Kamerbrief inzake geannoteerde agenda van de informele Raad Buitenlandse Zaken ("Gymnich") van 10 en 11 september 2010


Graag bied ik u hierbij de geannoteerde agenda aan van de informele Raad Buitenlandse Zaken (‘Gymnich’) van 10 en 11 september 2010.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

Drs. M.J.M. Verhagen

Geannoteerde agenda van de informele Raad Buitenlandse Zaken (‘Gymnich’) van 10 en 11 september 2010

Pakistan

De ministers van Buitenlandse Zaken zullen stilstaan bij de ernstige humanitaire nood in Pakistan die is ontstaan na zware overstromingen. Volgens schattingen hebben 15 tot 20 miljoen mensen -- ongeveer 1/10e van de bevolking -- noodonderdak, voedsel, medische zorg en schoon drinkwater en sanitatie nodig. Het officiële dodental is opgelopen tot 1475. De Pakistaanse overheid, het Pakistaanse leger, VN-organisaties en NGO’s doen hun uiterste best deze noden te lenigen. Sommige getroffen gebieden zijn echter moeilijk bereikbaar door weggespoelde bruggen en beschadigde wegen.

De Europese Commissie en de lidstaten hebben gezamenlijk al meer dan 250 miljoen euro toegezegd voor noodhulp. De Nederlandse regering stelde 8,6 miljoen euro beschikbaar, waarvan 2 miljoen euro via de publiekscampagne van de gezamenlijke hulporganisaties op 26 augustus jl.

Na de noodhulpfase zullen aanvullende maatregelen nodig zijn om de effecten van de ramp te bestrijden. Vooruitlopend op de Damage and Needs Assessment(DNA) die door de Wereldbank en de Asian Development Bank in samenwerking met de Pakistaanse autoriteiten wordt uitgevoerd, zal tijdens het Gymnich worden overwogen hoe de EU Pakistan in de wederopbouwfase kan ondersteunen.

Het kabinet verwelkomt de tijdige bespreking van de wederopbouwfase en is van mening dat de ontwikkelingssamenwerkingsprogramma’s van de Commissie en de individuele lidstaten aangepast moeten worden aan de nieuwe situatie. Naast rampenrisicovermindering zouden de prioriteiten geformuleerd in de DNA hierbij leidend moeten zijn. Aanvullende handelspreferenties zouden een effectieve ondersteuning kunnen vormen. Daarnaast zou ook handelsgerelateerde ondersteuning, ‘Aid for Trade’, moeten worden geboden. Het kabinet zal pleiten voor voldoende aandacht voor transparantie en verantwoording van de ter beschikking gestelde middelen.

Voorbereiding Europese Raad: strategische partners

De ministers zullen ter voorbereiding van de Europese Raad van 16 september aanstaande spreken over de ontwikkeling van een overkoepelende visie op de relatie van de EU met opkomende landen als China, India en Brazilië.

Het kabinet acht het van belang dat de EU een overkoepelende visie ontwikkelt op de relaties met strategische partners. Voor het kabinet vloeit relevantie daarbij niet alleen voort uit positieve factoren (zoals mogelijkheden voor handel of politieke samenwerking), maar evenzeer uit negatieve factoren die de belangen van de EU kunnen raken (zoals instabiliteit, criminaliteit of grootschalige migratie).

Ten aanzien van opkomende landen is het kabinet van mening dat de EU hen onder andere moet aanmoedigen in toenemende mate medeverantwoordelijkheid te dragen voor het oplossen van de grote mondiale vraagstukken (waaronder veiligheid, terrorisme, proliferatie, vrije handel, armoedebestrijding, klimaat/energie). Hiervoor is nodig dat de EU doorlopend haar engagement op politiek niveau toont. Ook door meer samen te werken, bijvoorbeeld in het kader van GBVB-missies, kunnen de EU en lidstaten een actievere en verantwoorde opstelling van opkomende landen stimuleren. Daarnaast dient de EU zich vanzelfsprekend te blijven inzetten voor een verbeterd respect voor mensenrechten wereldwijd.

Bij het schrijven van deze brief is nog niet bekend hoe diepgaand over de bilaterale relaties van de EU met elk van de drie hierboven genoemde landen (China, India, Brazilië) zal worden gesproken. Waarschijnlijk zal de meeste aandacht uitgaan naar China, waarbij Hoge Vertegenwoordiger (HV) Ashton ook zal willen berichten over haar bezoek aan dit land van 29 augustus tot 4 september 2010. Het kabinet zal ervoor pleiten per strategische relatie de EU-belangen en -doelen te definiëren, op basis waarvan vervolgens kan worden bezien hoe elke relatie verder vorm te geven. Daarbij zal ook moeten worden bezien welke 'hefbomen' kunnen worden benut om de gestelde doelen te bereiken. Maatwerk is noodzakelijk - er is geen samenwerkingssjabloon dat op alle relaties past.

In haar buitenland beleid moet de EU naar de mening van het kabinet overigens ook ruime aandacht geven aan de gebieden die grenzen aan het eigen grondgebied, dat wil zeggen de Oostelijke buren, Rusland, Turkije en de Mediterrane Partners. Deze prioriteitsstelling volgt uit de natuurlijke betrokkenheid bij en nabijheid van deze landen. Alleen al door hun nabijheid zijn deze landen en gebieden van strategisch belang voor de Europese Unie. Om maximale effectiviteit te sorteren, moet de EU synergieën zoeken met internationale en regionale organisaties die zich met deze regio’s bezighouden, zoals de NAVO, de OVSE en de Raad van Europa.

