Kamerbrief inzake Bijeenkomst van de Europese Raad te Brussel, 16 september 2010
Graag bied ik u hierbij aan, mede namens de minister-president, de geannoteerde agenda van de Europese Raad van 16 september te Brussel.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
Drs. M.J.M. Verhagen
Geannoteerde agenda van de Europese Raad van 16 september 2010 te Brussel
Relatie strategische partners
De Europese Raad (ER) zal stil staan bij de wijze waarop de Unie vorm kan geven aan haar relaties met strategische partners. De discussie is voorbereid door de ministers van Buitenlandse Zaken tijdens de informele Raad Buitenlandse Zaken (het ‘Gymnich’-overleg) van 11 september jl. Op het moment van schrijven van deze brief is de uitkomst van dit overleg nog niet bekend. Ik verwijs u graag naar de geannoteerde agenda voor het Gymnich-overleg, uw Kamer op 6 september jl. toegegaan, waarin de positie van het kabinet op dit punt uiteen wordt gezet.
De ER zal met name aandacht besteden aan de wijze waarop de Unie kan komen tot een geïntegreerd beleid ten opzichte van strategische partners, waarbij de verschillende instrumenten van extern beleid op eenduidige wijze worden ingezet. Naast het GBVB/GVDB betekent dat ook het gebruik van bijvoorbeeld het handels-, klimaat/energie- en het ontwikkelingssamenwerkingbeleid. Het effectief kunnen inzetten van de middelen die de Unie tot haar beschikking heeft, vereist allereerst een duidelijke prioritering van belangen en doelstellingen. Daarbij moet een goede balans gevonden worden tussen enerzijds belangen gerelateerd aan handel, klimaat, migratie en energiezekerheid, en anderzijds belangen gerelateerd aan veiligheid, mensenrechten en een versterkte internationale rechtsorde. Maatwerk voor de verschillende partners is daarbij noodzakelijk.
Zoals reeds eerder aan uw Kamer gemeld, is het kabinet van mening dat de EU bij de discussie over strategische partners niet alleen de blik moet richten op opkomende landen als China, India en Brazilië, maar evenzeer aandacht moet besteden aan de landen die grenzen aan het grondgebied van de EU. Strategisch belang voor de Unie wordt daarbij niet alleen bepaald door positieve elementen, zoals mogelijkheden voor handel en politieke samenwerking, maar evenzeer door negatieve factoren die de Unie kunnen raken, zoals dreiging van terrorisme, grensoverschrijdende criminaliteit of grootschalige migratie.
Met het oog hierop is een gecoördineerde inzet van verschillende beleidsinstrumenten en complementariteit van de activiteiten van de verschillende EU-instellingen én van de lidstaten onontbeerlijk. Goed afgestemde handelingen vergroten het gewicht van de EU tegenover bilaterale partners en in multilaterale organisaties. De mogelijkheden die door het Verdrag van Lissabon hiertoe worden geboden, moeten ten volle worden benut.
Tussenrapportage Van Rompuy Groep
ER-voorzitter Van Rompuy zal mondeling verslag doen van de voortgang die de werkgroep economische governance de achterliggende periode onder zijn leiding heeft geboekt. Tijdens de Europese Raad van 17 juni jl. deed de heer Van Rompuy ook al verslag van de werkzaamheden van zijn taskforce. Sinds de juni-ER zijn er twee taskforce-bijeenkomsten geweest (op 12 juli en 6 september jl.). Minister De Jager (de Nederlandse vertegenwoordiger in de werkgroep) informeerde uw Kamer reeds over de uitkomsten van deze bijeenkomsten in verschillende brieven.
De ER van 17 juni bereikte overeenstemming over een eerste reeks richtsnoeren ter versterking van begrotingsdiscipline en macro-economisch toezicht. Deze richtsnoeren zijn tijdens de laatste twee bijeenkomsten van de taskforce verder uitgewerkt. In diens rapportage aan de aanstaande ER zal de heer Van Rompuy naar waarschijnlijkheid ingaan op (1) sancties op het terrein van het Stabiliteits- en Groeipact (SGP); (2) nationale budgettaire raamwerken en; (3) macro-economische onevenwichtigheden.
Ten aanzien van sancties op het terrein van het SGP is Nederland van mening dat binnen het Pact meer automatisch en sneller sancties moeten kunnen worden opgelegd. Ook zal binnen het SGP meer nadruk op het schuldcriterium moeten worden gelegd. Binnen de taskforce bestaat hierover reeds consensus.
