondheidszorg. Wetgeving tegen kinderarbeid en controle daarop moeten goed in orde zijn.
In vrijwel alle landen trekt de economie na de diepe recessie weer aan. De handel neemt toe, economieën groeien. De inkomsten van overheden stijgen. We weten niet of dit herstel blijvend doorzet, maar het is goed om blijvende aandacht uit te laten gaan naar het bestrijden van kinderarbeid. Door te investeren in onderwijs, in banen en in sociale zekerheid. Maar overheden kunnen het niet alleen. Ook bedrijven – zowel in Nederland als in het buitenland - hebben een verantwoordelijkheid te dragen.
In 2016 moet het volgens de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO) afgelopen zijn met de ergste vormen van kinderarbeid. Om dit zo breed mogelijk af te spreken werd drie maanden geleden een kinderarbeidconferentie georganiseerd door het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de ILO. Aan deze conferentie namen ook internationaal opererende bedrijven deel. Bedrijven als IKEA, maar ook C&A, bespraken hoe ze in hun keten kinderarbeid tegengaan. Steeds meer internationaal opererende bedrijven geven gehoor aan de verwachtingen van consumenten en maatschappelijke organisaties om hun productie- en handelsketen te onderzoeken en voorwaarden te stellen aan hun toeleveranciers. Geen enkel bedrijf wil te maken hebben met kinderarbeid, maar het is voor bedrijven vaak wel moeilijk om te achterhalen of er bij hun toeleveranciers kinderen aan het werk zijn. Als er onverhoopt toch kinderen aangetroffen worden, staan bedrijven voor de vraag hoe ze die kinderen uit het productieproces kunnen halen en ervoor kunnen zorgen dat ze naar school kunnen.
Er zijn inmiddels voorlopers op dit gebied die laten zien dat het mogelijk is het productieproces volledig in beeld te krijgen en afspraken te maken met grote aantallen toeleveranciers en naleving van die afspraken te organiseren, veelal met private inspecties. Dat gaat niet vanzelf. Bedrijven die dit serieus doen getroosten zich veel moeite en verdienen waardering. Ieder weet dat bedrijven hierbij ook een commercieel belang hebben. Bedrijven die geassocieerd worden met kinderarbeid kunnen klanten verliezen. Maar we hoeven de inspanningen van bedrijven niet bij voorbaat te wantrouwen als een PR-actie. Consumenten en bedrijven moeten elkaar op een goede manier stimuleren. Het succes van de chocoladeletters van de Groene Sint vorig jaar was hiervan een sprekend voorbeeld. Harde garanties bestaan niet. Altijd kunnen er dingen misgaan. Kledingbedrijven waar schending van arbeidsnormen in de keten worden aangetroffen mogen publiekelijk ter verantwoording worden geroepen, ook in de media en het parlement. Die pressie toont dat het de samenleving ernst is. Die bedrijven moeten dan een eerlijke kans krijgen zich te verantwoorden. Een bedrijf met uitvoerige afspraken en inspecties, maar waar er in de uitvoering iets tussendoor geglipt is, verdient een andere reactie dan een bedrijf dat zich nog nooit iets gelegen liet liggen aan fatsoenlijke arbeidsomstandigheden en alleen op de lage prijzen van hun toeleverancier let.
Bedrijven kunnen van elkaar leren. Tijdens de conferentie heb ik aangekondigd dat de Nederlandse overheid het oprichten van een internationaal bedrijvennetwerk tegen kinderarbeid gaat ondersteunen. Dit netwerk zal gaan functioneren onder Global Compact, de VN organisatie voor maatschappelijk verantwoord ondernemen. Ter voorbereiding hierop zal ik met een aantal Nederlandse bedrijven op korte termijn in gesprek gaan om te bezien hoe kan worden voorkomen dat er in de productieketen van een bedrijf kinderarbeid plaats vindt.
Ten slotte wil ik er op wijzen dat wij als consumenten onze maatschappelijke verantwoordelijkheid moeten nemen en de prijs van fatsoenlijke arbeid moeten willen betalen, als individuele consument en als inkoper van grote organisaties, inclusief de overheid zelf.
Als we er met elkaar in slagen om kinderarbeid uit te bannen zullen we die investering dubbel en dwars terugverdienen. Kinderen zijn dan niet meer op hun twintigste jaar opgebrand, maar kunnen als goed opgeleide werknemers een stevige basis zijn voor de verdere ontwikkeling van hun land.