De uitkomsten van het Gymnich-overleg en de Europese Raad zullen horizontaal moeten worden doorgevoerd in het beleid van de EU: niet alleen in het GBVB/GVDB, maar bijvoorbeeld ook in het handels-, klimaat/energie- en in het ontwikkelingssamenwerkingsbeleid. Op deze wijze kan de EU een overtuigend en coherent beleid voeren en een sterkere positie op het wereldtoneel innemen. Voor een succesvolle uitvoering van het Europese buitenlandbeleid is het verder noodzakelijk dat de lidstaten en de EU hun activiteiten en posities op elkaar afstemmen. Goed afgestemde handelingen vergroten het gewicht van de EU tegenover bilaterale partners en in multilaterale organisaties. De HV, ook in haar rol als voorzitter van de Raad Buitenlandse Zaken (RBZ), heeft hierin een belangrijke leidende en verbindende rol te spelen.

Werkmethoden RBZ

De ministers zullen van gedachten wisselen over de werkmethoden van de RBZ en de wijze waarop de RBZ onder het Verdrag van Lissabon het externe beleid van de Unie mede vormgeeft. Het kabinet is tevreden met de agendaplanning en frequentie van de Raad. Het kabinet steunt het primaat van de HV in de agendering van RBZ-onderwerpen. Daarbij waardeert Nederland de ontvankelijkheid die de HV het afgelopen jaar heeft getoond bij het agenderen van onderwerpen die van bijzonder belang zijn voor lidstaten, zoals de bespreking van het tegengaan van kinderarbeid in de RBZ van juni jl.

Werkontbijt met ministers kandidaat-lidstaten

En margevan het Gymnich zal conform gebruik gesproken worden met de ministers van Buitenlandse Zaken van de kandidaat-lidstaten, waarbij zij zullen worden geïnformeerd over hetgeen tijdens het Gymnich is besproken en nog aan de orde zal komen.

Turkije

De ministers zullen spreken over de relatie tussen de EU en Turkije. De nadruk zal liggen op het buitenlandbeleid. Turkije is een regionale macht die nauw betrokken is bij voor de EU cruciale landen en gebieden: de Balkan, Cyprus, Iran, Irak, Syrië, Libanon, het Midden-Oosten Vredesproces (MOVP), de Kaukasus en Afghanistan/Pakistan.

Turkije koos recentelijk op enkele belangrijke buitenlandpolitieke dossiers, zoals Iran (een tegenstem op het VNVR-sanctiebesluit) en het MOVP (de nasleep van het Gaza flottielje-incident en de opstelling jegens Israël), een andere positie dan de EU. Van Turkije mag, als kandidaat-lidstaat, verwacht worden dat het zich in de regel aansluit bij gemeenschappelijke EU-posities. Turkije stelt zelf dat het eigen ‘geen conflicten’-beleid op de lange termijn ook het belang van de EU dient.

Het kabinet is van mening dat de EU en Turkije vitale belangen delen en baat kunnen hebben bij elkaar versterkend optreden. Turkije kan bijvoorbeeld bijdragen aan het bevorderen van stabiliteit en veiligheid, aan bestrijding van illegale migratie en drugssmokkel en aan verzekering van de energievoorziening aan de EU die via aan de EU grenzende gebieden loopt. De EU is daarom gebaat bij een actief en betrokken Turkije. Het Turkse ‘geen conflicten’-beleid, alsook de substantiële bijdrage van Turkije aan missies in het kader van het GVDB dragen bij aan deze betrokkenheid. De ministers zouden bij hun discussie moeten overeenkomen dat de EU bij Turkije nogmaals zal onderstrepen wat de voordelen zijn van goede samenwerking in de regio.

Tegelijkertijd is het cruciaal dat Turkije zich politiek en sociaal-economisch blijft hervormen. Het EU-integratieproces -- waarvan de uitkomst niet vaststaat -- is daarbij van grote waarde. Dit proces is momenteel het meest geschikte instrument om te bereiken dat Turkije op den duur dezelfde normen onderschrijft en handhaaft als de EU. Daartoe zal Turkije de binnenlandspolitieke hervormingen voortvarend moeten voortzetten, waaronder verbetering van de positie van minderheden.

EUMM

Los van de agenda van het aanstaande Gymnich-overleg memoreer ik tot slot dat in de geannoteerde agenda voor de RBZ van 16 juli jl. (Kamerstuk 21501-02 nr. 978) melding werd gemaakt van de verlenging van de Europese waarnemingsmissie in Georgië (EUMM). Als vervolg hierop deel ik uw Kamer mee dat ook Nederland zijn bijdrage van maximaal 10 man aan deze missie tot 14 september 2011 verlengt. De missie ziet met name toe op de uitvoering van acties voortvloeiend uit het Six Point Agreementen de naleving daarvan, en draagt zo bij aan stabiliteit en normalisatie in Georgië en de grensgebieden, waaronder Zuid-Ossetië en Abchazië.