Nederlandse jongeren leren of werken het meest
Nederland heeft met 2,1 procent internationaal gezien in 2008 het laagste percentage 15 tot 19 jarigen dat geen onderwijs volgt en geen baan heeft. 90 procent van de 15 tot 19 jarigen in Nederland volgt regulier onderwijs.
Ook onder de Nederlandse 20-24 jarigen is dit percentage het laagst binnen de OESO: slechts 5,6% van de niet onderwijsvolgenden in deze leeftijdsgroep heeft geen baan. Dit blijkt uit het rapport Education at a Glance 2010 waarin de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) het onderwijs in de OESO-landen vergelijkt.
Het rapport Education at a Glance vergelijkt onderwijsprestaties van alle OESO-landen aan de hand van indicatoren. Zo wordt er ook gekeken naar het percentage hoger opgeleiden in een land. In 2008 had bijna een derde van de totale Nederlandse beroepsbevolking een diploma in het hoger onderwijs gehaald, een gemiddelde stijging van bijna 3 procent per jaar sinds 1998. Onder 25 tot 34 jarigen had zelfs 40 procent een hoger onderwijsdiploma. Het OESO-gemiddelde lag op 35 procent.
Met een hoger opleidingsniveau neemt de kans op werkloosheid af. Van alle Nederlandse hoger opgeleiden was in 2008 1,6 procent werkloos. Het OESO-gemiddelde lag op 3,2 procent. Het percentage werkeloze Nederlanders zonder startkwalificatie bedroeg 3,4 procent. Het OESO-gemiddelde lag op 8,7 procent. Over het algemeen geldt dat in de meeste OESO landen de werkloosheid bij vrouwen op alle niveaus hoger ligt dan bij mannen. In Nederland geldt dat niet voor hoog opgeleide vrouwen. In deze cijfers zijn overigens de effecten van de economische crisis nog niet volledig zichtbaar.
Ook zijn er, soms forse, salarisverschillen tussen mensen met diverse opleidingsniveaus. Zo verdienen afgestudeerden van het hoger onderwijs in meer dan tweederde van de landen, waaronder Nederland, 50 procent meer dan lager opgeleiden. Voor vrouwen zijn deze verschillen nog groter. In alle landen verdienen mannen meer dan vrouwen.