Europese lidstaten zullen hun eigen begrotingsregels- en raamwerken gaan versterken. Er is overeengekomen dat vanaf 2011 een zogenaamd “Europees semester” zal worden ingevoerd, waarin de bestaande procedures van het SGP worden gesynchroniseerd met de nieuwe procedures in het kader van de Europa 2020-strategie en de monitoring van macro-economische onevenwichtigheden. Binnen het semester zullen lidstaten al in het voorjaar budgettaire en economische ramingen moeten presenteren, opdat Europese coördinatie eerder kan plaatsvinden en daarmee aan effectiviteit wint. Die ramingen zijn in Nederland nu al in het voorjaar beschikbaar. Voor Nederland is het van belang dat de nationale begrotingsprocedure niet wordt doorkruist. In de huidige voornemens is dat ook niet het geval. Dit alles zal bijdragen aan meer begrotingsdiscipline bij de lidstaten en een verbetering van de kwaliteit van hun begrotingen.
Nederland steunt het idee van een procedure voor de aanpak van macro-economische onevenwichtigheden. Nederland vindt het daarbij belangrijk dat bij de analyse op basis van indicatoren zorgvuldig wordt gekeken naar de potentieel schadelijke gevolgen voor de lidstaat zelf en andere lidstaten.
Tijdens de ER van oktober zal het eindrapport van de taskforce worden besproken. De Commissie zal daaraan voorafgaand (eind september) wetgevingsvoorstellen uitbrengen over versterking van het SGP en over de aanpak van macro-economische onevenwichtigheden. U wordt geïnformeerd over de Nederlandse inzet ten aanzien van deze voorstellen op de gebruikelijke wijze via de zogenaamde BNC-fiches.
Lunch ministers van Buitenlandse Zaken – Pakistan en Westelijke Balkan
De ministers van Buitenlandse Zaken zullen tijdens de ER een lunchbijeenkomst hebben, waar zij zullen spreken over Pakistan en de Westelijke Balkan.
Wat betreft Pakistan verwijs ik uw Kamer graag naar de geannoteerde agenda van het Gymnich-overleg, die u op maandag 6 september is toegegaan.
De discussie over de Westelijke Balkan zal zich naar verwachting toespitsen op de toetreding van de landen van de Westelijke Balkan tot de EU. Het kabinet staat positief tegenover het toetredingsperspectief van deze landen. Uitbreiding bevordert de regionale stabiliteit en vergroot de interne markt. Het kabinet blijft zich inzetten voor een strikt en geloofwaardig EU-uitbreidingsproces en zal in de discussie het belang van conditionaliteit benadrukken. Nieuwe stappen in het EU- uitbreidingsproces kunnen pas genomen worden als de noodzakelijke politieke, economische en maatschappelijke hervormingen doorgevoerd zijn, inclusief de vereiste JBZ-hervormingen. Daarnaast zal Nederland wijzen op de noodzaak tot volledige samenwerking met het Joegoslavië-tribunaal.
Wellicht zal worden gesproken over het advies van het Internationaal Gerechtshof over de onafhankelijkheidsverklaring van Kosovo en de door Servië met steun van de EU ingediende AVVN-resolutie hierover die op 9 september jl. is aangenomen. De resolutie roept op tot een dialoog tussen Servië en Kosovo over praktische vormen van samenwerking. Nederland waardeert de constructieve wijze waarop president Tadic met Hoge Vertegenwoordiger Ashton overleg heeft gevoerd over de resolutie, opdat deze voor alle partijen aanvaardbaar zou zijn. Nederland meent dat hieraan een vervolg moet worden gegeven door vanuit de EU deze dialoog nu ten spoedigste te entameren en faciliteren. In het licht van de wijze waarop partijen zich daarbij opstellen, kan worden bezien of later dit jaar een stap van EU-zijde kan worden gezet die partijen aanmoedigt tot een vergelijk te komen. Nederland acht Servië hoe dan ook gebonden aan goed nabuurschap ten opzichte van Kosovo. Voor Nederland blijft gelden dat ICTY-conditionaliteit, dat wil zeggen volledige samenwerking met het Joegoslavië-tribunaal, een cruciale eis is; Nederland ziet die eis immers ook als integraal onderdeel van de Kopenhagencriteria (functionerende rechtsstaat). Het kabinet wil zich dan ook pas later dit jaar, mede op basis van een rapportage van hoofdaanklager Brammertz, een nader oordeel vormen over welk gebaar richting Servië passend is. In elk geval heeft het voorzitterschap in de RAZ van 13 september jl. vastgesteld dat dit punt in oktober op de agenda van de RAZ zal komen.